Tot voor kort werden complotdenkers door de wetenschap alleen bestudeerd als rariteiten. De Amsterdamse socioloog Jaron Harambam nam hen wel serieus en onderzocht waar het wantrouwen vandaan komt.
Langzaam weet hij hen te overtuigen van zijn open blik, onder meer dankzij een blog, waarin hij parallellen trekt tussen ‘gewone’ kritische denkers en complotdenkers. Aanleiding is een krantenartikel waarin Huub Schellekens, hoogleraar farmaceutische biotechnologie aan de Universiteit Utrecht, losgaat over de misstanden in de farmaceutische industrie, waarbij de winsten van de industrie en de belangen van de overheid worden verheven boven die van de patiënt. Nauwelijks anders dan hoe veel vermeende complotdenkers spreken over die industrie, aldus Harambam.
In de meest strikte zin van het woord draait een complottheorie om een klein groepje mensen, dat, meestal in verborgenheid, samenspant om iets voor elkaar te krijgen. Maar complottheorieën en complotdenkers zijn er in gradaties, ontdekt Harambam tijdens zijn onderzoek. Al is er wel een gemene deler: volgens complotdenkers zit het anders dan ze je op basis van het officiële verhaal willen doen geloven.
En complottheorieën zijn immens populair. Zo gelooft een meerderheid van de Amerikanen nog altijd dat John F. Kennedy niet door één, maar een samenzwering van meerdere daders om het leven kwam. Iets minder dan een op de drie Amerikanen vreest dat ‘een globalistische elite’ (de Illuminati?) op termijn de nieuwe wereldorde zal stichten. Zowel in de VS als in andere westerse landen gelooft grofweg een op de vijf mensen dat de Amerikaanse regering betrokken was bij de aanslagen op 9/11. Meer dan de helft van de Britten leeft in de veronderstelling dat bewijzen voor buitenaards leven worden verdonkeremaand en in Nederland gelooft bijna veertig procent dat de farmaceutische industrie bepaalde ernstige ziektes kan genezen, maar liever geld verdient aan het langdurig behandelen van zieken.
De anderen zijn schapen
Naarmate hij verder tot de complotdenkers doordringt, ziet Harambam dat het wereldje allesbehalve homogeen is. Hij ontmoet uiteenlopende types: hoog en laag opgeleid, nuchter en zweverig, geëngageerd en outlaw. Hij onderscheidt drie types complotdenkers: de types die zoeken naar alternatieve feiten en bewijzen, de types die feiten en kennis zien als lokale producten en dus altijd relatief, en de meer spirituele types, die openstaan voor meer subjectieve waarheden.
Kenmerkend voor de in de huidige westerse samenlevingen dominerende complottheorieën, ontdekt Harambam, is dat ze meestal niet gaan over buitenstaanders, maar over de machtige mensen en instituties binnen onze eigen maatschappij. In veel theorieën is het complot ook niet zo concreet. Vaak wordt er gesproken over de ‘machtselite’.
Zelfs als het wel over ‘de ander’ gaat, zoals in het geval van de veronderstelde islamisering, is de aanstichter een elite die dit wil of laat gebeuren. Veel van die complottheorieën gaan over onze eigen instituties, voedselproductie, medicijnen, geld en de grotere economische en geopolitieke realiteit. Ze zijn niet antikapitalistisch, maar gaan vooral over machtsmisbruik. Daarin sluiten de complottheorieën aan bij een algemene daling van vertrouwen in politiek, experts en instituties – veel ‘gewone mensen’ zien wel een kern van waarheid in dit soort verhalen.
Soms werkt het ook andersom en worden complotten juist door machthebbers of politici gebruikt om hun beleid of overtuigingen te legitimeren. Dat gebeurt dikwijls in totalitaire regimes, maar ook in democratieën komt het voor: omdat Rusland, China en Iran stelselmatig onze veiligheid en democratie zouden proberen te ondermijnen, moeten onze geheime diensten meer bevoegdheden krijgen, bijvoorbeeld. En omdat het linksige politieke establishment doelbewust de westerse beschaving ten onder zou doen gaan, moeten fanatiek rechtse politici ons redden.
Typerend bij dat soort complotten is dat de fervente complotdenkers net wat verder gaan dan anderen en niet alleen machtsstructuren zien, maar doelbewust bedrog. ‘Ze vinden intentie waar andere mensen alleen maar chaos of toeval zien’, zegt Stef Aupers, promotor van Harambam en tegenwoordig hoogleraar mediastudies aan de Katholieke Universiteit Leuven. ‘Complotdenken is de kers op de taart van het wantrouwen.’
Volgens psychologen staat bij de complotdenker de radar voor het zien van verbanden en diepere oorzaken iets te scherp afgesteld, waardoor hij vaak vals alarm geeft. Maar wat als zij nu gelijk hebben? Volgens Harambam gaan veel mensen juist te gemakkelijk uit van de gewone verklaring die hun gegeven wordt en is hun radar te zwak. Zo redeneren ook de complotdenkers zelf, die niet-complotdenkers typeren als sheeple – ‘schapen’. Zij weten beter.
Vaccinaties en allochtonenklusjes
Maar wat zorgt er dan voor dat de ene persoon met een gezonde dosis wantrouwen door het leven gaat, en de ander achter alles wat hij of zij hoort of leest een samenzwering ziet? Neem nu vaccinaties: veel mensen zijn het erover eens dat de bedrijven die deze produceren vooral uit zijn op winst en eventuele onwelgevallige feiten onder de pet proberen te houden. Een iets kleinere groep zal ook twijfels hebben bij de intenties van de overheid. Maar daarmee is niet gezegd dat vaccinaties ‘het immuunsysteem ondermijnen’, dat ze ‘giftige hulpstoffen bevatten’ en ‘allerlei ernstige bijwerkingen geven die worden verzwegen’.
Vaak, ontdekt Harambam, gaat het om een combinatie van persoonlijke ervaringen en gebeurtenissen en ontwikkelingen in de maatschappij. Daarbij verwijzen ze naar complotten die zijn uitgekomen, zoals de Watergate-affaire, het massaal afluisteren door de National Security Agency (NSA) en de inmenging van de Russen bij de Amerikaanse verkiezingen. De een wordt daar een beetje wantrouwig van, de ander heel erg.
Neem bijvoorbeeld Katrijn Depoorter (niet haar echte naam, red.). Nadat haar eerste zoontje de DKTP-prik had gehad, werd hij een paar dagen ziek. Ze belde naar het consultatiebureau, maar werd afgewimpeld. ‘Toen hij bij de tweede én derde prik weer dagen ziek werd, dacht ik: ‘Nu ben ik niet meer gek, nu zijn jullie het.’’ Later vertelde een arts haar dat de batch van de DKTP-prik die haar zoontje kreeg niet helemaal goed zou zijn geweest en er opvallend veel klachten over waren binnengekomen. Haar zoontje en haar volgende kind liet Depoorter nog gewoon inenten, maar haar derde kind niet. ‘Ik begon me af te vragen waar we het voor doen. Ik vind dat de voordelen van vaccinaties worden overdreven, de overheid wil niet dat erover getwijfeld wordt en de farmaceutische bedrijven verdienen er miljoenen aan.’
Die combinatie van kritisch denken en persoonlijke ervaringen herkent ook Guilly Koster, een Nederlandse programmamaker. Hij werkte jaren voor de publieke omroep, maar runt tegenwoordig zijn eigen site, het New Media Platform. Koster is geen fanatiek aanhanger van heel specifieke complottheorieën, maar benadrukt vooral de zwakheden in de officiële verhalen over gebeurtenissen zoals 9/11, ufo’s en de moord op Kennedy. ‘Kijk bijvoorbeeld naar de moord op Kennedy. Van drie afgevuurde kogels is een ervan een soort magic bullet, die er bij de rechterschouder in gaat, bij de linkerschouder eruit komt, naar voren gaat, en door de knie van een andere man gaat. Dat geloof je toch niet? En als je dan niet wil onderzoeken of er meer mensen bij betrokken waren, dan gaat het mis. Dan zeg ik: hier is iets anders aan de hand.’
Voor Koster ging het zich verdiepen in complottheorieën hand in hand met gebeurtenissen in zijn eigen leven. Bij de omroep merkte hij dat hij vanwege zijn huidskleur en Surinaamse achtergrond steeds alleen maar de ‘allochtonenklusjes’ op zijn bord kreeg. Toen hij daartegen in opstand kwam, moest hij eruit. ‘Iedereen die niet in het systeem denkt, wordt uitgeschakeld.’
Om de massa te controleren, kun je volgens Koster drie middelen gebruiken: religie, angst en geld. Daarbij train je mensen om niet verder te denken dan je wil. ‘De reden dat ik in complottheorieën geloof, is dat ik buiten dat ding om ben gaan denken. Op een gegeven moment zei ik tegen mezelf: ‘I’m not buying this shit anymore.’
Onder tafel gepraat
In de loop van zijn onderzoek merkt Harambam dat hij zich sterk begint te identificeren met de ideeën waarmee hij in aanraking komt. Over de financiële wereld volgt hij de redenering van de complotdenkers vrijwel volledig. Over hoe multinationals buiten ons zicht hun belangen behartigen en daarbij de toezichthouders zoals de Amerikaanse Food and Drug Administration praktisch in hun zak hebben ook. Hoe de farmaceutische industrie wetenschappelijk onderzoek financiert, beïnvloedt en in lades doet verdwijnen ook, net zoals overheden dat regelmatig doen. ‘De vraag is nog op welke schaal het gebeurt. Maar dát het gebeurt, staat vast’, zegt Harambam. ‘Het zijn toch de belangen van landen en multinationals, die beter vertegenwoordigd zijn dan die van de gewone burger.’
Dat betekent niet dat hij meegaat in alle verhalen die rondgaan in het wereldje. Voor zijn onderzoek kijkt hij nadrukkelijk niet na of de theorieën hout snijden. Hij wil weten hoe de complotdenkers zelf ervaren waarom ze die zijn gaan aanhangen. Toch maakt het nogal uit of die mensen afdrijven naar waanzinnige ideeën of uitkomen bij waarheden die wij ‘schapen’ niet willen of kunnen inzien.
Wie niet op zoek gaat naar wat er nu wel en niet klopt, wordt snel door de verhalen meegesleept, zegt Brecht Decoene, moraalfilosoof en auteur van het recent verschenen boekje Achterdocht, tussen feit en fictie, over kritisch omgaan met complottheorieën. In zijn tekst waarschuwt Decoene dat een complotdenker je, als je over een complot in discussie gaat, zoals rond de maanlanding of 9/11, snel onder tafel praat. Onvoorbereid in discussie gaan, vormt een groot risico, want daarmee geef je hem of haar het idee gelijk te hebben, terwijl dat vaak niet zo is, aldus Decoene. ‘Alleen moet je over zeer specialistische en gedetailleerde kennis beschikken om dat wat ik ‘denkputten’ noem te ontdekken. Op een gegeven moment gaat het kritisch denken over in een theorie, waarbij onwelgevallige informatie wordt genegeerd.’
Ontwaken in de Albert Heijn
Complotdenkers als Guilly Koster zetten zich zoals zovelen af tegen de ‘mainstreammedia’. Volgens sommige complotdenkers maken ze onderdeel uit van het complot, anderen zeggen dat ze zich in hun gemakzucht en naïviteit laten misbruiken. Ze wijzen op het failliet van de journalistiek, die door teruglopende inkomsten en overnames door grote bedrijven steeds minder toekomt aan het controleren van de macht. En dus moeten ze zelf die kritische rol maar op zich nemen, met het internet als hun belangrijkste informatiebron.
Dat complottheorieën erg deprimerend kunnen werken, merkt ook Harambam. Halverwege het schrijven van zijn proefschrift belandt hij in een persoonlijke crisis, waarin hij alles alleen nog maar zwart ziet. ‘Ik zag overal misstanden. Ik stond in de Albert Heijn en dacht: ik kan niet de groenten kopen, die zitten vol pesticides, niet de vis, die zit vol met kwik, niet het vlees, dat zit vol hormonen. Wat kan ik nog wel kopen? Waar moet ik naartoe? Een enorme angst dat de hele wereld me aan het belazeren was, bekroop me. Toen merkte ik dat ik me identificeerde met de complotdenkers, en de trajecten die ze moeten hebben doorgemaakt.’
Zelf noemen complotdenkers dit proces ‘ontwaken’, vergelijkbaar met ongelovigen die zich bekeren tot een religie. Net als bij religies zijn er ook complotdenkers die erop gebrand zijn om anderen te doen ‘ontwaken’. Anderen houden het wakker-zijn meer voor zichzelf, of proberen puur door hun ervaringen te delen anderen de ogen te openen.
De algehele argwaan die Harambam ervoer, is herkenbaar voor veiligheidsonderzoeker Jelle van Buuren. Hij promoveerde eind 2016 aan de Universiteit van Leiden op de vraag hoe gevaarlijk complotdenken is voor de democratie. Dat valt wel mee, concludeerde Van Buuren, omdat complottheorieën zelden grote mensenmassa’s in beweging brengen of tot concreet geweld leiden. Toch raadt hij aan complotdenken serieus te nemen, maar dan op een andere manier: ‘Ook de complotdenkers die behoorlijk de plank misslaan, zijn vaak vanuit een terechte boodschap begonnen. Op die onderliggende boodschap moeten we ons concentreren.’
Van Buuren vindt dat er vaak te eenvoudig wordt geredeneerd over complotdenken. ‘Zoiets als ‘wantrouwen onterecht, einde discussie’. Maar je kunt ook denken: Er heerst wantrouwen, wat zegt dat over onze samenleving?’ Van Buuren beschouwt de complotdenkers als kanaries in de kolenmijn. Als voorbeeld noemt hij het idee dat bij veel mensen leeft over hoe de politici de wensen van het volk negeren en alleen luisteren naar lobbyisten die de belangen van grote bedrijven dienen. ‘Als daar al discussie over is, en je stelt dan voor om het raadgevend referendum (dat Nederlanders de mogelijkheid biedt een referendum te vragen over een gestemde wet, red.) af te schaffen, zoals het Nederlandse kabinet recent deed, dan maak je het er ook wel naar.’
Volgens Van Buuren zijn complottheorieën een soort modern alternatief voor religie. Ze bieden een simpele indeling in wij en zij en in de goeden en de slechten. Ze scheppen een overzicht in de abstracte en chaotische wereld. Wat dat betreft is er niets menselijkers dan denken in complotten, aangezien er niets menselijkers is dan complotten smeden.
Rond de afronding van zijn proefschrift neemt Harambam iets meer afstand van het wereldje. Langzaam komt hem helder voor ogen te staan wat de aantrekkingskracht van complottheorieën is. Succesvolle complottheorieën haken in op tradities, ervaringen, (pseudo)wetenschappelijke verklaringen, sociologische theorieën en toekomstbeelden die mensen hebben.
Vandaar ook dat we er zo gevoelig voor zijn, ook al kloppen ze vaak niet. Daarbij moet je ook de ‘fun’ ervan niet onderschatten, benadrukt Harambam. Complottheorieën duiken niet voor niets vaak op in films en popmuziek. ‘Het draait om spanning en sensatie, en er is de detectivefactor. Je hoeft er ook niet alleen maar serieus mee bezig te zijn. Kijk naar al die kinderen die met Illuminati-dingen bezig zijn, hoe die ermee omgaan, dat is echt speels. Het is ook entertainment. Het is spelen met de grenzen tussen realiteit en fictie.’
Harambam besluit voor zijn onderzoek een methode te volgen die nog niet eerder is gebruikt: hij dompelt zich onder in het wereldje
‘Toen mijn zoon bij de tweede en derde vaccinatieprik weer dagenlang ziek werd, dacht ik: nu ben ik niet meer gek’
In Nederland gelooft bijna veertig procent dat de farmaceutische industrie liever geld verdient aan het langdurig behandelen van zieken dan om ze daadwerkelijk te genezen
Complotdenken is de kers op de taart van het wantrouwen
Een complotdenker praat je in een discussie snel onder tafel. Onvoorbereid in discussie gaan, is daarom een groot risico, want daarmee geef je hem of haar het idee gelijk te hebben
Dit artikel dateert van februari 2018, maar is terug actueel vanwege de vele complottheorieën over het verband tussen 5G en het coronavirus die online verspreid worden.
De jaren 1990. De tijd van The X-Files en andere series vol duistere praktijken, buitenaards leven en government cover-ups. Ook de jonge Jaron Harambam (1983), die opgroeit in Amsterdam, vindt het machtig mooi. Jaren later – hij is inmiddels sociologie gaan studeren – komt hij opnieuw in aanraking met complottheorieën. Het is tijdens de financiële crisis en een vriend tipt hem de Zeitgeist-documentaires van Peter Joseph, over complottheorieën rond religie, de aanslagen op 11 september 2001 en het banksysteem. Vooral op die laatste slaat Harambam aan: waarom leest hij hier nergens over?
Hij ontdekt dat er een hele beweging is ontstaan rondom Zeitgeist en bezoekt een meet-up in Amsterdam, waar hij zeer uiteenlopende mensen ontmoet. Op dat moment is hij net bezig een promotieplek te regelen aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Nu weet hij wat hij wil gaan onderzoeken: complotdenkers.
Tot voor kort werden complotdenkers door de wetenschap alleen bestudeerd als rariteiten. Hun ideeën werden beschouwd als slechte wetenschap, dus zullen de bedenkers en aanhangers ervan ook wel gek zijn, was het credo. Onderzoekers legden verbanden met schizofrenie en paranormale wanen en bestudeerden hoe die mensen toch ‘zo kunnen afdwalen’. Ze namen daarbij steevast de extreme types, die het sterkst geloven in de meest absurde theorieën.
Ze behandelden complottheorieën ook met vrees: als iedereen allerlei verschillende ideeën gaat aanhangen, kan onze moderne maatschappij weleens instorten. Maar de generatie onderzoekers waarvan Harambam deel uitmaakt, kijkt op een andere manier naar complotdenkers. Ze schort haar oordeel op en beschouwt de complotdenkers en hun theorieën als een fenomeen dat kenmerkend is voor een samenleving en daar veel over vertelt.
Gemene deler
Harambam besluit voor zijn onderzoek een methode te volgen die nog niet eerder is gebruikt: hij dompelt zich onder in het wereldje. Dagelijks surft hij langs bekende complotwebsites als Niburu, Zapruder en wearechange.org, bezoekt bijeenkomsten en tracht personen te vinden om uitgebreid te spreken. Een eenvoudige opgave is dat niet. Veel van de complotdenkers die Harambam ontmoet staan wantrouwig tegenover zijn project, omdat wetenschappers en journalisten vaak negatief over hen berichten. Toen hij in 2011 bij een lezing van de Britse goeroe David Icke (die verkondigt dat we worden beheerst door afstammelingen van buitenaardse reptilians) mensen aansprak, stuitte hij vooral op veel vragen. ‘Het kostte me de nodige tijd om hun vertrouwen te winnen.’