Sporten is niet alleen gezond, het zou ook de schoolprestaties van kinderen verbeteren. Al ontbreekt daarvoor stevig wetenschappelijk bewijs. Eigenlijk is er maar één methode die gegarandeerd werkt. ‘Wil je betere punten, dan moet je bewegen en leren combineren.’
Jonglerend rekensommen maken. Tussen de les door losweg wat bewegen. De uitkomst van acht maal vier in spreid-sluitsprongen laten zien. Springend spellen. Beloond worden met een sticker als je niet met de bus of auto, maar met de fiets of benenwagen naar school komt.
Het zijn zomaar wat manieren om basisschoolkinderen meer te laten bewegen. Want bewegen is gezond, daarover valt niet te twisten. Toch doen we het met z’n allen te weinig. Kinderen spelen minder buiten en grijper sneller naar hun iPad of smartphone. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) schrijft elke dag 60 minuten matige tot intensieve beweging voor. In Nederland voldoet minstens de helft van de schoolgaande kinderen daar niet aan. En in België loopt dat zelfs op tot 85 procent of meer. Het aantal kinderen met obesitas of overgewicht nam gestaag toe. In Nederland kampt ruim 13 procent van de scholieren met overgewicht, in België zo’n 16 procent.
‘Kinderen werken taakgerichter, en dat is een belangrijke voorspeller van leerprestaties’
Voldoende beweegredenen om sporten op school flink aan te moedigen, zou je denken. Sinds vrij recent duikt nog een ander motief op: meer bewegen zou ook de rapportcijfers verbeteren. Heel wat wetenschappers buigen zich over die link en proberen met beweeginterventies de schoolprestaties op te krikken. Helaas slaagt het merendeel er (nog) niet in om overtuigend bewijs te leveren.
Zo publiceerden Nederlandse onderzoekers een literatuurstudie over het verband tussen beweging en schoolprestaties bij kinderen. Ze bekeken veertien eerdere publicaties verschenen tussen 1990 en 2010. De meeste studies bleken van onvoldoende kwaliteit door ontbrekende controlegroepen.
Daarom besloot Amika Singh, de hoofdauteur van de literatuurstudie, zelf een onderzoeksproject op poten te zetten. Singh is als bewegingswetenschapper en epidemioloog verbonden aan het Mulier Instituut (Utrecht) en het Amsterdam UMC. Met het project, dat Smart Moves heet en verschillende scholen, universiteiten, hogescholen en beleidsinstellingen verbindt, hoopte ze de samenhang tussen bewegen en schoolprestaties beter in kaart te brengen.
Tussen 2014 en 2018 voerden Singh en haar team diverse experimenten uit, bijvoorbeeld naar welke effecten fietsen op een ergometer heeft op de aandacht, of naar wat er gebeurt als de kinderen dagelijks twee keer, één keer of helemaal niet bewegen. Ze publiceerden ook een tweede literatuurstudie. Maar opnieuw bleek er onvoldoende wetenschappelijk bewijs voor te zijn dat bewegen gunstig is voor het rapport. ‘Al vonden we ook geen negatieve effecten’, zegt Singh. ‘Dat is goed nieuws, want bewegen bevordert wel de gezondheid. Bovendien vinden kinderen meer bewegen vrijwel altijd leuk, met name de afwisseling met het stilzitten.’
Taakgerichter, maar niet beter in lezen
Enkele studies uit het literatuuronderzoek laten wel voorzichtig positieve resultaten zien. Kinderen tot zestien jaar oud die twee jaar lang zeker drie keer per week 60 minuten extra bewegen, scoren net wat beter op reken- en wiskundetoetsen. En uit eigen onderzoek van Singh en collega’s blijkt dat twee keer 20 minuten bewegen gunstige effecten heeft op de aandacht.Van kinderen die twee keer per dag bewogen was de selectieve aandacht – hun vermogen om zich uitsluitend te concentreren op wat belangrijk is – iets beter dan die van de kinderen die niet of maar één keer bewogen. ‘Het effect was zeer klein,’ geeft Singh toe, ‘maar het spreekt wel in het voordeel van beweging. Langlopende studies tonen dat vrij intensieve interventies echt wel zoden aan de dijk kunnen zetten.’
‘We hadden voorzien dat de beweeginterventies ook het lezen zouden bevorderen, maar dat was niet het geval’
‘Af en toe eens huppelend een sommetje maken of andere kleine beweegtussendoortjes van twee minuten hebben dan weer geen meetbaar effect op schoolprestaties’, meent Singh. ‘En van een zeven op je toets maak je hoe dan ook geen negen door plots meer te bewegen.’ Heel wat andere factoren beïnvloeden de schoolresultaten, waaronder slaap, voeding en het opleidingsniveau van de ouders. ‘Meer beweging is geen wondermiddel dat alle kinderen plots een stap vooruithelpt op school. De opleiding van de ouders is wellicht de grootste voorspeller van hoe een kind het op school doet. Leerlingen met hoogopgeleide ouders bewegen gemiddeld meer. Hoogopgeleide ouders helpen hun kinderen misschien ook beter met bijvoorbeeld huiswerk.’ Zonder interventies is het volgens Singh hoe dan ook moeilijk om de invloed van bewegen en de invloed van de ouders op schoolprestaties uit elkaar te trekken.
Voor een goed rapport zal je kind dus vooral hard moeten studeren. Al is er wel een beetje goed nieuws. Kinderen die studeren tijdens het bewegen, zien hun schoolprestaties wel degelijk opknappen. Dat blijkt onder meer uit onderzoek van het UMC Groningen en de Rijksuniversiteit Groningen. Kinderen die op school deelnamen aan het zogenaamde beweegprogramma Fit en Vaardig boekten vier maanden extra leerwinst op de Cito-toets, de eindtoetsen in groep acht (kinderen van elf tot dertien jaar oud), ten opzichte van de kinderen die niet aan het programma meededen. Bovendien verbeterde hun concentratie en liepen ze minder risico op overgewicht.
Leerlingen die aan het programma meededen, bewogen drie keer per week telkens ongeveer een half uur, en ondertussen oefenden ze hun leerstof. Denk aan spellen en marcheren, of het antwoord van twee maal vier in spreidsprongen uitbeelden. De leerkracht gaf instructies en op een digitaal bord werden de opdrachten getoond. Tussen de opdrachten door jogden de kinderen ter plaatse. Dat alles vond plaats in het klaslokaal.
‘De leerstof waarmee scholieren daarbij aan de slag gaan is voor hen niet nieuw’, verduidelijkt Esther Hartman (UMC Groningen), die bestudeert welke effecten beweegprogramma’s als Fit en Vaardig hebben op schoolprestaties, cognitie en fitheid. ‘Het zijn altijd herhalingen – van de tafels, meetkunde of rekenen met geld. De leerlingen oefenen tijdens het bewegen op tijd: het doel is om snel het juiste antwoord te geven.’
Het onderzoek vond plaats in twaalf Nederlandse basisscholen, bij leerlingen van groepen vier en vijf. De leerlingen waren zeven tot negen jaar oud. De helft van de kinderen in de klassen volgde twee jaar lang beweeglessen, de andere helft volgde steeds het reguliere reken- en taalonderwijs.
Al na één jaar gingen de bewegende deelnemers erop vooruit. De scholieren konden zich beter concentreren op hun schoolwerk direct na een Fit en Vaardig-les. ‘Ze werden meer taakgericht, en dat is een belangrijke voorspeller van leerprestaties’, zegt Hartman.
Na twee jaar bewegend rekenen en spellen was de opbrengst van de interventie nog groter. De kinderen gingen meer vooruit op hun Cito-toetsen dan de kinderen uit de controlegroep. De proefkonijnen hadden zelfs vier maanden extra leerwinst geboekt op rekenen en spellen.
‘Met de Cito-toetsen spiegel je de leerling aan de normscore: wat zou hij of zij op dat moment moeten kunnen? Zo lukte het om de effecten van meer bewegen uit te drukken in leerwinst’, aldus Hartman. Opvallend: in lezen werden de bewegende kinderen weliswaar niet veel beter. ‘De beweeginterventies waren gericht op rekenen en spellen. We hadden voorzien dat spellingsoefeningen ook het lezen zouden bevorderen, maar dat was niet het geval.’
Blijf in de klas
Beweging lijkt enkel te helpen als je tegelijk oefent met de lesstof. Dat wijzen ook de latere proeven van Hartman uit. Als projectleider zette ze samen met collega’s van de Rijksuniversiteit Groningen en de Vrije Universiteit Amsterdam nog een onderzoeksproject op.
Met het programma ‘Slim door Gym’ onderzochten Hartman en haar collega’s de effecten van meer beweging op schoolprestaties, maar deze keer zonder dat leerlingen tegelijk oefenden met de lesstof. ‘De positieve resultaten van Fit en Vaardig wilden we doortrekken naar de gymlessen’, aldus Hartman.
Bijna negenhonderd leerlingen uit groepen vijf en zes (van acht tot tien jaar oud) kregen de opdracht veertien weken lang vier keer per week gymnastiek te volgen. Een controlegroep volgde twee keer per week de reguliere gymles. De ‘gymstudies’ hadden beduidend minder positieve uitkomsten dan verwacht. De schoolprestaties van leerlingen gingen er niet op vooruit als ze meer aan sport deden. De interventie had geen effect op aandacht of schoolprestaties.
Wat is dan het geheim van Fit en Vaardig, waar beweging wel lijkt te werken? Waarom verbeteren schoolcijfers alleen als er tijdens het bewegen ook gerekend of gespeld wordt? ‘Meedoen met bewegen is ten eerste makkelijker in de klas dan in een gymzaal’, zegt Hartman. ‘In de gymzaal kunnen kinderen iets meer hun eigen gang gaan. Bovendien werden de leerlingen in de klas bij Fit en Vaardig ook individueel betrokken bij het bewegen. Ze moesten bijvoorbeeld zelf antwoorden geven.’
Het Fit en Vaardig-programma is verder ook specifiek gericht op de lesstof, weet Hartman. En tot slot duurde dat programma twee jaar. Leerlingen kregen zo voldoende tijd om zich de stof eigen te maken en met de bewegingen in te oefenen. ‘We weten nog niet zeker of de effecten van het programma wel te danken zijn aan het intensieve bewegen’, zegt Hartman. ‘De kinderen verwerken de informatie mogelijk op een andere manier. Niet alleen met hun hoofd, maar ook motorisch. Moet je bijvoorbeeld omhoog springen bij een hoger getal, dan sla je het waarschijnlijk anders op dan als je steeds op een stoel zit. Als je de schoolprestaties wil verbeteren, moet je bewegen en leren combineren.’
Hoewel Hartmans eigen gymstudies niet veel opleverden, doken er nog wel een paar positieve resultaten op uit een grote literatuurstudie die 31 interventiestudies onder de loep nam. De conclusie daar is dat een beweegsessie de aandacht een boost geeft. ‘Als je beweegt komt de neurotransmitter adrenaline vrij in de hersenen, zo weten we uit onderzoek. Adrenaline maakt alerter en verbetert de aandacht.’
Die ene beweegsessie had weliswaar geen effect op schoolprestaties. Maar regelmatig bewegen lokte wel positieve veranderingen uit. Het verbeterde niet alleen de aandacht, maar ook schoolprestaties en de executieve functies. Die laatste horen bij het denkvermogen – dingen als plannen en prioriteiten stellen vallen eronder.
‘Het gemeten effect was klein, dus we moeten voorzichtig zijn’, zegt Hartman. ‘Bovendien hadden gymlessen waarbij leerlingen ook moesten nadenken, bijvoorbeeld tijdens een spel waarbij de spelregels steeds veranderden, een merkbaar groter effect op de schoolprestaties.’
Minder tijd voor huiswerk
Het is niet allemaal eenzijdig positief. Bewegen brengt ook nadelen met zich mee. Het kan de schoolprestaties zelfs tegenwerken. Vorig jaar riepen wetenschappers van Maastricht University tien basisscholen in het Nederlandse Zuid-Limburg op om zich een jaar lang te engageren in een bewegingsprogramma. ‘Kinderen uit groepen zes, zeven en acht (van negen tot twaalf jaar oud) werden op verschillende manieren gestimuleerd om vrijwillig meer te bewegen’, legt promovenda Annelore Verhagen (Maastricht University) uit. Het programma is onderdeel van haar proefschrift.
De scholen spoorden de kinderen bijvoorbeeld aan om te voet of met de fiets naar school te komen in plaats van met het openbaar vervoer of de auto. ‘Ze plaatsten bijvoorbeeld meer fietsenrekken of verbeterden de verkeersveiligheid rond de school. Leerkrachten beloonden de kinderen die fietsend of te voet naar school kwamen met een sticker’, zegt Verhagen.
Op de schoolpleinen werden meer speelonderdelen geplaatst. Denk aan een Twister-tekening op de grond of goaltjes, ballen en springtouwen. Als laatste werd ook bewegen buiten de scholen aangemoedigd. ‘Een voetbalclub is opgezet en een gemeente heeft een soort trainingscircuit neergezet op een leeg veld’. De onderzoekers vergeleken de schoolprestaties van deze kinderen vervolgens met die van leeftijdsgenoten op elf basisscholen die niet aan het programma meededen. De Cito-scores van de kinderen op de scholen die wél aan het beweegprogramma meededen, gingen minder hard omhoog dan die van de scholen die niet meededen. Dat gold voor zowel rekenen als taal.
Verhagen en haar collega’s suggereren dat bewegen onrustig maakt in de klas en dat het de aandacht voor de lesstof doet verslappen. Dat bleek uit vragenlijsten die alle achtste-groepers invulden. De kinderen op de beweegscholen gaven aan minder goed stil te kunnen zitten dan hun leeftijdsgenoten op de scholen waar geen interventies plaatsvonden.
‘Bewegen en buitenspelen is leuk en zorgt voor afleiding. Maar enthousiasme kan ook onrust veroorzaken. Een paar onrustige kinderen in de klas steken de rest gemakkelijk aan’, zegt Verhagen. Verder blijkt nog dat de slechtst presterende kinderen het hardst worden geraakt. ‘Zij kunnen het zich het minst veroorloven om minder goed op te letten.’
Toch maar niet dan, zo’n interventie? ‘De kinderen gingen wel meer bewegen, dat is goed nieuws’, meent Verhagen. Ook dat werd proefondervindelijk vastgesteld. Deelnemers kregen een zogenoemde accelerometer, of bewegingsmeter, bevestigd. De onderzoekers konden precies meten wanneer en hoe lang de scholieren bewogen. ‘Het ligt eraan wat je wil bereiken met een interventie. Pas op als je de punten op het rapport wil opkrikken. Als scholieren meer gaan bewegen, ten koste waarvan gaat dat dan? Besteden ze daardoor minder tijd aan hun huiswerk, dan lijden hun schoolprestaties daar mogelijk onder. Maar om hun gezondheid te verbeteren is zo’n interventie zeker gunstig.’