In het opiniestuk 'Is het Sportkompas het noorden kwijt?' adviseert Rein Haudenhuyse waakzaamheid bij het gebruik van het Sportkompas in de schoolse context. Professor Matthieu Lenoir (UGent) reageert op het opiniestuk en verdedigt het Sportkompas.
In het opiniestuk 'Is het Sportkompas het noorden kwijt?' adviseert Rein Haudenhuyse waakzaamheid bij het gebruik van het Sportkompas in de schoolse context. Het Sportkompas is een instrument dat op basis van enkele motorische tests en een korte vragenlijst aangeeft welke sporten bij de natuurlijke aanleg en interesse van een kind van lagere schoolleeftijd passen.
Zoals bij elk instrument zijn er pedagogische en ethische aspecten die elke wetenschapper en beleidsmaker hoog in het vaandel moet dragen, en dat is bij het Sportkompas niet anders. In het opiniestuk wordt een aantal keer zeer kort door de bocht gegaan, wat mij in naam van mijn collega’s noopt om enkele feitelijke onjuistheden recht te zetten. Dergelijke onjuistheden vergroten op een onterechte manier de mogelijke ethische en pedagogische bezwaren die in dit opiniestuk worden geformuleerd.
Bij de deelnemende kinderen wordt gepolst naar de persoonlijke interesse en motivatie voor een specifieke sport
Het Sportkompas anno 2022 legt geen ‘shortcuts’ van de capaciteiten van een kind naar één sport. Op basis van enkele objectieve metingen wordt nagegaan in welke sporten – in het kompas wordt met een lijstje van 7 tot 10 sporten gewerkt – het kind veel kans heeft om succeservaringen te beleven. In de EOS sportspecial van 2021 werd dit in detail en met de nodige nuance uitgelegd in het artikel van Liesbeth Gijsel. Op basis van de individuele natuurlijke capaciteiten, waar veel kinderen en ouders op die leeftijd nog niet bewust van zijn, krijgen kind en ouders een waaier aan mogelijkheden aangeboden. De keuze ligt bij hen. Het is dus niet correct te stellen dat het Sportkompas naar één enkele sport zou leiden zoals in het opiniestuk wordt aangegeven. Eén sport, of een palet van vaak ver uit elkaar liggende sporten waaruit gekozen kan worden, lijkt ons vanuit pedagogisch en ethisch standpunt een wereld van verschil.
Het onderzoek dat aan de basis van het Sportkompas ligt, houdt er wel degelijk rekening mee dat je van een aantal fysieke en motorische tests geen shortcut naar een gepaste sportbeoefening kan leggen. Bij de deelnemende kinderen wordt ook gepolst naar de persoonlijke interesse en motivatie voor een specifieke sport en voor sportief bewegen in algemene zin. Stellen dat we hiermee de keuzevrijheid beknotten, is dus andermaal veel te kort door de bocht.
Het Sportkompas op één hoop gooien met selectiesystemen uit de prestatiesport is gewoon fout
Het Sportkompas anno 2022 is, zoals het regeerakkoord stelt, een oriëntatietool naar sportparticipatie. De positieve effecten van sportparticipatie op lichamelijk en mentaal vlak hoeven vandaag niet meer uitgelegd te worden. Vanuit dat perspectief dient elk initiatief dat meer kinderen naar een actieve vrijetijdsbesteding brengt, toegejuicht te worden. Het Sportkompas zoals het vandaag in Vlaamse scholen wordt ingezet, is geen talentdetectie-instrument dat tot een éénzijdige en vroegtijdige specialisatie in één sport leidt. Binnen een aantal sportfederaties wordt een variant op het Sportkompas wel gebruikt om jonge atleten op te volgen in hun sportieve ontwikkeling. Maar het Sportkompas in de schoolse context op één hoop gooien met selectiesystemen uit de prestatiesport -de echo’s uit het voormalige Oostbloksportsysteem zinderen nog na - is gewoon fout.
Een van de slotzinnen van het opiniestuk stelt dat ‘wat het Sportkompas wel kan doen, is kinderen laten kennismaken met een breed palet van sporten’. Dat is nu precies wat het Sportkompas in de praktijk doet: het leidt naar een palet van vaak uiteenlopende sporten – vraag maar aan de tienduizenden kinderen die er in de voorbije jaren al met veel enthousiasme aan meededen. Het Sportkompas geeft dus richting, met alle vrijheid om de precieze eindbestemming zelf te bepalen.