Een nieuw onderzoek kan een keerpunt zijn in de strijd tegen MS.
Er is een verband tussen het herpesvirus Epstein-Barr en multiple sclerose (MS). Een vermoeden van dat verband bestond al lang, maar het was moeilijk hard te maken. Het Epstein-Barr-virus is de belangrijkste oorzaak van klierkoorts (ook wel: de ziekte van Pfeiffer) en komt zo vaak voor dat 95 procent van de volwassenen er drager van is. Die mensen hebben natuurlijk niet allemaal MS.
MS is een ziekte waarbij de myeline, de witte stof die rond onze zenuwvezels zit, wordt aangetast. Daardoor loopt de communicatie in het brein steeds slechter, wat leidt tot pijn en verlamming. Wereldwijd lijden 2,8 miljoen mensen aan deze ziekte.
Wie klierkoorts oploopt, blijkt een verhoogd risico te hebben op de ontwikkeling van MS. Om te bewijzen dat een infectie met Epstein-Barr MS veroorzaakt, zou een onderzoek echter moeten aantonen dat mensen de ziekte niet zouden ontwikkelen als zij niet eerst met het virus waren besmet. Een gerandomiseerd onderzoek om een dergelijke hypothese te testen door opzettelijk duizenden mensen te besmetten zou natuurlijk onethisch zijn.
Amerikaanse soldaten
In plaats daarvan wendden Amerikaanse onderzoekers zich tot wat zij noemen ‘een experiment van de natuur’. Zij gebruikten twee decennia van bloedmonsters van meer dan 10 miljoen Amerikaanse soldaten. De monsters werden genomen voor routinematige HIV-tests. Ongeveer 5 procent van hen (enkele honderdduizenden) waren geen drager van Epstein-Barr toen zij in militaire dienst gingen. 955 soldaten ontwikkelden uiteindelijk MS.
De onderzoekers gingen na hoeveel van hen drager waren van het virus. De resultaten, die in het vakblad Science werden gepubliceerd, tonen aan dat het risico op multiple sclerose met een factor 32 toenam na infectie met Epstein-Barr, maar niet na infectie met andere virussen. ‘Deze bevindingen kunnen niet worden verklaard door andere bekende risicofactoren voor MS en suggereren het Epstein-Barr virus als de belangrijkste oorzaak van MS’, schrijven de onderzoekers.
In een begeleidend commentaar schrijven de immunologen William Robinson en Lawrence Steinman (Stanford University): ‘Deze bevindingen leveren overtuigende gegevens die Epstein-Barr virus impliceren als de trigger voor de ontwikkeling van MS.’ ‘Het komt zowat op het volgende neer’, zegt onderzoeker Alberto Ascherio, ‘als je niet besmet bent met het Epstein-Barr virus, krijg je geen MS. Zulke zwart-witresultaten als wij hebben verkregen, zijn zeldzaam.’
Viroloog Jeffrey Cohen (National Institutes of Health, VS), die niet betrokken was bij het onderzoek, is voorzichtig om het virus als ‘oorzaak’ te claimen van MS. Toch zegt ook hij dat de resultaten van het nieuwe onderzoek indrukwekkend zijn. ‘Toen het eerste onderzoek werd verricht naar een mogelijk verband tussen roken en longkanker, vonden wetenschappers een toename van het risico met factor 25 voor mensen die een pakje per dag rookten’, zegt Cohen. ‘Dit is nog hoger.’
Kusjesziekte
Een groot deel van de wereldbevolking, vooral in ontwikkelingslanden, wordt al heel vroeg in het leven besmet met Epstein-Barr zonder veel nadelige gevolgen, hoewel het virus kan leiden tot een aantal zeldzame vormen van kanker. De overgrote meerderheid van wie als kind nog niet besmet raakte, loopt het virus op in de adolescentie, wanneer Epstein-Barr meestal leidt tot klierkoorts – ook wel de kusjesziekte genoemd omdat de besmetting via speeksel gebeurt. Na infectie leeft Epstein-Barr voort in sommige B-cellen van het immuunsysteem en blijven de antilichamen die zijn ontwikkeld om de ziekte te bestrijden in het bloed achter.
In het nieuwe onderzoek analyseerden de wetenschappers tot drie bloedmonsters voor elk individu met MS: een eerste dat werd afgenomen toen ze tiener waren, een tweede en een derde telkens enkele jaren later, maar voordat ze MS kregen. Het team zocht in de monsters naar antilichamen in het bloed als bewijs van een infectie met Epstein-Barr.
Elke MS-patiënt werd ook vergeleken met twee willekeurig gekozen soldaten zonder MS, die dezelfde leeftijd, hetzelfde geslacht en dezelfde etnische achtergrond hadden. Slechts één van de 801 MS-patiënten die uiteindelijk in het onderzoek werden meegenomen, was niet besmet met Epstein-Barr voordat de ziekte zich openbaarde. Het risico om MS te ontwikkelen was daarmee 32 keer groter voor degenen die bij het derde bloedmonster antilichamen hadden, vergeleken met degenen die dat niet hadden.
Om zeker te zijn dat Epstein-Barr de boosdoener was, maten Ascherio en zijn collega's ook antilichamen tegen cytomegalovirus, een ander herpesvirus. Daarmee vonden ze geen verband, en ook een subonderzoek naar de meeste andere virussen bracht niets aan het licht. Om de mogelijkheid uit te sluiten dat een infectie met Epstein-Barr voorafging aan MS en niet andersom, mat het team ook het gehalte van een eiwit dat in het bloed verhoogd is wanneer neuronen gewond raken of afsterven en dat daarom dient als een signaal van het begin van MS, nog voordat er symptomen optreden. De eiwitgehaltes stegen alleen na de Epstein-Barr-infectie.
Nieuwe behandelingen
Eén belangrijke vraag blijft echter: hoe leidt het virus tot de ziekte? Geen idee, geven Robinson en Steinman in hun commentaar toe. Misschien triggert het virus een auto-immuunreactie, waardoor het lichaam ten strijde trekt tegen zijn eigen myeline.
Het vreemde is dat nagenoeg iedereen ooit besmet raakt met Epstein-Barr, maar dat slechts enkelen onder ons ook MS krijgen. Een besmetting volstaat dus niet. Epstein-Barr, zo blijkt, moet samengaan met een genetische aanleg en mogelijk ook met omgevingsfactoren, zoals roken en een vitamine D-tekort.
MS werd tot nu toe altijd gezien als een auto-immuunziekte met een onbekende oorzaak. ‘Nu moeten we MS gaan zien als een complicatie van een infectie met het Epstein-Barr-virus’, zegt Ascherio. ‘Dit is een nieuw hoofdstuk in de zoektocht om de ziekte te behandelen en te voorkomen.’
Mogelijk valt er iets te verwachten van antivirale middelen die zich richten op het virus in B-cellen van het immuunsysteem. Een van de meest opwindende ontwikkelingen in MS-medicatie in de afgelopen jaren was het succes van anti-B-cel-therapieën. In eerder werk hebben Hauser en zijn collega's ontdekt dat de weefselschade bij MS vooral wordt veroorzaakt door B-cellen, die de myelineschede aanvallen die de zenuwen beschermt.
De therapieën die nu voor gebruik zijn goedgekeurd, omvatten monoklonale antilichamen die deze B-cellen doden en zo de ontsteking verlichten. Ze bieden geen genezing, maar zijn effectief tegen MS-terugvallen, waarbij de ontwikkeling van nieuwe letsels met een verbazingwekkende 99 procent wordt verminderd. Het zijn ook de enige therapieën waarvan is aangetoond dat ze effectief zijn tegen primair progressieve MS, een voorheen onbehandelbare vorm van de ziekte. ‘Misschien kunnen we deze therapie verfijnen om alleen de B-cellen aan te pakken die geïnfecteerd zijn met het Epstein-Barr-virus’, zegt immunoloog Christian Münz van de Universiteit van Zürich, die ook niet betrokken was bij de nieuwe studie.
Andere onderzoekers werken aan vaccins die een infectie met Epstein-Barr moeten voorkomen. Moderna, dat een mRNA-vaccin tegen COVID-19 heeft ontwikkeld, is eerder deze maand begonnen met een studie van een mRNA-vaccin tegen Epstein-Barr. En Jeffrey Cohen (NIH) verwacht eind februari met een studie te starten met een ander Epstein-Barr-vaccin. Als deze onderzoekers succes hebben, zouden zulke vaccins het aantal gevallen van klierkoorts en sommige vormen van kanker drastisch kunnen verminderen. En nu is het denkbaar dat ze hetzelfde kunnen doen voor MS.