Chronische pijn: waarom hij wel en zij niet?
31 januari 2014 door Eos-redactieHoewel wetenschappers steeds duidelijker ontrafelen hoe chronische pijn werkt, weten ze nog altijd niet waarom de ene persoon er gevoeliger voor is dan de andere.
Hoewel wetenschappers steeds duidelijker ontrafelen hoe chronische pijn werkt, weten ze nog altijd niet waarom de ene persoon er gevoeliger voor is dan de andere. Nochtans kan een betere kennis daarover leiden tot meer doelgerichte en preventieve behandelingen. Britse onderzoekers pleiten daarom in een overzichtsartikel in Nature Neuroscience voor meer onderzoek.
Chronische pijn treft wereldwijd miljoenen mensen. De aandoening heeft een zware impact op de levenskwaliteit. Pijnstillers brengen zelden redding, en kunnen zelfs tot ongewenste bijwerkingen leiden. De voorbije twee decennia werd duidelijk hoe (chronische) pijn zich op het niveau van individuele (zenuw)cellen manifesteert en hoe pijnsignalen in het lichaam worden verspreid en versterkt. Op hersenscans detecteerden wetenschappers ook afwijkingen in de organisatie en architectuur in het brein van patiënten met chronische pijn. Ook de risicofactoren zijn bekend. Het geslacht en de leeftijd spelen een rol - vrouwen en ouderen lopen bijvoorbeeld meer risico - en uit tweelingenstudies blijkt dat ook erfelijkheid een factor is.
‘Maar hoewel daarmee steeds duidelijker wordt hoe de pijn ontstaat, en wie meer risico loopt, blijft de vraag: waarom? En vooral: waarom is de ene risicopersoon blijkbaar gevoeliger voor het ontwikkelen van chronische pijn en de andere niet?‘, schrijven neurowetenschappers van de King’s College London en University of Oxford in Nature Neuroscience. ‘Het is zoals met roken en kanker. Roken kan kanker veroorzaken, maar het is er geen noodzakelijkheid of garantie voor. Ook niet-rokers krijgen kanker, en heel wat rokers krijgen nooit kanker. Zo is het ook met chronische pijn, we kennen risicofactoren, maar het is onmogelijk om te voorspellen wie van de risicopersonen effectief chronische pijn zal ontwikkelen.’
Verschillende aandoeningen kunnen uitlokkers zijn van chronische pijn, waaronder diabetes, een operatie, kanker of HIV. Dergelijke gebeurtenissen kunnen epigenetische veranderingen veroorzaken. ‘Specifieke genen kunnen zich daarna plots anders gaan uiten, waardoor hersenchemie en –architectuur zichtbaar wijzigen en daarmee ook de gevoeligheid voor pijn. De patiënt heeft daarna een gedaalde weerstand tegen nieuwe pijnprikkels, wat opnieuw veranderingen kan teweegbrengen. Zo ontstaat een vicieuze cirkel die uitmondt in chronische pijn.’
Vroegtijdig die eerste wijzigingen in het brein detecteren kan volgens de wetenschappers leiden naar vroege of zelfs preventieve behandelingen. Maar daarvoor is nog heel wat onderzoek nodig, menen de auteurs. ‘We hebben bijvoorbeeld nood aan hersenscans van pijnvrije, gezonde vrijwilligers, om daarna op te volgen welke veranderingen in het brein optreden bij het ontwikkelen van chronische pijn. Zo kunnen we risicogebieden in de hersenen, de plaatsen waar chronische pijn ontkiemd, identificeren. Dat wordt een enorme uitdaging, want de ontwikkeling van chronische pijn is het gevolg van een heel chaotisch, bijna onvoorspelbaar proces.’ (kv)
In het Eos-nummer van maart 2011 brachten we een dossier over pijn. Hier kunt u de pdf's van de artikels downloaden:
Fibromyalgie - een aandoening die chronische spier- en gewrichtspijn geeft - valt niet te genezen. Maar de juiste therapie kan wel verlichting brengen.
Als we de pijnzones in de hersenen kennen, kunnen we mogelijk de sensatie van pijn blokkeren.
Heel wat beroemde kunstenaars en schrijvers leden aan een neurologische aandoening.