Tijdens het lezen van deze website heb je misschien al een chocoladepauze overwogen – gewoon een klein stukje om scherp te blijven! Je anticipeert op het aangename, ronde gevoel in de mond, je kunt de verschillende aroma’s al bijna proeven. Eén stukje kan toch geen kwaad? Al helemaal niet als je denkt aan alle gezondheidsvoordelen die aan het bittere goud worden toegedicht.
Chocolade mag dan niet bepaald de ideale bondgenoot zijn van een slanke lijn (was het maar waar!), maar wat als het goed is voor onze geest?
De afgelopen tien jaar hebben wetenschappers zich vooral gebogen over het mogelijke effect van chocolade op ons gemoed. Er circuleren drie hypotheses waarom chocolade ervoor zou kunnen zorgen dat je humeur verbetert. Die mogelijke verklaringen kunnen elkaar trouwens aanvullen. De eerste is heel eenvoudig. Chocolade zou ons moreel opkrikken omdat het de smaakpapillen en andere zintuigen prikkelt en zo heerlijk wegsmelt op de tong. Dat is niet alles, want sommige onderzoekers stellen een eerder biologische hypothese voor: chocolade zou psychoactieve stoffen bevatten die rechtstreeks op het metabolisme inwerken. En dan is er nog het neurobiologische effect, dat onze hunkering ernaar – en soms overconsumptie ervan – zou verklaren. Chocolade zou het beloningssysteem activeren en de afgifte van de neurotransmitter dopamine bevorderen, wat ons plezier verschaft. Je zou voor minder naar nog een stukje grijpen.
Meer of minder depressies?
Hoe zit het nu precies? In 2013 voerden Andrew Scholey en Lauren Owen (Keele University, VK) een uitgebreid onderzoek uit. Ze vergeleken acht studies met in totaal 113 deelnemers en stelden vast dat in vijf studies een verbetering van het gemoed of een vermindering van negatieve gedachten in verband stond met chocoladeconsumptie. Maar laten we niet te snel juichen. Zoals zo vaak het geval is in de wetenschap, trokken andere studies deze resultaten later in twijfel. Nicola Veronese (universiteit van Padua, Italië) voerde in 2018 een overkoepelend literatuuronderzoek uit (een soort meta-meta-analyse, zeg maar) van 84 gepubliceerde studies. Zijn conclusie luidde dat er geen bewijs was dat chocoladeconsumptie een impact had op tekenen van depressie. Sterker nog: een onderzoek uitgevoerd in 2010 door Natalie Rose (universiteit van Californië) bij 931 deelnemers onthulde juist hogere depressiescores bij heftige chocolade-eters!
Stoffen uit pure chocolade zouden doordringen in het brein en zich ophopen in hersengebieden die betrokken zijn bij leren en het geheugen
De deelnemers aan deze studie moesten hun wekelijkse chocoladeconsumptie bijhouden, en hun gemoedstoestand werd beoordeeld met behulp van een depressieschaal. De chocoladeconsumptie bleek anderhalve keer hoger te liggen bij de meest depressieve proefpersonen in vergelijking met de minst depressieve deelnemers.
Uiteraard zegt dat niets over het oorzakelijk verband tussen deze twee vaststellingen en – als er al een is – over de richting van dat verband. Want in plaats van chocolade met de vinger te wijzen als veroorzaker van depressie, kunnen we evengoed stellen dat de meest depressieve personen meer de neiging hebben om troost te zoeken in chocolade.
Puur of melk?
En er zijn nog andere bedenkingen. Dit onderzoek bracht bepaalde belangrijke factoren niet in rekening, zoals het type chocolade of de sociaal-economische achtergrond van de deelnemers. En de soort chocolade doet er echt wel toe: het is bovenal pure chocolade, het zuiverste afgeleide product van cacao, dar een positief effect zou hebben op onze gezondheid. Pure chocolade is namelijk het rijkst aan flavonoïden en catechines, die antioxiderende en ontstekingsremmende eigenschappen hebben.
Om de verschillende factoren zo goed mogelijk in rekening te brengen en het verband tussen depressie en chocolade nader te bepalen, zette Sarah Jackson (University College London) in 2019 een ambitieuze studie op. Meer dan 13.000 Amerikaanse proefpersonen hadden tussen 2007 en 2014 deelgenomen aan een medisch vervolgonderzoek over hun voeding. Ze werden onder meer twee keer bevraagd over wat ze op gedurende twee dagen allemaal hadden gegeten. Ze vulden ook een vragenlijst in die onder meer peilt naar depressieve klachten.
Belangrijk is dat dit de eerste studie was waar groepen mensen vergeleken konden worden die helemaal geen chocolade aten, of alleen pure chocolade, of alleen niet-pure chocolade. Bovendien werden in deze studie ook allerlei sociaal-demografische factoren opgetekend zoals de levensstijl, gezondheidsgegevens en andere variabelen zoals het algemene voedingspatroon.
In de groep die pure chocolade at, lag het risico op een depressie 70 procent lager
11 procent van de proefpersonen had op een van de twee bevraagde dagen chocolade gegeten; 1,4 procent had specifiek een boontje voor pure chocolade. Het is dan ook te begrijpen dat de resultaten van eerdere studies, die geen rekening hielden met het type chocolade, moeilijk te vergelijken waren.
Wat was nu de conclusie? In de groep die pure chocolade at, lag het risico op een depressie 70 procent lager dan bij de rest. Bekijken we alle chocolade-eters samen, en dan met name diegenen die meer dan één reep per dag aten, of dat nu wit, puur of melk was, dan bleken zij 57 procent minder risico te lopen op symptomen van depressie dan wie aangaf helemaal geen chocolade te eten.
Klinkt duidelijk? Ook hier zijn wat bedenkingen op zijn plaats. Dat chocolade eten en een beter gemoed samengaan, wil nog niet zeggen dat het ene ook het andere veroorzaakt. Bovendien is twee dagen de voeding opvolgen wel erg weinig – en de groep pure chocoladeliefhebbers was klein.
Meer kans op een Nobelprijs
Maar er is meer. In 2012 publiceerde Franz Messerli (Columbia University, New York) een opzienbarend artikel in het prestigieuze New Eng-land Journal of Medicine, waarin hij een positieve en significante correlatie aantoonde tussen de chocoladeconsumptie in een land en het aantal Nobelprijswinnaars.
Daarvoor bracht hij het aantal laureaten per 10 miljoen inwoners in 22 landen in kaart. Uiteraard is een correlatie nog geen oorzaak-gevolgrelatie, en valt er logisch te redeneren dat hoe rijker een land is, hoe meer luxeproducten als chocolade er aanwezig zijn. Bovendien zal het onderwijssysteem er beter onwikkeld zijn, wat betekent dat er meer hoogopgeleide wetenschappers afstuderen die misschien ooit kans maken op een Nobelprijs. De chocoladeconsumptie en het aantal Nobelprijzen per capita kunnen dus beide mee stijgen met het bbp van een land, zonder daarom in rechtstreeks verband te staan met elkaar – een schoolvoorbeeld van een correlatie dus.
Maar de Duitse onderzoeker Aloys Prinz (universiteit van Münster) heeft aangetoond dat de correlatie blijft bestaan als deze en nog tal van andere factoren in rekening worden gebracht. Al stipt hij aan dat er hoogstwaarschijnlijk geen oorzakelijk verband is, maar dat het eerder zou gaan om toeval of om onbekende factoren die je slimmer maken én je zin doen krijgen in chocolade.
Beter geheugen
Een Nobelprijs zul je er wellicht niet mee winnen. Toch zou het kunnen dat chocolade de hersenen een boost geeft. En dan komen de eerder al genoemde flavonoïden in beeld. Die kunnen de bloed-hersenbarrière passeren en zich ophopen in hersengebieden die betrokken zijn bij het leren en het geheugen, en op die manier het brein ook beschermen tegen veroudering. Zo zou chocolade een beschermend en zelfs cognitief stimulerend effect kunnen hebben.
In 2019 voerden Japanse onderzoekers een kleinschalig experiment uit met 18 proefpersonen. De helft van hen at een maand lang elke dag pure chocolade; de andere helft at elke dag evenveel witte chocolade. Vooraf, tijdens en nadien voerden de deelnemers cognitieve tests uit. De pure chocolade bleek het concentratievermogen te verbeteren. Een literatuurstudie uit 2020 bevestigde dit effect. Maar hoe dat te verklaren valt, weten we nog niet.
Valentina Socci, bioloog aan de Italiaanse universiteit van L’Aquila, heeft recent een literatuuroverzicht over dit onderwerp gepubliceerd. Het omvatte een bespreking van de directe en indirecte biologische effecten van cacao en zijn derivaten op het tegengaan van cognitieve veroudering en de instandhouding van de cognitieve vaardigheden. Zij stelt voor om cacao te beschouwen als een soort ‘functioneel voedingsmiddel’, dat kan helpen om onze aandacht en ons geheugen te verbeteren.
Chocolade blijft uiteraard een energiebom, waarvan je niet te veel mag eten. Maar wie weet is een afgeleide van pure chocolade ooit verkrijgbaar in de apotheek als terugbetaald middel om ons humeur, onze hersenprestaties én onze kansen op een Nobelprijs te bevorderen!