Een kritische geest blijft een geweldig middel om niet zomaar alles te slikken wat op je afkomt, zelfs al komt het van wetenschappers.
Appelen en peren mag je niet zomaar samen gooien, tenzij je enkel conclusies wil trekken over fruit in het algemeen.
‘Ten minste 80% van de grijze stof in het brein is beïnvloedbaar en veranderbaar door fysieke activiteit’ leest de titel van een recente overzichtspaper (review paper in het Engels, een wetenschappelijk artikel waarin verschillende wetenschappelijke studies over een bepaald onderwerp samen besproken worden om zo een meer algemene conclusie te kunnen trekken). In hun review paper doorzochten Dr. Batouli en Dr. Saba 53 wetenschappelijke artikels om na te gaan wat de impact is van fysieke activiteit op het brein en op welke hersenregio’s het een invloed heeft.
Toen ik de paper zag verschijnen op ResearchGate (een beetje vergelijkbaar met Facebook of Instagram, maar dan met wetenschappers en wetenschappelijke artikels), was ik dan ook erg benieuwd. De positieve invloed van fysieke activiteit op het brein is al meermaals wetenschappelijk naar voor geschoven als een soort van wondermiddel en ik schreef er, gezien mijn persoonlijke interesse, ook al verscheidene keren een blog over. Maar de stelling dat minimaal 80% van de grijze stof in het brein beïnvloed kan worden door fysiek actief te zijn, dat lijkt me toch wel héél erg veel en de wetenschapper in me waarschuwt me om toch maar best op mijn hoede te zijn bij het lezen van de paper.
Ietwat voorzichtig begon ik eraan: de auteurs geven eerst netjes een inleiding rond het onderwerp , zoals dat hoort, beschrijven hun zoekcriteria voor de review en vervolgens ook alle 53 studies die ze geïncludeerd hebben. Ze lijsten de meest belangrijke details van deze studies op, zoals bijvoorbeeld het aantal onderzochte proefpersonen, welke fysieke activiteit er opgemeten werd (van lopen tot jongleren, maar bijvoorbeeld ook zaken als ‘aerobic fitness’) en tot slot ook welke hersenregio’s beïnvloed waren. Bovendien hebben ze dat ook samengevat in één figuur door alle hersenregio’s samen te voegen die naar voor kwamen in die 53 artikels (Figuur 1).
Op het moment dat ik de figuur zag, werd ik toch echt wel echt wantrouwig: die figuur ziet er echt erg impressionant uit. En ik hoor plots in mijn achterhoofd de stem van één van mijn supervisors weerklinken: ‘If it looks too good to be true, it usually is’. Ik besluit om de titel van de review paper eens in te geven in Google, om te zien of er misschien al iets over geschreven is, in de media of op wetenschappelijke forums. De eerste vier zoekresultaten geven gewoon de review paper op verschillende websites, maar bij de vijfde is het bingo: “Commentary: At least eighty percent of brain grey matter is modifiable by physical activity: a review study”, gepubliceerd op 8 mei 2018. Je kan zo’n commentary paper een beetje vergelijken met een comment of Facebook of andere social media. Wetenschappers schrijven vaak zo’n commentary artikel wanneer ze bijvoorbeeld een fout ontdekt hebben in een wetenschappelijk artikel of wanneer ze het niet eens zijn met bepaalde conclusies die genomen worden. Dat kan andere wetenschappers dan weer helpen om bepaalde zaken beter in perspectief te plaatsen.
Wat ik al vermoedde, werd dus bevestigd: de conclusie van Dr. Batouli en Dr. Saba was overenthousiast en bleek voor vakexperten een probleem om verschillende redenen. Eerst en vooral stellen Dr. Esteban-Cornejo en collega’s dat de review, en dus ook de conclusie, een vertekend beeld geeft. Bijvoorbeeld, om tot de impressionante figuur hierboven te komen, werden gewoon alle hersenregio’s ooit gerapporteerd, samengevoegd zonder daarbij rekening te houden met hoeveel keer die hersenregio effectief gerapporteerd werd. Er is natuurlijk een verschil tussen de hippocampus, die in 14 van de 53 studies naar voor kwam, en een hersenregio die bijvoorbeeld maar in een enkele studie gevonden werd (1/53). Bovendien is het ook niet zo dat elke bevinding uit die 53 studies even groot is, de ene bevinding is bijvoorbeeld statistisch gezien veel significanter dan een andere, dus moet dit dan niet doorslaggevend zijn? Moet een meer statistisch significante regio niet zwaarder doorwegen dan een regio die maar net significant is? Volgens Dr. Esteban-Cornejo en collega’s wel. En volgens mij ook. De resultaten van de review paper houden daar nu dus geen rekening mee en laten alles evenveel meetellen.
Bovendien benadrukt Dr. Estaban-Cornejo in de commentaar ook nog bijkomende problemen met het review artikel, zoals het feit dat fysieke activiteit en fysieke fitheid niet hetzelfde zijn. Fysieke activiteit kan beschreven worden als ‘gedrag dat eender welke lichamelijke beweging beschrijft, en welke geproduceerd wordt door spieren en energie vraagt’. Fysieke fitheid gaat dan eerder over een gezondheidsparameter, samengevoegd uit een aantal onderdelen zoals bijvoorbeeld spiersterkte en cardiovasculaire fitheid. Bovendien werden ook het volume van de grijze stof in de hersenen en de dikte ervan (‘thickness’) samengevoegd als één, maar ook hier gaat het niet om hetzelfde parameter. Zo werd intelligentie bijvoorbeeld al gekoppeld aan een hoger grijze stof volume, maar tegelijk wel aan een lagere dikte van de grijze stof. Appelen en peren dus.
De auteurs van het originele review artikel en de commentary zijn het wel over één ding eens: fysieke activiteit zorgt wel zeker voor veranderingen in verschillende hersenregio’s. Maar vooraleer men zo’n straffe uitspraken als ‘minimaal 80% van de grijze stof’ mag doen, moet de review opnieuw uitgevoerd worden en is er bovendien ook toekomstig onderzoek nodig. En voor de rest? Wel, les geleerd zou ik zeggen. Appelen en peren mag je niet zomaar samen gooien, tenzij je enkel conclusies wil trekken over fruit in het algemeen. En een kritische geest blijft een geweldig middel om niet zomaar alles te slikken wat op je afkomt, zelfs al komt het van wetenschappers.