“Je kunt niet eisen dat jongeren onmiddellijk stoppen met zichzelf snijden”

Eén op de zeven Vlaamse studenten snijdt, krast of slaat zichzelf af en toe. “Als je hen op tijd kunt identificeren, kun je dat aantal met de helft verminderen”, maakt psycholoog Glenn Kiekens zich sterk. Eos Psyche&Brein bekroont zijn onderzoek met de POWER award, een nieuwe prijs voor onderzoek naar mentaal welzijn.

Foto's: Josefien Tondeleir

Kiekens en zijn collega’s bevroegen een kleine zesduizend 18-jarige studenten van de universiteit van Leuven. Buitenlandse collega’s deden hetzelfde in acht andere landen. Ze peilden onder meer naar zelfverwonding. Een op de zeven Leuvense studenten bleek zichzelf in die periode voor het eerst bewust te verwonden. “Een typisch beeld is een meisje dat zichzelf krast of snijdt. Maar ook jezelf branden, met het hoofd bonken of jezelf slaan, is zelfverwondend gedrag. Dat komt vaker voor bij jongens.”

De cijfers klinken alarmerend hoog.

“Een op de zeven is inderdaad veel, maar het komt overeen met wat we in het buitenland ook zien. Wij hebben 18-jarigen bevraagd, maar eigenlijk ontstaat zelfverwondend gedrag meestal eerder, tussen 14 en 16 jaar. Daar zitten we in Vlaanderen met een percentage van 17 procent. Bij velen gaat dat gedrag wel over, en gaat het om experimenteren.”

Komt het vandaag meer voor?

“De cijfers suggereren van wel, maar we kunnen dat niet zwart-op-wit zeggen omdat studies vaak niet dezelfde methodes hanteren. Sociale media zouden invloed kunnen hebben, maar er zijn twee kanten aan dat verhaal. Enerzijds wordt het gedrag er soms aangemoedigd, anderzijds vinden jongeren er ook steun.”

Wie zijn de jongeren die zichzelf verwonden?

“Een typisch profiel bestaat niet. Deze jongeren hebben altijd een rugzak, maar wat daarin zit, verschilt. Sommige jongeren zijn gevoeliger voor negatieve emoties, ze piekeren veel, zijn erg kritisch voor zichzelf. Sommigen worden gepest of zijn seksueel misbruikt. Of in hun gezin is het moeilijk om over emoties te praten. Zelfverwonding is dan een indirecte manier van communicatie.”

Glenn Kiekens

Glenn Kiekens (1991) is klinisch psycholoog, master in de statistiek en doctor in de psychologie en in de biomedische wetenschappen. Hij is verbonden aan Tilburg University als universitair docent en aan de KU Leuven als senior onderzoeker voor het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek. Voor het onderzoek naar het voorkomen van zelfverwondend gedrag bij studenten was hij ook verbonden aan Harvard University (VS) en Curtin University (Australië).

“Belangrijk is een onderscheid te maken met een suïcidepoging. Bij zelfverwonding is er geen sprake van een doodswens. Is die er wel, dan spreken we van een poging tot zelfdoding. Jammer genoeg worden jongeren op de spoedeisende hulp soms behandeld alsof ze een poging tot zelfdoding hebben ondernomen. Ook worden ze soms zonder verdoving genaaid, omdat dokters zeggen: ‘Je hebt graag pijn, dus we zullen je pijn geven’. Andere cliënten vertellen me dat ze te horen krijgen hoe ze moeten snijden als ze dood willen.”

Dat klinkt verbijsterend. Waarom behandelen artsen deze jongeren anders dan andere patiënten?

“Tja. Artsen willen mensen helpen, maar als mensen zichzelf iets aandoen … Het gebeurt natuurlijk niet overal en altijd, maar er zijn toch veel jongeren die slechte ervaringen hebben met de spoeddienst.”

Wie zichzelf snijdt of slaat, wil dus meestal niet dood. Wat is dan wel de reden dat ze zichzelf verwonden?

“Meestal willen ze emotionele pijn omzetten in fysieke pijn. Het is een manier om met hoogoplopende emoties om te gaan – verdriet, schaamte, zelfkritiek. Anderen willen zichzelf straffen.”

Gaat het om een impulsieve reactie?

“Tussen de drang om zichzelf te verwonden en het gedrag zelf zit meestal minder dan een halfuur. Op dat moment ervaren ze intense emoties. Door het zelfverwondend gedrag komen endorfines vrij, waardoor ze in eerste instantie een gevoel van opluchting ervaren. Maar daarna volgen vaak gevoelens van schaamte: ‘Het is me niet gelukt eraan te weerstaan, ik ben een nietsnut’. Daardoor lopen de emoties opnieuw op en ontstaat er een vicieuze cirkel.”

Heeft elke jongere die zichzelf verwondt ook een mentaal probleem?

“Nee. Zelfverwonding is wel een signaal dat het niet goed gaat en dat moet je ernstig nemen. In bevragingen rapporteert zestig tot tachtig procent van deze jongeren een psychiatrische stoornis. Dat gaat meestal over een depressie, angst- of eetstoornis. Zelfverwondend gedrag is daarnaast een symptoom van borderline persoonlijkheidsstoornis. Ongeveer een op de vijf mensen die zichzelf verwonden, heeft de diagnose borderline. Dat is dus de minderheid.”

“De focus ligt meer op leren dan op welzijn. De preventie van mentale problemen is een grote uitdaging”

“In ons onderzoek hebben we gezien dat psychiatrische stoornissen kunnen leiden tot zelfverwonding, en er ook voor zorgen dat het gedrag blijft bestaan. Omgekeerd geeft zelfverwondend gedrag ook een verhoogd risico op het ontwikkelen van mentale problemen later in het leven. De helft van de jongeren die zichzelf frequent verwondt, ervaart later gedachten aan zelfdoding. Een op de tien zal ook een poging tot zelfdoding ondernemen.”

Waarom is het begin van de studententijd een cruciaal moment?

“Het is een belangrijk moment in je leven. Je zult van alles leren over wat je later wilt doen. Je hebt vaak de eerste romantische relaties. Maar: je moet ook een nieuw sociaal netwerk uitbouwen, en je moet presteren. Het is dus niet voor iedereen een feest.”

U zei dat de meeste jongeren rond 15 jaar starten met zelfverwondend gedrag. Waarom heeft u dan 18-jarigen bevraagd?

“De eerste piek zien we inderdaad tussen 14 en 16 jaar. Eigenlijk moet je dus ook focussen op de overstap van de lagere school naar het middelbaar onderwijs. Jongeren zijn dan heel gevoelig voor afwijzing en voor het opluchtende effect van zelfverwonding. Dat komt omdat hun hersenen nog niet volgroeid zijn. Het limbisch systeem, waar gevoelens huizen, rijpt eerder uit dan de executieve functies (die onder meer instaan voor impulsbeheersing en emotieregulatie, red.). Jammer genoeg is het, praktisch en ethisch gezien, moeilijker om voor die leeftijd een studie goedgekeurd te krijgen. Bovendien ligt de focus in Vlaanderen op leren, en minder op welzijn. De preventie van mentale problemen is de grote uitdaging.”

Wat kunnen we doen om te voorkomen dat jongeren zichzelf gaan verwonden?

“Eerst en vooral moet je identificeren wie risico loopt. Wij hebben jarenlang alle studenten aan de KU Leuven gevolgd. Vervolgens hebben we alle factoren in kaart gebracht die met zelfverwonding samenhangen. Op basis van een mathematisch model kunnen we nu het risico bepalen dat een eerstejaars­student mentale problemen zal krijgen of zelfverwondend gedrag zal vertonen. En als het gedrag er al is, of die student dat zal blijven doen.”

“Het zou een goed idee zijn om alle eerstejaarsstudenten een online bevraging te laten invullen. Dan kun je vervolgens de jongeren die het meeste risico lopen op problemen, op de juiste manier ondersteunen. Als je focust op de twintig procent hoogste risicoprofielen, dan kun je volgens ons model bij de helft van hen voorkomen dat het probleem ontspoort. In groepssessies kun je bijvoorbeeld werken aan sociale vaardigheden. Anderen kun je online oefeningen aanbieden om met emoties om te gaan. Al moet je dan ook altijd een coach voorzien, want anders houden jongeren niet vol.”

U hebt ook een app gebruikt. Hoe werkt die?

“Het gaat om een app voor jongeren die het gedrag al stellen. We hebben via die app aan 125 jongeren die in behandeling zijn, zes keer per dag gevraagd waar ze mee bezig waren, hoe ze zich voelden, waar ze aan dachten en of ze dachten aan zelfverwonding. We vroegen hen ook om via een knop aan te geven wanneer ze zichzelf verwondden. Dat gedrag en die gedachten blijken van uur tot uur heel sterk te variëren, en het zelfverwondingsgedrag bleek vooral ’s avonds voor te komen. Dat maakt therapie moeilijk.”

“De app reikte de jongeren enkele persoonlijke strategieën aan als alternatief voor het zelfverwondend gedrag. Zodat ze dat moment doorkomen. Die interventies zijn we nu verder aan het ontwikkelen, samen met jongeren. Uiteindelijk willen we een zelflerend algoritme creëren dat op individueel niveau leert waarmee het zelfverwondingsgedrag samenhangt.”

Kunt u een voorbeeld geven van zulke alternatieven?

“Een vriend of vriendin contacteren, of gaan hardlopen zijn strategieën die jongeren zelf aangeven. Wat werkt, is voor iedereen anders. Door gebruik te maken van artificiële intelligentie willen we die methode kunnen aanbieden die relevant is op dat moment, voor die persoon.”

Is het moeilijk om met zelfverwondend gedrag te stoppen?

“Ja. Die vicieuze cirkel waar ik het over had, bekrachtigt het gedrag. Toch stoppen vier van de tien ­jongeren die als scholier begonnen zijn, aan de universiteit met het gedrag. Nog eens vier op de tien doen het alleen nog als ze echt moeilijke momenten meemaken. Zowat vijftien procent blijft zichzelf wel herhaaldelijk en frequent verwonden.”

Welke factoren dragen ertoe bij dat jongeren ermee stoppen?

“De eerste stap is erover praten. Jongeren denken nog te vaak dat ze hun problemen zelf moeten oplossen. Slechts bij een op de drie jongeren zijn de ouders op de hoogte van het gedrag. Vaak krijgt een vriend of vriendin het als eerste te horen.”

Als je als ouder of als vriend merkt dat iemand zichzelf verwondt, wat kun je dan doen?

“Ga het gesprek aan. Maar wacht als ouder tot je bent gekalmeerd. Op het moment dat je het ontdekt, kunnen de emoties hoog oplopen. Ouders hebben dan de neiging te eisen dat het gedrag stopt. Dat is ook begrijpelijk. Maar je kunt dat niet verlangen. Voor jongeren is het soms de enige strategie om met hun emoties om te gaan, en soms voorkomt het gedrag een poging tot zelfdoding. Probeer te begrijpen wat er achter het gedrag schuilt. Wat maakt dat je zoon of dochter, vriend of vriendin, het op dit moment zo moeilijk heeft? Is er iets wat jij kunt doen om die rugzak te verlichten? Beloof zeker geen geheimhouding en motiveer hem of haar om professionele hulp te zoeken. En: zorg goed voor jezelf. We zien dat zelfverwondend gedrag een grote impact heeft op het gezin. Praat er zelf ook over, eventueel met een professional.”

“Deze jongeren krijgen soms negatieve reacties van spoedartsen. Tot en met advies om volgende keer beter te snijden”

Als een jongere professionele hulp krijgt, hoe ziet die er dan uit?

“In het begin werken we vooral aan een vertrouwensrelatie. Vervolgens kijken we naar de functie van het zelfverwondingsgedrag en werken we toe naar gedragsverandering. Wat zijn de voor- en nadelen van doorgaan met het gedrag? Wat zijn de voor- en nadelen van stoppen? Zodra de jongere gemotiveerd is om het gedrag te veranderen, brengen we in kaart welke triggers het gedrag uitlokken en proberen we die te voorkomen. Zo voelt de jongere dat hij of zij opnieuw controle krijgt.”

“Pas daarna zetten we in op de onderliggende redenen van het gedrag. Als een meisje zichzelf krast omdat ze niet naar school wil, moeten we inzetten op leren vertellen waarom ze niet naar school wil. Wordt ze gepest? Zou het een oplossing zijn om van school te veranderen? Is de jongere depressief? Kijkt die te kritisch naar zichzelf? Heeft er zich een trauma voorgedaan? Zelfverwonding is vaak een manier om met die moeilijkheden om te gaan.”

“Als je alleen focust op het verminderen van het zelfverwondend gedrag, dan verschuift dat vaak naar ander schadelijk gedrag. Je bent dus niet klaar als het zelfverwondend gedrag ogenschijnlijk is verminderd.”

“Maar naast behandeling moeten we sterker inzetten op preventie, zodat minder mensen dit soort hulp nodig hebben. Nu focussen we in de hulpverlening vooral op mensen met ernstige, langdurige problemen. Dat kost veel geld en handen. Er zijn lange wachtlijsten en of je het probleem kunt oplossen, is niet zeker. Preventief kun je zoveel meer. Als je pesten bijvoorbeeld kunt wegwerken, dan zouden volgens ons model de helft minder jongeren zichzelf verwonden. Pesten helemaal wegwerken is een utopie, maar het toont wel aan dat je met preventie heel veel kunt bereiken.”

“Maatschappelijk zeer relevant onderzoek”

Voor zijn onderzoek krijgt Glenn Kiekens de POWER, de Paul Ooms award voor research naar mentaal Welzijn. De prijs wordt voortaan jaarlijks uitgereikt door Eos Psyche&Brein. De jury bestond uit psychiater Pieter Roosen, psychiater Thomas Pattyn (KU Leuven), psycholoog Annabel Nijhof (UGent) en hoofdredacteur Liesbeth Gijsel (Eos Psyche&Brein). Psychiater Kirsten Catthoor (UA en voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie) was de juryvoorzitter. De jury prijst Kiekens’ werk als “maatschappelijk zeer relevant, want de problematiek betreft een grote groep jongeren. Het preventie-aspect van het onderzoek kan verlichting bieden voor de lange wachtlijsten voor psychologische hulp en toont dat de verantwoordelijkheid voor het mentaal welzijn van jongeren ook bij de samenleving ligt.”

 

Wie met vragen zit of nood heeft aan een gesprek kan terecht bij:

  • Awel voor kinderen en jongeren op het gratis nummer 102 of via chat op awel.be
  • Tele-onthaal is er voor jongeren en volwassenen op het gratis nummer 106 of via chat op tele-onthaal.be
  • Voor vragen rond zelfdoding kan je terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 of op de website zelfmoord1813.be. In Nederland kun je bellen naar 0800-0113 en terecht op 113.nl