Gevoelens van onrechtvaardigheid vormen samen met ideologische of religieuze overtuigingen een perfecte voedingsbodem voor radicalisering. 'De psychologie achter radicalisering begrijpen is de eerste stap richting preventie en deradicalisering', zegt Kees van den Bos.
Moslims voelen zich soms onrechtvaardig behandeld door de overheid. Misschien omdat het Suikerfeest geen officiële feestdag is in Nederland of België, of vanwege discriminatie op de arbeidsmarkt. Ook rechts- en linksextremisten nemen onrechtvaardigheid in de samenleving waar. Hoe leidt dat gevoel tot extremisme of zelfs terrorisme? En hoe kun je radicale gedachten weer ombuigen of juist voorkomen? Daarover schrijft sociaal psycholoog Kees van den Bos (Universiteit Utrecht) in zijn boek Waarom mensen radicaliseren (Prometheus). Ik zoek hem op in Utrecht.
Een krappe maand geleden kwamen in deze stad vier mensen om het leven bij een aanslag in een tram. Waarschijnlijk is de dader een moslimextremist. “De verdachte, Gökmen T., lijkt vanuit een terroristisch jihadistisch motief te hebben gehandeld”, meent Van den Bos. “Zijn precieze redenen om de aanslag te plegen zijn nog onduidelijk. Maar twee getuigen hoorden hem ‘Allahu Akbar’ roepen. Ook een briefje op zijn vluchtauto lijkt te wijzen op terroristische beweegredenen. De verdachte dacht bovendien heel negatief over de Nederlandse democratie en rechtsstaat. En hij wilde zijn ideeën daarover verspreiden, typisch voor extremisten.”
Speelt onrechtvaardigheid altijd een belangrijke rol, zowel bij rechts-, links- als moslimextremisme?
“Ja. Het waarnemen van onrechtvaardigheid komt voor bij al die varianten. Waar die waarnemingen vandaan komen, verschilt wel. Rechtsextremisten, zoals de dader van de aanslag in Christchurch in Nieuw-Zeeland, voelen zich vaak achtergesteld ten opzichte van migranten of moslims. Deze nieuwkomers zouden hun banen, huizen en vrouwen afpakken. Rechtsextremisten vergelijken zichzelf met een andere groep uit de samenleving. Dat noemen we horizontale groepsdeprivatie.”
“Moslimextremisten reppen nauwelijks over andere groepen uit de samenleving. Voor mijn onderzoek spreek ik bijvoorbeeld met salafisten (fundamentalistische soennitische moslims, red.). Zij kijken naar de autoriteiten en vinden dat die te weinig opkomen voor de belangen van moslims. Verticale groepsdeprivatie heet dat. Het Suikerfeest zou volgens hen een nationale feestdag moeten zijn. En ze vinden dat de overheid meer moet doen aan de discriminatie op de
arbeidsmarkt. Uit onderzoek blijkt dat ‘Mark’ nog steeds vaker op sollicitatiegesprek mag komen dan ‘Mohammed’. Ook met hetzelfde cv.”
“Linksextremisme komt meer voort uit fundamentele morele principes. Linksextremisten vinden bijvoorbeeld dat de samenleving slecht omgaat met het milieu, asielzoekers of de rechten van dieren. Terwijl zij die zaken heel belangrijk vinden.”
Hoe leidt zo’n gevoel van onrechtvaardigheid tot terrorisme?
“Onrechtvaardigheid voelt alsof sommige zaken in je omgeving of in de maatschappij écht niet deugen. Dat roept kwaadheid en zwart-witdenken op. Als je woedend bent, is zwart-witdenken heel lekker. Hoe extremer, hoe beter. Op die momenten voelen mensen zich extra aangetrokken tot religie of ideologie. Overtreed je vervolgens de wet met geweld om die religie of ideologie te verspreiden, dan spreken we van terrorisme. Eigenlijk liggen normale psychologische processen – dus wat gezonde mensen denken, doen en voelen – ten grondslag aan extremisme of terrorisme. Psychische stoornissen spelen soms een rol, maar minder vaak dan veel mensen denken. Als ze invloed hebben, dan is die invloed meestal klein. Psychische stoornissen of criminaliteit kunnen er soms wel voor zorgen dat iemand extremistischer gaat denken. Door je aan te sluiten bij een radicale beweging, vlucht je weg van het leven als loser dat je tot dan toe leidde. Religie of extreme ideologie kan dan een ‘oplossing’ zijn voor je problemen.”
Iedereen voelt zich wel eens onrechtvaardig behandeld. Hoe herken je het moment waarop dat doorslaat?
“Dat is lastig. Onrechtvaardigheid ervaren kan ook goed zijn. Het motiveert je om iets aan die onrechtvaardigheid te doen. Denk aan activisme. Dat is trouwens de eerste fase van radicalisering. Als je vervolgens welbewust de wet overtreedt, met of zonder geweld, spreek je van extremisme. Dat is de tweede fase van radicaal gedrag. De derde en laatste fase van radicalisering is terrorisme: dan overtreed je de wet – met geweld – om een bepaalde religie of ideologie te verspreiden.”
“Het ontmenselijken van de tegenstander is een belangrijk moment waarop radicalisering doorslaat. Zo’n radicaliseringsproces verloopt soms snel en soms langzaam.
Bij Ulrike Meinhof, bijvoorbeeld, verliep het langzaam. Zij was in de jaren 1970 de leidster van de Duitse links-extremistische terreurgroep Rote Armee Fraktion. De groep knokte tegen het kapitalisme in Duitsland. Meinhof werd steeds linkser, extremer en bevlogener. Op een gegeven moment propageerde ze in het blad Der Spiegel dat politieagenten zwijnen zijn omdat ze het kapitalisme vertegenwoordigen, en dat je erop mag schieten. Het is een beroemd voorbeeld van het ontmenselijken van de tegenstander. Meinhof sympathiseerde met geweld en zag geweld als middel om de onrechtvaardigheid van het kapitalisme te bestrijden. Ook dat zijn gevaarlijke tekenen.”
“Daarnaast lijken extremisten of terroristen de democratie of rechtsstaat vaak te verachten. Ze focussen vooral op hun eigen belangen, en bijvoorbeeld niet op die van minderheden. En nog een laatste herkenningspunt: wie aan het radicaliseren is, draagt zijn gedachten graag uit, zo blijkt uit onderzoek. Tenminste, als je ernaar vraagt en oprechte interesse toont. Je bespreekt zulke gedachten niet zomaar tijdens een kopje thee met je moeder.”
“We moeten trouwens oppassen met grappig bedoelde filmpjes, memes, tweets … ‘Als je Thierry dood wil schieten, zeg dan paf!’, riep een linkse activiste laatst tijdens een antiracismedemonstratie in Amsterdam (naar aanleiding van de grote winst voor de nationalistische en rechtse partij Forum voor Democratie van Thierry Baudet tijdens de verkiezingen in maart, red.). Juist omdat het grappig bedoeld was en geuit wordt in een mensenmassa, is het gevaarlijk. Zo raak je eraan gewend en is het makkelijker om over te gaan tot extreem gedrag.”
Dat zijn best wat zaken. Waarom heeft de omgeving van een radicaliserende man of vrouw dan toch vaak niks door?
“Ergens weet je als je radicaliseert dat je extreme gedachten niet helemaal juist zijn. Dus verberg je het in andere delen van je leven. En dan is er ook nog het verschil tussen leiders en volgers. Psychologisch gezien verschillen die van elkaar. We weten er nog niet veel over, maar leiders zoals Anders Breivik (die in 2011 in Noorwegen aanslagen pleegde die 77 mensen het leven kostten, red.) houden er vaak heel uitvoerige documenten met uitgewerkte gedachten op na. Volgers zoals Gökmen T. kopiëren het gedrag van anderen. Mogelijk gaan ze niet alleen een radicaliseringsproces door, maar hebben ze ook andere problemen. Bijvoorbeeld met drank, drugs of criminaliteit.”
Hoe buig je radicalisering om?
“Deradicaliseren is moeilijk. Je moet per individu kijken wat hem of haar heeft gedreven. Vervolgens kun je zien of je rechtvaardigheid kunt loskoppelen van de radicale beweging die de extremist of terrorist aanhangt. Want hoewel onrechtvaardigheid een grote rol speelt in het radicaliseringsproces, handelen terroristen en extremisten zelf ook vaak onrechtvaardig. Waarschijnlijk hebben ze dat dan niet meer door of vinden ze dat het doel de middelen heiligt. Wat soms ook een handje helpt, is persoonlijk contact met de tegenstanders. Rechtsextremisten werden bijvoorbeeld weleens opgesloten in een gevangenis met niet-westerse bewakers. Die bewakers bleken heel geïnteresseerd in hen. Dat hadden de extremisten niet verwacht.”
Vindt u het een goed idee om moslimextremisten in dezelfde gevangenis op te sluiten?
“Nee. Ideeën waar de ene extremist niet opkomt, bedenkt de ander vast. Samen opsluiten zorgt mogelijk voor een groepsdynamiek die extremistische gedachten sterker maakt. Het is belangrijk om contact met anderen te stimuleren. Maar daarbij moet je wel zorgen dat die anderen niet worden meegezogen met de wereldbeelden van de extremisten. En dat is lastig. In Vught zit er een terroristenafdeling in de gevangenis. Daar leveren ze individueel maatwerk om extremisten te re-integreren. Gevangenen leren daar bijvoorbeeld om hun denkkracht te vergroten.”
Hoe voorkom je moslimradicalisering?
“We kunnen religie in elk geval niet verbieden. In mijn privéleven ben ik een atheïst. Religie vind ik, persoonlijk en als je er rationeel naar kijkt, onzinnig. Toch zie ik als wetenschapper in de psychologie wat de functie ervan is: zingeving. We kunnen wel samen afspreken hoe we in de maatschappij met elkaar omgaan. Daarbinnen mag iedereen dan geloven wat hij of zij wil. Die regels moeten vooral minderheden beschermen. Zo’n afspraak is bijvoorbeeld gericht op de emancipatie van homo’s.
Homo’s die hand in hand door Amsterdam lopen, worden soms lastig gevallen of zelfs in elkaar geslagen. Dat vind ik absurd. Of op discriminatie, want dat wakkert mogelijk ook een gevoel van onrechtvaardigheid aan. De Nederlandse premier Mark Rutte zegt niets te kunnen doen aan de discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt: ‘Je moet je maar invechten.’ Heel liberaal om zoiets te zeggen, maar discriminatie werkt radicalisering mogelijk in de hand. Kijk naar Mohammed B., de moordenaar van de Nederlandse filmmaker Theo van Gogh. Het lukte hem niet om een baan te vinden na het voltooien van zijn hogere beroepsopleiding. Daarna radicaliseerde hij heel snel. Ook moeten we activisten en mensen met extreme gedachten serieus nemen, zoals de kiezers die op een extreemrechtse politieke partij stemmen.”
Hoe doe je dat?
“Het is belangrijk om te achterhalen hoe reëel de zorgen van activisten of extreemrechtse stemmers zijn. En ook wat hen gedreven heeft om te protesteren. Is het leven inderdaad te duur voor mensen met een normale baan? Is de inkomenskloof echt heel groot? Misschien kan de overheid specifieke punten aanpassen, zonder een grens over te gaan.”
Zoals van het Suikerfeest een officiële feestdag maken? Wakkert dat dan geen rechtsextremisme aan?
“De politici die hierover besluiten, moeten met alle groepen in de maatschappij rekening houden. Bijvoorbeeld door te informeren bij de moslims en bij tegenstanders, zoals rechts georiënteerde kiezers. Ik maak me zorgen om de enorme maatschappelijk polarisatie. Ik heb eens in een interview gezegd dat moslimrespondenten uit mijn onderzoek het Suikerfeest heel belangrijk vinden. De krant kopte: ‘Utrechtse hoogleraar raadt aan om van Suikerfeest een vrije dag te maken’. Dat was natuurlijk niet mijn punt. Ik wilde duiden wat bepaalde groepen in de samenleving belangrijk vinden. Ik kreeg veel haatmails daarna. Ik zou de westerse cultuur verkwanselen. Die extreme reacties en polarisering vind ik zorgelijk.”
U heeft het in uw boek ook over een ‘Nieuwe Gouden Regel’. Wat bedoelt u daarmee?
“We kennen al de ‘Gouden Regel’ uit de filosofie: Behandel anderen zoals je zelf ook behandeld wil worden. Ik pleit voor een ‘Nieuwe Gouden Regel’: Wijs anderen niet alleen op hun rechten, maar ook op hun plichten en verantwoordelijkheden. Je helpt elkaar, maar je spreekt elkaar dus ook aan als het niet goed gaat. Activisten of extremisten pamperen is dus niet de bedoeling. Wijs hen op de grenzen van de democratische rechtsstaat. Dat is een taak voor iedereen: wetenschapers, leerkrachten, journalisten, burgers, politici …”
“Bovendien mogen we meer praten en communiceren over normen en waarden in onze maatschappij. Zo kunnen scholen of andere opleidingen daar in lessen maatschappijleer aandacht aan schenken. Hoe moet je solliciteren? Hoe kijk je iemand aan? Hoe vrijmoedig mag je je gedragen tijdens een sollicitatiegesprek? Zulke subtiele normen en waarden verschillen van cultuur tot cultuur. Misschien is het lastig om ze zelf uit te vogelen als je ze niet kent.”