De wortels van onze politieke voorkeur ontstaan in de wieg

Onze politieke opvattingen vormen een essentieel onderdeel van onze identiteit. De eerste levensjaren bepalen of je links of rechts bent.

Kleuters hebben al politieke voorkeuren. Zodra die vorm krijgen, blijven ze jarenlang stabiel. Dat stelden Peter Hatemi (universiteit van Sydney) en Brad Verhulst (Instituut voor Psychiatrie en Gedragsgenetica, VS) vast.

Ze bevroegen een groep van ruim 7.600 volwassenen met tussenpozen van tien jaar. Hun mening bleef nagenoeg dezelfde over stellingen als: ‘Ik denk dat de wetten en het sociaal beleid moeten evolueren in overeenstemming met de eisen van een veranderende wereld’, of: ‘Ik vind dat de ‘nieuwe moraal’ die alles toelaat in feite helemaal geen moraal is.’ Hoe komen deze meningen tot stand?

In een ideale wereld gaat dat zo. Je wordt 18 en kijkt uit naar je eerste actieve verkiezingen. Je analyseert op een rationele manier alle beschikbare informatie. Daarop stem je je mening af.

Maar mensen zijn helemaal niet zo rationeel. Sociologisch onderzoek toont aan dat heel wat factoren invloed hebben op onze politieke voorkeur. Zoals onze financiële toestand, de sociale klasse waartoe we behoren en ons diploma. Hoe slechter of lager die zijn, hoe meer we houden van autoritaire partijen en leiders. Ook de economische toestand van het land en terroristische aanslagen vormen ons stemgedrag.

Autoritaire ouders

Toch volstaan al die elementen uit ons volwassen leven niet om onze politieke overtuigingen te verklaren of te voorspellen. Om die goed te begrijpen, moeten we terug naar de vroege kindertijd.

"Zelfs nog voor ze kunnen lezen of schrijven, tonen kinderen zich al bekommerd om politieke thema’s"

Zelfs nog voor ze kunnen lezen of schrijven, tonen kinderen zich al bekommerd om ‘politieke thema’s’ zoals hongersnood, oorlog en armoede. Vanaf hun zevende verwerven ze een eerste inzicht in de grote politieke systemen, zoals democratie en het idee van ‘goed burgerschap’, dat overeenkomt met dat van volwassenen. Zo menen ze bijvoorbeeld dat je wetten moet respecteren en je solidair moet opstellen. Op dat moment duiken er al verschillende meningen op, bijvoorbeeld over de rol van man en vrouw. Die kan je meten door kinderen te vragen of activiteiten als werken en voor het gezin zorgen eerder door man, vrouw of door beiden uitgeoefend moeten worden.

Welke factoren veroorzaken deze verschillen bij kinderen? De mening en het gedrag van hun ouders is bepalend. Vanaf de leeftijd van drie jaar neigen kinderen van autoritaire ouders tot conformisme en respect voor traditie. In een autoritaire opvoeding hanteren ouders strakke regels, hechten ze veel belang aan gehoorzaamheid en veel minder aan overleg en eigen initiatief. In 2014 onderzocht Michael Tagar (universiteit van Minnesota, VS) dit verband. Eerst beoordeelde hij de autoritaire ingesteldheid van een groep ouders. Zij moesten bijvoorbeeld aangeven of het belangrijker was hun kinderen goede manieren dan wel een nieuwsgierige geest mee te geven. Vervolgens keken hun kinderen naar een video waarin een ‘rebelse’ volwassene fantasienamen gaf aan vertrouwde voorwerpen. Zo noemde hij een schoen ‘bal’. Daarna benoemde hij andere voorwerpen die de kinderen niet kenden. Hoe autoritairder hun ouders waren, hoe minder vertrouwen ze hadden in die bizarre benoeming van onbekende voorwerpen.

Een strenge of een vriendelijke kapitein?

Zo geven ouders voor een deel door waar ze in geloven. Maar er is meer. Naast de opvoeding speelt de algehele omgeving uit je kindertijd een rol bij de ontwikkeling van je politieke opvattingen. Wij deden onderzoek met veertig kinderen van gemiddeld zeven jaar oud. Zij kwamen zowel uit gegoede als uit behoeftige milieus. Ze kregen computerbeelden te zien van gezichten. Die wekten de indruk van een dominant karakter of van een betrouwbaar karakter – door middel van bijvoorbeeld vierkante kaken (dominantie) of een glimlach (vertrouwen). Eerdere studies hadden aangetoond dat je om het even welke eerste indruk kunt wekken door simpelweg deze dimensies te veranderen. De kinderen moesten aangeven wie ze zouden kiezen als leider voor een expeditie in de bergen. Wie in een kansarm gezin opgroeide, koos vaker voor een dominant gezicht.

Die voorliefde voor dominante personen met autoriteit hadden Robert Hess (Stanford University) en Judith Torney-Purta (universiteit van Maryland, VS) eerder al aangetoond. Zij ontdekten dat kinderen uit kansarme milieus vanaf de lagere school meer gesteld zijn op politieagenten, die ze het vaakst als favoriete personages aanduiden in verhalen.

"Wie in een kansarm gezin opgroeit, kiest als volwassene vaker voor een dominante leider"

Deze voorliefde voor dominantie lijkt zich door te zetten tot in de volwassenheid. Wij herhaalden ons experiment met duizend volwassenen – representatief voor de Franse bevolking. Zij moesten aangeven voor wie ze zouden stemmen als onze expeditieleiders zouden meedoen aan de Franse verkiezingen. Uit eerder onderzoek weten we dat de voorkeur voor een dominant gezicht overeenkomt met de opvatting dat een sterk staatshoofd, dat zich niet druk hoeft te maken over een parlement of verkiezingen, een betere keuze is. Volwassenen die als kind in een kansarm milieu opgroeiden, bleken dominante gezichten te verkiezen. Dat gold ongeacht hun opleidingsniveau en hun huidige socio-economische status. Met andere woorden: zelfs wie nu rijk was en tot de hogere klasse behoorde, droeg de politieke opvattingen mee uit zijn moeilijke jeugd.

De analyse van een grote sociologische enquête bij meer dan 65.000 inwoners van 46 Europese landen bevestigt dat volwassenen die zijn opgegroeid in moeilijke omstandigheden over het algemeen een ‘sterke’ politicus verkiezen. Dat effect blijkt de culturele verschillen te overstijgen.

Hoe valt dat te verklaren? Als je vanaf erg jonge leeftijd zaken tekort komt, kan dat ertoe leiden dat je je omgeving als competitief en gevaarlijk ziet en blijft zien. Een dominante en ietwat sluwe leider zou die vijandige situaties beter het hoofd kunnen bieden dan een naïeve goeierd.

Dit mechanisme moet echter nog bevestigd worden. We hebben tot nu toe alleen bewezen dat er een correlatie bestaat, niet dat het om een causale relatie gaat. De voorkeur voor een autoritair leider gaat dus samen met opgroeien in een kansarm gezin, maar dat laatste is niet per se de oorzaak van dat eerste. Een derde variabele, zoals het opleidingsniveau van de ouders, kan tegelijkertijd verantwoordelijk zijn voor de hulpbehoevendheid in de kindertijd en een blijvende voorkeur voor een politicus met autoriteit. Bovendien gaat het om een statistische tendens, en niet om een wet die altijd geldt. Trouw aan een welbepaalde politieke strekking is niet in steen gebeiteld.

Ecologisch bewustzijn

Onze eerste jaren vormen niet alleen onze voorkeur voor autoriteit. Meerdere onderzoeken geven aan dat het milieubewustzijn er ook van afhangt. In een enquête uit 2006 bij tweeduizend volwassenen hebben Nancy Wells en Kristie Lekies (universiteit van Cornell, VS) aangetoond dat regelmatig contact met de natuur in de kinderjaren leidt tot volwassenen die milieubewust leven – ze sorteren hun afval bijvoorbeeld beter. Dat zal ongetwijfeld hun stemgedrag beïnvloeden.

Die vroege ervaringen, zoals kamperen, vissen of planten verzorgen, moeten dan wel gepaard gaan met een goede kennis van de milieuproblematiek en de middelen om te handelen. Vaak ver- werven kinderen die door een opmerkelijke ontmoeting, bijvoorbeeld met een biologieleraar.

Onze politieke overtuigingen zijn dus de vrucht van complexe interacties tussen velerlei factoren. Zelfs onze genetische bagage speelt mee. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat de meningen van eeneiige tweelingen meer op elkaar lijken dan die van andere tweelingen. Eeneiige tweelingen hebben identiek dezelfde genen. Twee-eiige tweelingen delen gemiddeld evenveel genen als ‘gewone’ broers en zussen. Natuurlijk betekent dat niet dat er een ‘links’-gen of een ‘rechts’-gen bestaat. Wel is duidelijk dat onze genetische blauwdruk de basis vormt voor onze emotionele reacties en cognitieve processen.

Logisch dus dat we onze politieke opvattingen beschouwen als een essentieel onderdeel van onze identiteit. Ze zijn het resultaat van onze genen, onze jeugd en ons huidige bestaan.

 

Dit artikel verscheen in Eos Psyche&Brein nummer 1, 2018.