We zijn vaak verwonderd over de fouten die ons geheugen maakt. Toch hebben we de stellige indruk dat het over het algemeen behoorlijk accuraat is. Klopt dat wel?
Het is en blijft een vreemde maar onontkoombare vaststelling. Het leven dat we echt beleven, bestaat telkens maar in dat ene, vluchtige moment dat we het nu noemen. En elk nu-moment behoort vrijwel onmiddellijk tot het verleden. We hebben een toekomst voor ons, maar daar hebben we nog geen directe ervaring mee. Verder bestaat alles uit herinneringen. Dat betekent dat onze persoonlijkheid, onze biografie, onze subjectieve identiteit, is opgebouwd uit wat zich in ons geheugen bevindt. Zonder de mogelijkheid om herinneringen op te slaan, zouden we geen subjecten zijn. Het woordje ik, en alle andere persoonlijke voornaamwoorden, zouden betekenisloos worden.
Het is een geruststellende gedachte, dat je weet wie je bent dankzij een inzicht in je biografische geschiedenis. Maar wat als blijkt dat je herinneringen niet altijd stroken met de ervaringen zoals ze zich reëel voordeden? Veel van onze ervaringen worden domweg niet opgeslagen, en ons geheugen kan ons parten spelen.
Ik dacht dat ik die film nog niet eerder zag, maar na tien minuten kijken zie ik mijn vergissing in. Mijn vriendin was ervan overtuigd nog nooit in dat restaurant te zijn geweest, tot ze het huisaperitief proefde. We zijn vaak verwonderd over de fouten die ons geheugen maakt. Toch hebben we de stellige indruk dat het over het algemeen behoorlijk accuraat is. Het meeste van wat we ons herinneren, zo denken we, strookt met hoe het echt gebeurd is. Mocht dat niet zo zijn, dan heeft dat ernstige consequenties. Is het beeld dat ik van mijzelf heb dan nog wel reëel? Is mijn identiteit dan nog wel echt? Als mijn herinneringen niet betrouwbaar zijn, wie is die ik dan die een exponent is van die herinneringen? Is mijn zelfbegrip slechts een illusie?
Ons geheugen is verre van objectief. Het lijkt helemaal niet op een harde schijf van een computer
Het is een bijna onverdraaglijke en onwenselijke gedachte dat we de waarheidswaarde van onze herinneringen niet kunnen vertrouwen. Toch is net dat in essentie de boodschap van het geheugenonderzoek van de voorbije dertig jaar. Ons geheugen is verre van objectief. Het lijkt helemaal niet op een harde schijf van een computer, waarop we normaliter op correcte wijze informatie opslaan, tenzij we ermee sjoemelen. Verre van: het geheugen is uitermate selectief en creatief. Het slaat sommige ervaringen op als herinneringen, andere helemaal niet. Het wist weer andere herinneringen, knipt er stukken uit en weeft er delen uit andere herinneringen doorheen. Het maakt zelfs zonder scrupules gebruik van informatie die niet tot onze persoonlijke biografie behoort. Wat we in boeken en kranten lezen of in films zien, kan onderdeel worden van onze herinneringen alsof we het zelf beleefden.
Het blijkt zelfs relatief eenvoudig om ronduit valse herinneringen in het geheugen te planten. De Amerikaanse geheugenpsychologe Elizabeth Loftus toonde aan dat traumatische herinneringen, bijvoorbeeld aan seksueel misbruik tijdens de kindertijd, kunnen ontstaan tijdens gesprekken met een therapeut die suggestieve vragen stelt.
Daarmee is niet gezegd dat al onze herinneringen onbetrouwbaar of vals zijn, en al zeker niet dat een existentiële crisis over de authenticiteit van ons biografisch zelfbegrip onvermijdelijk is. Maar het onderzoek noopt wel tot een grotere bescheidenheid wat betreft de geldigheid van onze herinneringen. We wisten al langer dat het naïef is om te denken dat onze zintuigen de wereld aan ons tonen zoals die echt is. Ook leerden we dat onze spontane intuïties over de werkelijkheid niet te vertrouwen zijn. Wat het geheugen betreft, moeten we een analoge conclusie trekken: denk niet te snel dat je herinneringen overeenkomen met wat zich feitelijk afspeelde in het verleden.