Anderstalige kleuters leren het best Nederlands in gesprekken waaraan ze actief mogen deelnemen.
‘Waar uitstappen?’
De trein nadert het station en het raden is begonnen.
‘Ja’, antwoord ik, ‘waar denk je?’
‘Hier!’ roept de kleuter. Hij is een jaar of vijf, schat ik, en heeft Afrikaanse roots, vertelt zijn mama.
‘Hier, denk je? En waarom denk je dat?’ vraag ik.
‘Hier steentjes en daar ijzer!’ fonkelen zijn ogen.
Hij had gelijk, die kleuter.
Over het perron.
En over gesprekken voeren met kinderen ook.
Want hij begon.
Bovenstaand tafereel maakte ik enkele weken geleden mee, op weg van Leuven naar Antwerpen. Vlak voor mijn neus, terwijl ik op weg was naar een vergadering, vatte een kleuter een van de belangrijkste resultaten van mijn doctoraatsonderzoek in levenden lijve samen: voer authentieke gesprekken met ons. Treingesprekken, keukentafelgesprekken, straatfeestgesprekken … al dat soort gesprekken, maar dan in de klas.
Anderstalige kleuters leren het best Nederlands in gesprekken waarin ze veel open vragen mogen beantwoorden en veel ruimte krijgen voor eigen inbreng. Dat blijkt uit mijn doctoraatsonderzoek. Dat resultaat is belangrijk. Het Vlaamse onderwijs kampt immers nog steeds met een grote sociale ongelijkheid, zo toont grootschalig onderzoek aan. Kinderen met een anderstalige achtergrond en/of met ouders uit de lagere klasse hebben steevast minder kans op schoolsucces dan hun Nederlandstalige klasgenoten uit de middenklasse en hoger.
Participeren om te leren
In mijn onderzoek zijn we specifiek gaan kijken naar het soort gesprekken dat leerkrachten met kinderen voeren. We volgden een jaar lang 11 leerkrachten en 109 Turkse kleuters in de derde kleuterklas. We filmden de gesprekken tussen de leerkrachten en de kleuters, en brachten de taalvaardigheidsontwikkeling van de kinderen in kaart. Vervolgens analyseerden we de interactie in de klas en koppelden we die aan de taalvaardigheidsgroei van de kleuters. Wat blijkt? Kinderen die veel open vragen beantwoorden en veel ruimte krijgen om eigen ideeën in te brengen, maken de grootste taalvaardigheidsgroei. Dat in vergelijking met kinderen die voornamelijk aan typisch schoolse gesprekken deelnemen.
Kinderen die aan gesprekken deelnemen waarin ze veel eigen inbreng hebben, zien zichzelf als volwaardige participanten van het klasleven, geeft onderzoeker Laura Black aan. Die kinderen hebben het gevoel dat ze ertoe doen; hun inbreng wordt immers actief gehoord. Kinderen die aan typisch schoolse gesprekken deelnemen voelen zich gemarginaliseerd, alsof ze niet echt meetellen in de klas.
Nochtans is net dat soort interactie typisch in het onderwijs: de leerkracht stelt een vraag en de leerling moet het correcte antwoord geven (en geen ander). Schoolse interactie bevat veel niet-authentieke vragen. De leerkracht kent het antwoord op de vragen eigenlijk al.
Creëer afluisterplekjes
Ons onderzoek toont verder aan dat kinderen die niet aan authentieke gesprekken deelnemen, maar wel de mogelijkheid hebben om die gesprekken tussen de leerkracht en andere kinderen ‘af te luisteren’, zoals vaak in hoekenwerk in de kleuterklas het geval is, eveneens taal leren. Een leerkracht voerde een authentiek gesprek met kinderen die dicht bij de leerkracht in de vertelhoek zaten. Kinderen die in de kleurhoek zaten werden niet aangesproken, maar konden het gesprek wel afluisteren (zonder dat ze daartoe de instructie kregen).
Bijzonder aan dit gesprek is dat de leerkracht onbestaande maar mogelijke Nederlandse woorden gebruikte, zoals sijkon. Zo weten we zeker dat de kleuters de woorden nog nooit geleerd hebben waardoor we goed kunnen nagaan in welke hoek de nieuwe woorden het best opgepikt worden.
We deden een test in de kleuterklas. Kinderen in de vertelhoek leerden gemiddeld vier van de acht nieuwe woorden, terwijl kinderen in de kleurhoek er gemiddeld drie leerden. De vertelhoek komt dus het best uit de bus, al pikken de kinderen in de kleurhoek ongemerkt ook nieuwe woorden op.
Uit de resultaten halen we aanbevelingen voor de klaspraktijk. Breng authentieke gesprekken naar de klas en geef kinderen veel vertelruimte. Kinderen die aan authentieke gesprekken mogen deelnemen voelen zich gehoord en gezien. Zij boeken de meeste vooruitgang op het vlak van taalvaardigheid.
Verder krijgt de vertelhoek het best een centrale plaats in de kleuterklas. Zo kunnen kinderen die verderop aan het spelen zijn een authentiek gesprek tussen de leerkracht en andere kleuters afluisteren. Ook daaruit leren kleuters nieuwe woorden. Al blijft inzetten op authentieke gesprekken de meest efficiënte methode. Daaruit leren kinderen het meeste taal. Maak dus van elke klas een experimenteerkwartier, een veilige haven waarin (anderstalige) kinderen volop mogen experimenteren en participeren om samen Nederlands te leren.
Voor haar onderzoek naar taalvaardigheid bij anderstalige kleuters is Carolien Frijns (Taalkunde, KU Leuven / Arteveldehogeschool Gent) genomineerd voor de Vlaamse PhD Cup 2017.