Mohammed moet zittenblijven; Wannes niet
22 augustus 2013 door Eos-redactieAllochtonen hebben meer schoolachterstand en vinden moeilijker een eerste job dan autochtone Vlamingen. Dat ligt niet alleen aan hun socio-economische achtergrond, maar ook aan discriminatie.
Allochtonen hebben meer schoolachterstand en vinden moeilijker een eerste job dan autochtone Vlamingen. Dat ligt niet alleen aan hun socio-economische achtergrond, maar ook aan discriminatie.
Allochtone jongeren moeten vaker zittenblijven dan autochtonen, haken vaker af zonder diploma en zijn oververtegenwoordigd in de werkloosheidscijfers. Komt dat omdat zij vaker in een kansarm gezin opgroeien of spelen ook discriminatie en andere etnische factoren een rol? Stijn Baert (UGent) zocht dat uit aan de hand van een steekproef van negenduizend jongeren, die als twintigers drie keer werden bevraagd. De allochtonen in de steekproef waren allemaal hier geboren of waren als baby naar België verhuisd. Het ging voornamelijk om jongeren met Marokkaanse, Turkse of Italiaanse roots.
De lagere sociale afkomst van allochtonen blijkt dé verklaring als het gaat om het risico op schoolverlaten of het lagere startpercentage aan hogeschool of universiteit. Jongeren met laaggeschoolde ouders blijven zelf ook laaggeschoold. Terwijl 94% van de autochtone jongeren een diploma van het secundair onderwijs op zak heeft, is dat bij allochtonen maar 76%. Start 80% van de Vlaamse jongeren met een hogere opleiding, dan is dat amper 55% bij de allochtonen.
Maar er ontstaat een ander beeld als je rekening houdt met schoolvertraging. Ook allochtone jongeren uit kansrijke milieus – die thuis Nederlands spreken, hoogopgeleide, werkende ouders hebben, … – moeten vaker een schooljaar overdoen dan kansrijke Vlamingen. Het vierde jaar van het secundair onderwijs blijkt daarbij een sleutelmoment. Van alle allochtone jongeren die hun diploma secundair halen, zijn er maar liefst twee op de drie ouder dan achttien, tegenover één op de drie Vlamingen.
Maatregelen
Als de overheid die schoolkloof wil dichten, heeft het weinig zin om algemeen te focussen op kansarme gezinnen, stelt Baert. Ook inzetten op het gebruik van het Nederlands als thuistaal helpt niet, want dat blijkt amper een rol te spelen bij schoolachterstand.
Als verklaring voor de etnische verschillen haalt de onderzoeker onder meer discriminatie op school aan. Maar er kunnen ook andere factoren spelen, werpt hij op. Allochtone jongeren hebben mogelijk een moeilijkere puberteit, hun Nederlands is minder goed, ze kunnen andere voorkeuren of verwachtingen koesteren en ook de schoolomgeving – concentratieschool, ‘witte’ school of gemengde school – is van belang.
Arbeidsmarkt
Eens van school af, zijn de problemen niet voorbij. Integendeel, zuiver etnische verschillen blijken op de arbeidsmarkt nog sterker te spelen dan op de schoolbanken. Met hetzelfde CV blijkt ‘schoolverlater Wannes’ 30% meer kans te hebben om na drie maanden een job te hebben dan ‘schoolverlater Mohammed’. Dat geldt ook als je kijkt wie er na twee jaar een vast contract te pakken heeft.
Sociale afkomst speelt hier amper een rol, zegt Baert. Eerder toonde hij met gefingeerde sollicitatiebrieven zwart op wit aan dat Turkse jongeren veel minder snel worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek dan Vlamingen. Voor laaggeschoolde beroepen waarvoor er geen nijpend tekort aan kandidaten bestaat, moeten Turkse jongeren 3,6 keer meer sollicitaties versturen om uitgenodigd te worden. Al helpt het hier wel als ze thuis Nederlands spreken. Bij vacatures voor knelpuntberoepen is er nauwelijks discriminatie - logisch, er zijn weinig kandidaten.
Baert pleit voor strengere controle op discriminatie op de werkvloer, gevolgd door stevige boetes. Ook aanwervingsquota kunnen de jobkloof helpen dichten, stelt hij.
Baerts onderzoek is gepubliceerd in het vakblad Economics of Education Review. Vandaag verdedigt hij zijn proefschrift. (lg)