Een experiment met muizen toont aan hoe cruciaal fysiek contact met soortgenoten is. In isolatie gaan hun werkgeheugen en aandachtsvermogen achteruit en maken ze minder nieuwe hersencellen aan.
Neurobioloog Ann Van der Jeugd (KU Leuven) deelde veertig volwassen muizen op in twee groepen. De helft van hen werd in hun eentje in een kooi gestopt, en kon nog wel soortgenoten zien en horen, maar ze veel minder ruiken en al helemaal niet meer aanraken. De andere helft bleef wel bij elkaar, en diende als controlegroep. Na een maand liet Van der Jeugd de dieren allerlei tests afleggen. Daaruit bleek dat de sociaal geïsoleerde muizen geheugenproblemen kregen. Ook waren ze angstiger geworden, was hun slaap-waakritme verstoord en vertoonden ze achteraf minder interesse in sociale interactie.
Dat alles werd onder meer getest door de muizen in een doolhof te laten rondlopen. “De sociaal geïsoleerde muizen bleven veel meer in de gesloten armen van de doolhof lopen, waaruit blijkt dat ze angstiger waren. Ze gingen minder op verkening en onthielden niet waar ze al geweest waren”, zegt Van der Jeugd.
Alzheimer
Van der Jeugd wil liever geen al te drastische conclusies trekken voor mensen. Maar dat is wel waarom ze dit soort onderzoek doet. “Muizen zijn net als mensen sociale wezens. Ze eten, drinken en spelen samen en maken samen nesten. Een maand isolatie in een muizenleven zou je kunnen vergelijken met een jaar of drie in een mensenleven.” Die paar weken corona-quarantaine waar we nu mee te maken hebben, zal dus wellicht niet zo’n zware impact hebben op ons brein. “Ik heb dit experiment opgezet om te weten te komen wat de impact kan zijn van het verlies van je partner op oudere leeftijd, en dan vooral bij mensen die lijden aan de ziekte van Alzheimer. Daarom heb ik dit experiment ook na afloop herhaald met muizen die zo zijn gemodificeerd dat ze symptomen van alzheimer gaan vertonen als ze zes maanden oud zijn. Bij die groep was de impact van sociale isolatie nog groter. Ze hadden dezelfde soort geheugenproblemen. Ze werden daarnaast ook agressief en konden moeilijker objecten herkenen. Ze gingen ook veel minder systematisch de doolhoven verkennen en konden zich minder goed herinneren waar ze al waren geweest.”
Sociale isolatie zorgt voor stress
De symptomen die ook de muizen zonder alzheimer vertoonden, lijken op die van mensen met alzheimer. “Mijn hypothese is dat de eiwitophopingen, die zo typisch zijn bij alzheimer, niet noodzakelijk tot de ziekte hoeven te lijden. Er zijn namelijk mensen die veel van die ophopingen van het eiwit bèta-amyloïd laten zien en toch niet ziek worden. Er is wellicht een trigger nodig om de ziekte tot uiting te laten komen. Een van die mogelijke triggers kan sociale isolatie zijn.”
Want sociale isolatie zorgt voor stress, meent Van der Jeugd. Dat kon ze ook aantonen in haar proefmuizen. De geïsoleerde dieren hadden een verhoogd niveau van het stresshormoon cortisol in hun bloed. Achteraf onderzocht Van der Jeugd ook de hersenen van de gezonde muizen. Bij de geïsoleerde groep zag ze dat er in de hippocampus, het hersengebied dat belangrijk is voor het geheugen, minder nieuwe neuronen en minder nieuwe verbindingen tussen neuronen werden aangemaakt. “Er kan dus ook minder informatie worden opgeslagen”, aldus Van der Jeugd. Hoe het met de hersenen van de alzheimermuzien gesteld is, weet ze nog niet. “Het onderzoek ligt momenteel stil omdat we niet naar het lab kunnen wegens de coronacrisis. De breinen liggen op ons te wachten in de diepvriezer.”
Elke dag een andere doolhof
Er was al veel onderzoek gebeurd naar de impact van sociale isolatie op jonge leeftijd. Voor kinderen – en jonge muizen – is die cruciaal, bijvoorbeeld om te leren praten of samen te werken. Ook op volwassen en oudere leeftijd blijkt fysiek sociaal contact dus belangrijk. “De boodschap is duidelijk”, zegt Van der Jeugd. “Blijf sociaal!”
Momenteel onderzoekt de neurobioloog of de gevolgen van sociale isolatie nog terug te draaien zijn. “We kijken naar het effect van fysieke activiteit, sociale stimulatie en cognitieve stimulatie. Daarbij worden de muizen respectievelijk in een kooi met loopwiel gezt, in een kooi met andere dieren en in een kooi met een doolhof die elke dag verandert.”
“We zijn volop bezig met de analyse van de resultaten, maar we zien nu al dat cognitieve stimulatie het meest soelaas brengt. Bij de groep muizen die opnieuw sociaal contact mocht hebben, zien we helaas geen verbetering. Integendeel zelfs.” Verrassend. Maar dat kan ook liggen aan het opzet van het experiment, nuanceert Van der Jeugd. “De muizen kregen elke week een nieuwe compagnon. Misschien zorgt dat net voor meer stress dan dat het de problemen oplost. Een ‘vast vriendje’ kan mogelijk wél werken.” Dat is alvast voer voor nog een nieuw experiment.