In zijn allerlaatste column voor Psyche&Brein doet columnist Vittorio Busato een bekentenis.
Van mijn vader heb ik uitvallend haar geërfd, van mijn moeder een minder gebit. Verder zijn het alleraardigste lui en mag ik over mijn jeugd, op twee voorvallen na, niet klagen. Maar die zijn wel levensbepalend gebleken.
Mijn vader gaf les op de lagere school waarheen ik ging. Ik zat nooit echt bij hem in de klas, maar één periode kreeg ik handenarbeid van hem. Dat vak werd twee keer per week voor de middagpauze gegeven. Al naargelang je knutselvoorkeur kwam je bij de ene of de andere leerkracht terecht. Ik koos voor solderen. Niet dat mijn vader dat kon, maar ik kon het helemaal niet, dus het leek me wel handig dat te leren.
Omdat ik een soldeeropdracht niet op tijd af had gekregen, moest ik tussen de middag een half uur eerder naar school om die af te maken. Het was toen knikkertijd. In de pauze stond ik dik op winst. Omdat mijn vader wist dat ik, eenmaal groot, een keihard zakenman wilde worden en hij daartegen geen enkel bezwaar maakte, ging ik ervan uit dat hij zijn vaderlijke plichten wel zou laten prevaleren boven zijn onderwijskundige. Mijn argument ‘winst boven alles’ zou hij vanzelfsprekend begrijpen. Niets bleek minder waar toen ik twintig minuten te laat met volle zakken en een voldane glimlach de school binnenwandelde. De draai om mijn oren die volgde, zou tegenwoordig ruimschoots voldoende zijn om de voorpagina’s van een landelijk dagblad mee te halen. Maar zakenman wilde ik niet meer worden, een studie economie of bedrijfskunde hield ik definitief voor bekeken.
Iedereen moest zo nodig mijn gescalpeerde roede zien, als betrof het de geboorte van een neushoorn
Niet veel later moest ik uit medische noodzaak worden besneden – de voorhuid was te nauw of de stam te breed, het is zoals met zoveel in het leven maar net welk perspectief je inneemt. Besnijdenissen op die grond geschieden doorgaans zonder allerhande rituelen. Nog niet zo lang ontwaakt uit de narcose en weer veilig thuis in mijn jongenskamer, ontdekte ik al snel dat mijn moeder deze ingrijpende mijlpaal in mijn leven toch wel enige luister bij wilde zetten. Lang durfde ik die dag niet te plassen, bang als ik was dat het zou gaan schrijnen. De newage-muziek die ze opzette, met het zogenaamd rustgevende geluid van ruisende watervallen en zingende walvissen, de kranen die ze liet lopen, het pssst-pssst-pssst-gefluister terwijl ik probeerde te plassen maar écht niet durfde: ik kon het allemaal weinig waarderen. Maar dat iedereen die op bezoek kwam die week – oma’s, ooms, tantes, vrienden, vriendinnen, wildvreemden zelfs – zo nodig mijn voor eeuwig gescalpeerde roede moest zien, als betrof het de geboorte van een zeldzame neushoornbaby in Artis, en mijn moeder niet eerder de deken terugdeed voordat iedereen uit-ge-oht en -ge-aht was, daar zie ik tot op de dag van vandaag het nut niet van in. Ik verdenk haar er zelfs van dat ze kijkgeld vroeg, want voor zover ik weet, waren wij in die tijd niet aanvullend verzekerd en moest er vast een eigen risico worden afgelost. Járen heb ik niet durven douchen in gezelschap.
Zulke ervaringen laten diepe wonden achter. Die heb ik met deze laatste column nu definitief van me afgeschreven. Toen de tijd daar was, restte voor mij slechts één studie. Begrijpt mijn vader eindelijk waarom ik, in plaats van keihard zakenman, zo’n softe psycholoog ben geworden. Het was me een eer en een genoegen de afgelopen jaren deze column voor dit prachtblad te verzorgen. Het zijn er al met al ruim vijftig geworden, meer dan ik bij aanvang verwachtte. Het ga u goed! Arrivederci!
Dit was de laatste column van Vittorio Busato. Psychiater Ebtisam El Filali neemt het stokje over.