Een IQ-test voor alle leerlingen?

Enkele relevante wetenschappelijke bevindingen over intelligentie en IQ-tests op een rijtje.

Naar aanleiding van de conclusie van het Rekenhof dat het gelijke onderwijskansenbeleid het schoolsucces van kansarme leerlingen niet heeft verbeterd, stelde onderwijsexpert Koen Daniëls (NVA) voor om een IQ-test af te nemen van alle leerlingen. Dit voorstel zette een verhitte discussie in gang. In zulke discussies gaat de nuance soms verloren en wordt de waarheid zelfs geweld aangedaan. Daarom zetten we enkele relevante wetenschappelijke bevindingen over intelligentie en IQ-tests op een rijtje.

Algemene intelligentie is de globale capaciteit om doelgericht te handelen, rationeel te denken en effectief om te gaan met de omgeving. Het is samengesteld uit verschillende vaardigheden, die niet geheel onafhankelijk zijn. Zo kan men bijvoorbeeld een onderscheid maken tussen redeneervaardigheden, visueel-ruimtelijke vaardigheden, geheugen, verbaal verworven kennis, enzovoort. Deze cognitieve vaardigheden worden gemeten met IQ-tests.

IQ: wisselwerking van aanleg en omgeving

Wat men ook over IQ-tests moge beweren, ze blijven één van de meest betrouwbare en valide psychologische tests. Aan de hand van zulke tests kan men evenwel nooit achterhalen wat puur aanleg is;  men meet steeds cognitieve vaardigheden zoals ontwikkeld op een bepaald moment op basis van een wisselwerking tussen genetische invloeden en omgevingsinvloeden. Voor algemene intelligentie wordt geschat dat ongeveer 50% van de verschillen in IQ-scores verklaard wordt door genetische invloeden. De andere helft wordt verklaard door omgevingsinvloeden. Die omvatten niet alleen de zogenaamde “gedeelde” omgeving zoals SES van het gezin, de buurt waarin men woont, … maar ook de “niet-gedeelde” omgeving. Dat is de unieke omgeving die kinderen als het ware voor zichzelf creëren, door hun genetische kenmerken, door toeval, door de keuzes die ze maken, door de kansen die ze krijgen, enzovoort.

In de meeste omstandigheden zijn IQ-scores vrij stabiel; ze worden ook stabieler naarmate kinderen ouder worden. Dit heeft te maken met de rol van genetische invloeden, maar ook met het feit dat iemands omgeving doorgaans niet zo drastisch verandert. Indien de cognitieve stimulatie in de omgeving echter sterk verbetert (bv. bij adoptie van kinderen uit instellingen waar ze weinig stimulatie kregen), dan ziet men ook de IQ-scores aanzienlijk stijgen. Ook zijn sommige tests, bijvoorbeeld degene die peilen naar verbaal verworven kennis, meer onderhevig aan sociaal-culturele vertekening. Als een nieuwkomer bijvoorbeeld niet kan aangeven wie de opeenvolgende koningen van België waren, dan zegt dit meer over zijn of haar kennis van onze cultuur en landsgeschiedenis dan over zijn of haar cognitieve capaciteiten.

Is intelligentie belangrijk voor de schoolloopbaan? Onderzoek bevestigt dat een hogere intelligentie het kinderen en jongeren makkelijker maakt om succesvol te zijn in hun studies. Maar het is absoluut geen garantie op succes. Verschillen in schoolprestaties worden voor ongeveer één vierde verklaard door verschillen in intelligentie. Naast intelligentie spelen nog tal van andere factoren mee, zoals de doelen die leerlingen zich stellen, hun zelfcontrole en inzet, hun studievaardigheden, de ondersteuning die ze krijgen in hun thuismilieu én de ondersteuning die ze krijgen op school.

Leerlingvolgsysteem

Leerlingen met sterke en minder sterke cognitieve vaardigheden hebben allenrecht op onderwijs en ondersteuning die zo goed mogelijk aansluit bij hun onderwijsbehoeften en die hun leerwinst zo groot mogelijk maakt. Het in kaart brengen van de beginsituatie van leerlingen in termen van hun schoolse vaardigheden kan hiervoor helpend zijn, maar enkel wanneer dit gedaan wordt om een uitdagend en gepast onderwijsaanbod te creëren op maat van de betreffende leerling. Niet om de handen van sommige leerlingen af te trekken. Het Rekenhof concludeerde uit haar onderzoek dat een degelijk leerlingvolgsysteem één van de succesfactoren is van het gelijke onderwijskansenbeleid van scholen en dat de overheid de ontwikkeling en het kwaliteitsvol gebruik van deze leerlingvolgsystemen bijgevolg zou moeten stimuleren. Bij leerlingen voor wie leerkrachtobservaties en resultaten van het leerlingvolgsysteem niet voldoende zijn om zicht te krijgen op hun onderwijsbehoeften, kan verdergaand diagnostisch onderzoek plaatsvinden door (school)psychologen en orthopedagogen van het CLB of andere instanties gespecialiseerd in het onderzoeken van het cognitief functioneren en de onderwijscontext. In dat onderzoek kan het profiel van sterke en minder sterke cognitieve vaardigheden genuanceerd in kaart worden gebracht. Samen met de school, het kind en de ouders kan dan bekeken worden hoe het onderwijsaanbod hierop kan afgestemd worden.

Gelijke onderwijskansen: waar willen we naartoe?

De controverse die is ontstaan, vormt een goede aanleiding om stil te staan bij de doelen van het gelijke onderwijskansenbeleid (GOK) en hoe men de realisatie van die doelen het beste meet.  Het Rekenhof geeft aan dat de overheid de GOK-doelstellingen niet nauwkeurig heeft bepaald. De indicatoren op basis waarvan het GOK-beleid werd geëvalueerd, zijn bijgevolg zeer ruw; ze betreffen enkel schoolse uitkomsten (zittenblijven, doorstroming naar 1A en attestering) en houden geen rekening met het beginniveau van elke leerling en met zijn of haar groei.

Moet het doel van een gelijke onderwijskansenbeleid niet zijn dat alle leerlingen, ongeacht hun sociale achtergrond, hun talenten maximaal kunnen ontplooien? Dat betekent niet dat iedereen hetzelfde eindpunt moet bereiken, maar wel dat iedereen ten opzichte van zichzelf maximaal vooruit moet kunnen gaan. Dat betekent ook dat we oog moeten hebben voor de ontplooiing van andere talenten naast de schools-cognitieve. Onze samenleving heeft ook behoefte aan mensen met uitstekende vakkennis, met excellente sociale vaardigheden, met doorzettingsvermogen en ondernemingszin; mensen die zich thuis voelen in onze samenleving en er zelf positief aan willen bijdragen. Ook het verhogen van de betrokkenheid van kansarme ouders bij de school is in een inclusieve samenleving een belangrijk doel op zich.

Pas wanneer we meer duidelijkheid hebben over wat de doelen zijn van het gelijke onderwijskansenbeleid en hoe we die meten, zijn aanbevelingen over de weg daar naartoe op hun plaats.

Deze blog verscheen eerder al op de opgroeienblog