Genmutatie belemmert gezichtsherkenning
24 december 2013 door Eos-redactieEen genmutatie in de oxytocinereceptor is deels verantwoordelijk voor gezichtsblindheid.
Een genmutatie in de oxytocinereceptor is deels verantwoordelijk voor gezichtsblindheid.
Het overkomt u straks misschien tijdens één van de eindejaarsrecepties: er stapt iemand enthousiast op u af met gelukwensen, maar u herkent de persoon niet. Het kan iedereen wel eens overkomen, maar bij sommigen gaat het heel ver: zij herkennen zelfs hun naaste familie niet. Britse en Finse wetenschappers ontdekten recent dat een een genmutatie (deels) aan de basis van deze gezichtsblindheid ligt. Het gaat om een genmutatie in de oxytocinereceptor, een eiwit dat zich rond specifieke hersencellen vouwt en ontworpen is om te reageren het zogenaamde liefdeshormoon Oxyticine. Het hormoon wordt zo genoemd omwillen van de betrokkenheid bij sociale gedragingen, van de moeder-kindrelatie tot seksuele opwinding.
Uit eerder onderzoek was al gebleken dat een gelijkaardige genmutatie bij ratten hun vaardigheid om lichaamsgeuren te herkennen belemmert. Ratten gebruiken geuren om elkaar te herkennen, wij mensen gebruiken daarvoor vooral elkaars gezicht. De onderzoekers vermoedden daarom dat de genmutatie die bij ratten geurherkenning beperkt, bij mensen betrokken kon zijn bij gezichtsblindheid.
Ze bestudeerden het genoom van 200 kinderen met autisme. Het is bekend dat kinderen met autisme vaak moeite hebben met het herkennen van gezichten. Binnen deze groep kan het gemak waarmee de kinderen gezichten herkennen bovendien sterk uiteenlopen. Sommige kinderen herkennen zonder probleem nieuwe kennissen, anderen hebben de grootste moeite om hun eigen familieleden te herkennen. De onderzoekers konden zo een link leggen tussen genetische patronen en de vaardigheid om gezichten te herkennen. De oxytocinereceptor bleek inderdaad een belangrijke rol te spelen.
Maar daarmee is de kous niet af. De genmutatie kan maar voor tien procent van de vaardigheid om gezichten te herkennen verantwoordelijk worden geacht. Er moeten dus nog genen bij betrokken zijn. De onderzoekers gaan nu verder bestuderen welke dat kunnen zijn. (kv)
Volg het nieuws op gebied van gedrag, psychologie en hersenwetenschap dankzij de tweewekelijkse nieuwsbrief van Eos Psyche & Brein.