Voor haar promotieonderzoek ondervroeg Sara Pabian (Universiteit Antwerpen) 2.000 Vlaamse jongeren tussen 10 en 17 jaar over cyberpesten. We vroegen om tekst en uitleg.
1. Wie is de typische cyberpester?
‘Zes procent van de jongeren die ik ondervroeg, gaf aan recent anderen online te hebben gepest. Het gaat dan bijvoorbeeld om gemene berichten op Facebook posten of liken – waarbij ze dat bewust, en herhaaldelijk, doen om het slachtoffer te kwetsen. De meesten zijn 13 tot 15 jaar, en ze pesten kinderen die wat jonger zijn dan hen. Verschillen tussen jongens en meisjes vonden we niet.’
‘De typische cyberpester heeft een goede mensenkennis en kan goed gevoelens inschatten. Hij is vlot en sociaal, maar gebruikt antisociaal gedrag om een doel – vaak is dat populariteit – te bereiken. Zijn mensenkennis is zijn macht – in tegenstelling tot de traditionele pester, die vooral zijn fysieke kracht gebruikt. Daarbij houdt hij geen rekening met de gevolgen voor zijn slachtoffer. Spijt of schuldgevoelens over dit pestgedrag heeft hij niet. Cyberpesters willen vaak negatieve emoties vrijlaten door te pesten: ze zijn boos of gefrustreerd door iets wat bijvoorbeeld op school is gebeurd.’
‘Belangrijk is ook dat daders denken dat cyberpesten de norm is, en dat andere jongeren het goedkeuren. Ze voelen zelfs een groepsdruk om te cyberpesten. Als ze zien dat een gemeen bericht op Facebook al honderd likes heeft, dan hebben ze de neiging het ook te liken.’
2. Wie is het typische slachtoffer?
‘Elf procent van de jongeren die ik ondervroeg, gaf aan recent te zijn gepest op het internet. De meerderheid van de slachtoffers zit in het laatste jaar van de lagere school.’
‘Slachtoffers van cyberpesten hebben vaak sociale angst: ze zijn niet vlot in de omgang met leeftijdsgenoten, ze trekken zich terug. Dat is geen gevolg, maar een aanleiding tot pesten. Daders richten zich op de outsiders.’
‘Gepest worden kan overigens leiden tot zelf gaan pesten. Zo worden slachtoffers daders. Het gaat vooral om slachtoffers die boosheid voelen en hun gevoelens niet kunnen kanaliseren.’
3. Is cyberpesten minder erg dan traditioneel pesten?
‘Cyberpesten duurt gewoonlijk korter dan het klassieke pesten, dat jarenlang kan duren. Maar het kan wel offline verdergaan. Omgekeerd zetten ook traditionele daders hun pestgedrag online verder. Hoe erg cyberpesten is, hangt vooral af van hoeveel mensen de pestberichten kunnen zien. Hoe meer bekenden ze lezen, hoe erger voor de slachtoffers.’
4. Wordt er vandaag meer gepest dan vroeger?
‘Nee, de cijfers blijven stabiel. Er is vandaag gewoon meer aandacht voor het probleem. We zien ook dat het traditionele pesten nog steeds vaker voorkomt dan cyberpesten: respectievelijk 8 en 6 procent van de jongeren zijn daders; 11 en 15 procent zijn slachtoffers.’
5. Hoe reageer je best als ouder als je kind gepest wordt? En wat als het zelf een pestkop is?
‘Als je kind het slachtoffer is van cyberpesten, hou dan alle pestberichten bij. En neem contact op met de school van je kind. Vaak zijn de pesters medeleerlingen. Een gemeen bericht terugposten als ouder is in elk geval geen goed idee. Je kan wel overwegen om een persoonlijk Facebookbericht te versturen. Hou het subtiel, want anders kan het probleem escaleren.’
‘Is je kind een pester, dan mag je dat gedrag zeker niet negeren. Praat erover met je kind, en neem eveneens contact op met de school.’
6. Wat kan je doen als je het slachtoffer bent van cyberpesten?
‘Blokkeer de dader. Verander je paswoorden als er sprake is van inbraak in je mail of je Facebookprofiel. Ga niet terugpesten. Als het gaat om zwaar, mogelijk strafbaar, pestgedrag, neem dan contact op met de politie.’
7. Hoe zorg je er als school voor dat pestgedrag vermindert?
‘Een gesprek tussen slachtoffer en dader, geleid door een leerkracht, is vaak de beste oplossing. Vaak heerst er in de klasgroep een norm dat cyberpesten oké is. Die kan je proberen te veranderen door een populaire klasgenoot in te schakelen.’