Maar een klein deel van de patiënten met een depressie die langer dan twee jaar duurt, krijgt elektroconvulsietherapie. Toch werkt de behandeling goed: ruim de helft van de patiënten wordt minder depressief of herstelt zelfs volledig. Wat is elektroconvulsietherapie? En, waarom krijgen patiënten deze therapie niet vaker?
In Nederland krijgt 1,2 procent van de mensen met een depressie die minstens twee jaar duurt elektroconvulsietherapie (ECT), ook wel elektroshocktherapie genoemd. Deze behandeling had eigenlijk bij zo’n 26 procent voorgeschreven kunnen worden. Zo concludeert een groep Nederlandse psychiaters en hoogleraren in het Tijdschrift voor Psychiatrie. Tussen 2014 en 2018 volgde het team het aantal patiënten dat zich aanmeldde bij een van de grote drie ECT-centra in Nederland. Deze informatie vergeleken ze met een landelijke database die bijhoudt hoeveel mensen met een depressie worden gediagnosticeerd. Uit die vergelijking bleek dat 26 procent van de patiënten met een aanhoudende depressie in aanmerking kon komen voor ECT. Slecht 1,2 procent kreeg inderdaad ECT en dat vinden deze artsen en wetenschappers zorgelijk. In de eerste twee jaar van een behandeltraject wordt doorgaans eerst met andere therapieën of medicijnen geprobeerd een depressie aan te pakken.
ECT bestaat al ruim tachtig jaar. Ze wordt ingezet om patiënten met ernstige psychiatrische stoornissen te behandelen. Via elektroden op het hoofd worden elektrische prikkels toegediend terwijl de patiënt onder narcose is. Eén sessie duurt ongeveer een kwartier. Om een depressie te behandelen ondergaat de patiënt twee keer per week een behandeling voor drie tot zes weken. Een groot deel is na zo’n behandeling klachtenvrij. Zelfs wie met een zware depressie kampt, heeft een grote kans om van zijn of haar depressie af te komen. Het deel dat niet volledig herstelt, zal zich na de therapie vaak wel een stuk beter voelen.
‘We weten al heel wat over de werking van ECT, maar we weten nog niet precies wat er allemaal in de hersenen gebeurt’, zegt Pascal Sienaert (UPC KU Leuven). Hij is psychiater en psychotherapeut en onderzoekt stemmingsstoornissen en ECT. ‘De elektrische prikkels zorgen voor een soort ontlading in het brein. Neurotransmitters, hormonen en groeifactoren komen vrij. Die groeifactoren stimuleren andere, net nieuwe, hersencellen om te groeien. We denken nu dat de aanmaak en groei van die nieuwe cellen zorgt voor het herstel van een depressie of andere psychiatrische stoornis’, zegt Sienaert.
‘We weten het niet zeker maar steeds meer wetenschappelijk onderzoek lijkt daarop te wijzen. We weten ook dat de hippocampus het gevoeligste is voor ECT. Vooral daar komen stoffen vrij en gaan zenuwcellen groeien en nieuwe verbindingen met elkaar aanmaken. Ons geheugen ligt in de hippocampus opgeslagen en het gebied is ook onderdeel van het limbische systeem, dat betrokken is bij de regulatie van emoties.‘ Weten we welke hormonen en neurotransmitters vrijkomen bij zo’n ontlading? Sienaert: ‘Het zijn dezelfde stoffen die ook bij medicijnen zoals antidepressiva een rol spelen. De neurotransmitters serotonine, dopamine en noradrenaline komen vrij’. Serotonine heeft in de hersenen een remmende werking op omliggende zenuwcellen en speelt onder meer een rol bij het geheugen, stemming, slaap en emotie.
Dopamine, ook gekend als het ‘gelukshormoon’ zorgt voor het ervaren van genot en geluk. Wie te weinig van het stofje noradrenaline heeft voelt zich doorgaans depressief. Al is dat ook afhankelijk van de aanwezigheid van andere neurotransmitters. ‘Het hormon prolactine, dat onder meer de melkproductie stimuleert, komt vrij door ECT. Het speelt waarschijnlijk geen rol in het behandelen van een depressie’, meent Sienaert.
Sienaert kan wel verklaren waarom ECT zo weinig wordt toegepast. ‘Het artikel in het Tijdschrift voor Psychiatrie gaat over mensen met een depressie die langer dan twee jaar duurt. Maar naar die groep is nog te weinig onderzoek gedaan’, meent hij. ‘Veel ECT-onderzoek richtte zich op psychotische depressies. Dat zijn zeer ernstige gevallen waar naast depressieve gevoelens ook wanen en hallucinaties optreden. Patiënten lopen hier niet twee jaar mee rond, maar worden eerder opgenomen omdat het zo slecht met ze gaat. Van deze groep weten we dat ruim 80 procent zal opknappen van de therapie. Hoe de therapie aanslaat bij mensen met een aanhoudende niet-psychotische depressie weten we niet goed.
Dat kan een reden zijn dat artsen niet doorverwijzen voor een behandeling met ECT.’ Sienaert heeft nog een tweede reden voor de lage toepassingsgraad. ‘ECT zal bij veel mensen de wenkbrauwen doen fronzen. Ook de media leggen vaak nog een link met dwang en andere vreselijk dingen die vroeger in de psychiatrie aan de hand waren. Er kleeft bij zowel artsen als bij patiënten een negatief stigma aan ECT.’ Ook Sienaert vindt dat de stap naar ECT te weinig gezet wordt in de psychiatrie. ‘Patiënten die langer dan twee jaar depressief zijn verdienen wel degelijk een kans om ECT te krijgen en misschien te genezen. In Nederland én in België, want ook daar is het stigma aanwezig, moeten de media neutraler berichten over ECT. Als het stigma minder wordt, zal een arts vaker denken aan ECT als behandeling en het ook vaker bespreken met de patiënt. ‘