Neuroathletics: hoe nuttig is hersentraining voor topsporters?

Heel wat professionele sporters zweren bij neuroathletics. Deze trainingsmethode stelt de hersenen en het zenuwstelsel centraal. Kan dat het verschil maken tussen winst en verlies?

Beeld: De Duitse nationale voetbalvrouwen hebben neuro­athletics omarmd. Hier: trainer Jan-Ingwer Callsen-Bracker en doelvrouw Merle Frohms.

Amper 48 uur. Langer dan dat blijft sportwetenschapper Lars Lienhard niet in Miami om de Duitse tennisser Alexander Zverev, te trainen. Het is maart 2023. Zverev staat, na een onderbreking van enkele maanden, sinds kort weer op het tenniscourt. Zijn voorlopige hoogte­punt beleefde een jaar eerder, toen hij plaats twee bezette op de ATP-wereldranglijst. Maar in de halve finale van Roland Garros 2022 gaat het mis. Zverev verstuikt zijn rechtervoet en scheurt zeven gewrichtsbanden. Er volgt een operatie met een lange revalidatieperiode. Zeven maanden later keert hij langzaam terug naar het toptennis. Wat voor bijzonders heeft Lars Lienhard te bieden dat Zverev hem speciaal voor twee dagen laat overkomen?

Tijdens een workshop legt Lienhard de essentie van zijn aanpak uit: “Volgens de klassieke bewegingsleer is kracht een lichamelijk attribuut, waarbij de aansturing door het centrale zenuwstel maar een ondergeschikte rol zou spelen. Dat klopt niet”, stelt hij. “Spieren voeren enkel de bewegingspatronen uit die de hersenen hen opdragen.” Daarom stelt Lienhard het zenuwstelsel centraal bij zijn training. Zijn neuro athletic training is volgens zijn website gebaseerd op revolutionaire wetenschappelijke inzichten.

Plastische hersenen

Naast Zverev traint Lienhard al jaren andere professionele Duitse sporters, onder wie voormalig topvoetballer Per Mertesacker, kogelstootster Christina Schwanitz, handballer Dominik Klein, rodelaarster Tatjana Hüfner en sprintster Gina Lücken­kemper. Stuk voor stuk werden ze Europees of wereldkampioen.

Lienhard benadrukt dat neuro athletic training, kortweg NAT, de klassieke trainingsschema’s niet vervangt: “Een goede training moet altijd elementen van coördinatie, kracht en uithouding bevatten. NAT verplaatst alleen de focus.”

Vaak lukt het topsporters niet om de grenzen van hun prestaties nog te verleggen. Hoe kunnen ze dan toch meer bereiken, sneller worden, hoger springen of verder werpen? Door hen onbekende prikkels voor te leggen, zeggen sportwetenschappers.

Europees sprintkampioen Gina Lückenkemper werkt sinds 2016 samen met Lars Lienhard. Bij bepaalde trainingsonderdelen gebruikt ze een ooglapje.

NAT baseert zich op de neuronale plasticiteit en gaat er dus van uit dat je de hersenen, net zoals een spier, met training kunt veranderen. Ons brein is immers ons hele leven lang in staat om zich telkens opnieuw te organiseren: die neuroplasticiteit speelt een cruciale rol bij het leren van nieuwe dingen. Door oefening worden bepaalde verbindingen t­ussen onze zenuwcellen sterker, terwijl andere zonder relevante training afzwakken.

Met zijn aanpak wil Lienhard de communicatie tussen de hersenen en het lichaam verbeteren, en zo het prestatievermogen verhogen. Volgens hem kunnen sporters pas goed presteren als ze voldoende nauwkeurige informatie uit hun zintuigen ontvangen en als hun brein die signalen optimaal analyseert en interpreteert. Gebeurt dat niet, dan blijven de prestaties beperkt, zegt hij.

Betere prestaties, minder blessures

De eerste stap van zijn neuro athletic training bestaat uit specifieke bewegings- en waarnemingstests. Lienhard wil daarmee vaststellen op welke punten een sporter het minder goed doet. In een tweede stap probeert hij met een individueel afgestemde training de daarmee corresponderende hersengebieden te activeren, en zo die plaatsen in het brein doelgericht te veranderen. Lienhard gaat vooral na hoe het vestibulaire, visuele en proprioceptieve systeem van de topsporters zich gedraagt, dus hun evenwichtsgevoel, gezichtsvermogen en de waarneming van hun eigen lichaamspositie - en hoe hun hersenen die informatie beter kunnen combineren en verwerken.

Het ziet er voor buitenstaanders misschien allemaal wat merkwaardig uit. Zo laat Lienhard zijn protégés bijvoorbeeld het hoofd schudden, hun ogen ronddraaien of naar hun vinger kijken terwijl ze die langzaam naar hun neus brengen. Hij noemt dat ‘push-ups voor de ogen’. Voor elk informatiesysteem van het lichaam beschikt Lienhard over een waaier aan oefenmethodes. Het overkoepelende streven: door doelgerichte training leren de hersenen een betere bewegingsafloop ontwerpen, die de spieren dan uitvoeren. “De kwaliteit van de bewegingen verbetert, waardoor het lichaam beter kan presteren”, vat Lienhard samen.

“Het begrip ‘neuro’ klinkt sexy en revolutionair, maar het concept wordt al lang toegepast”

“Als onze training de prestaties met één procentpunt verbetert, kan dat het verschil betekenen tussen winst en verlies .” Naast prestatieverbetering heeft de hersentraining nog andere doelen: het blessurerisico zo laag mogelijk houden, blessures sneller laten genezen, pijn beïnvloeden en beter omgaan met stresssituaties.

Niets nieuws onder de zon

Sportwetenschapper Stefan Schneider (Deutsche Sporthochschule, Keulen) is een vooraanstaand bewegingsexpert en leidt het Centre for Health and Integrative Physiology in Space (CHIPS). Hij werkt er onder meer aan de wetenschappelijke basis van trainingsprogramma’s voor Europese astronauten.

“Moderne trainingsconcepten houden niet alleen rekening met het biomechanische en fysiologische niveau, maar ook met de psyche, motivatie, voeding en sociale omgeving van atleten.” Achter NAT zit volgens hem niet meer dan een sensomotorische training die al tientallen jaren gangbaar is. Hij verwijst naar de hink-stap-sprong: “Wanneer atleten omhoogkijken, recht hun bovenlichaam zich, strekken ze hun heupen en is hun afzetsprong hoger. Dat kun je als neuro athletic training omschrijven, omdat de zenuwcellen een rol spelen bij die kijkrichting. Het begrip ‘neuro’ klinkt vooral sexy en commercieel interessant”, zegt hij. Maar het concept is niet revolutionair. In de praktijk wordt het al lang toegepast.

Likken aan een batterij

In 1968 verscheen er al een handboek waarin de basisideeën van NAT terug te vinden zijn. Dat werk, Daily Sensorimotor Training Activities, was echter gericht naar leerlingen en ouders om de sensomotorische vaardigheden van kinderen te trainen. In het begin van de jaren 2000 richtte de Amerikaanse chiropractor Eric Cobb het bedrijf Z-Health op. Cobb integreert elementen uit de neurologie in klassieke sporttraining en biedt, naast trainingsprogramma’s, ook opleidingen voor mensen die zich in breingebaseerde training willen specialiseren. Een van zijn eerste cursisten was Lars Lienhard. Later schreven ze samen het boek Simple Exercises to Stimulate the Vagus Nerve. Sinds 2010 verspreidt Lienhard dat concept in de Duitstalige wereld onder de naam Neuroathletik.

Hoewel heel wat professionele sporters het concept van Lienhard volgen, wijst Stefan Schneider op een cruciaal punt: “Welke neuro-oefening verbetert nu echt iemands prestaties? En wat is eerder toe te schrijven aan een motivationeel placebo-effect?” Die lijn is vaak moeilijk te trekken. Meestal beschikken we alleen over anekdotische berichten en ontbreekt evidencebased onderzoek.

Krikt virtuele training je sportprestaties op?

BrainHQ, CogniFit, Cogmed, Dynavision, Lumosity, Neuro-Tracker … Er is heel wat keuze als je online naar hersentraining voor sporters zoekt. Het zou het werkgeheugen en de selectieve aandacht stimuleren, en de bewegingswaarneming of het vermogen om snelle beslissingen te nemen, verbeteren – allemaal vaardigheden die waardevol zijn voor competitiesport. Ze trekken dan ook heel wat sporters aan.

Toch is voorzichtigheid op zijn plaats. De meeste aanbieders kunnen hun beloftes niet waarmaken, ondanks de zogezegde wetenschappelijke onderbouwing. Er zijn zelden stevige bewijzen dat dit soort trainingen goed aangepast kan worden aan sporters. De aangehaalde studies doen vaak uitspraken op basis van erg kleine groepen proefpersonen, evalueren niet of het effect lang genoeg aanhoudt, of er is geen sprake van onafhankelijke onderzoekers. Dikwijls zijn ze ook gebaseerd op de persoonlijke ervaringen van deelnemers, waardoor een placebo-effect niet uit te sluiten is.

Kortom, hersentrainingsapps voor sport zijn ongetwijfeld leuk en verbeteren de specifiek getrainde virtuele vaardigheden. Maar er is geen wetenschappelijk bewijs dat ze ook in r­eële wedstrijdsituaties voordelen bieden.

Wél gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek zijn de levensgrote videosimulaties die cruciale fases van sportwedstrijden laten zien. Zo kunnen tennisspelers bijvoorbeeld leren om de bewegingsrichting van hun tegenstanders te voorspellen. Er zijn ook publicaties over het quiet eye, de duur van de laatste blik vóór de uitvoering van een beweging. Die bepaalt voor een belangrijk deel hoe goed een doel, bijvoorbeeld bij darts of basketbal, geraakt wordt. Dit soort relevante blikstrategieën kun je trainen, vatte Samuel Vine (University of Exeter, VK) in 2012 samen. Volgens onderzoek heeft visuele training ook een positief effect op de diepte­waarneming en de reactietijd, en vermindert het bovendien het aantal hersenschuddingen bij baseball- en American football-spelers.

Veel moeilijker wordt de inschatting als er geen of weinig wetenschappelijke studies over de trainingsefficiëntie zijn. Want hoewel de veronderstellingen van neuroathletics vertrekken van neurowetenschappelijk basisonderzoek, worden die in de praktijk toch anders geïnterpreteerd. Zo likt Gina Lückenkemper, Europees kampioen 100 meter, aan een batterij van negen volt. Volgens Ulla Schmid-Fetzer, partner en collega van Lienhard, gebeurt hierbij het volgende: “De tong stuurt meer sensorische informatie naar de hersenen dan de volledige romp. Als die dus gestimuleerd wordt, activeert dat belangrijke motorische gebieden en zenuwen in de hersenstam.”

Als de sprintster meteen daarna bepaalde bewegingspatronen inoefent, zou ze die niet alleen sneller leren, maar ook nog veel langere tijd kunnen oproepen. De tong blijkt inderdaad een doeltreffende ‘interface’ te zijn, die elektrische signalen naar het centraal zenuwstelsel stuurt. Dit soort sensorische priming, zoals Lienhard het noemt, kon de tred van multiple-sclerose-patiënten verbeteren in vergelijking met klassieke bewegingstraining, zo blijkt uit een pilotstudie uit 2014 met twintig proefpersonen aan de University of Wisconsin. De Amerikaanse FDA (Food and Drug Administration) heeft in 2021 een neurostimulator van de tong toegelaten voor de behandeling van stoornissen in de ­looppas. Het overtuigt Stefan Schneider niet: “Het likken aan een batterij focust de aandacht en conditioneert het lichaam op een wedstrijdsituatie. Dat is niet meer dan een klassieke pavlovreactie.”

Moeilijk te bestuderen

Even kritisch is hij voor andere onderzoeken waarnaar de aanhangers van dit soort hersentraining graag verwijzen. Zo behaalden achttien proefpersonen bij extensie- en buigoefeningen van hun knie een dertig procent hoger draaimoment wanneer ze hun tong tegen hun gehemelte duwden, zegt een studie van de Italian Society of Posture and Gait Research. Ook hier zou de tong motorische hersengebieden activeren. “Bij krachtinspanningen drukken we de lucht in onze longen onwillekeurig samen”, legt Stefan Schneider uit. “Daaruit kun je niet concluderen dat voorafgaande tongoefeningen de krachtinspanning verbeteren”, werpt Schneider tegen. Het blijft een feit dat er tot nu toe geen enkele wetenschappelijke studie bestaat die via beeldvorming, fysiologie of op basis van neurotransmitters de trainingseffecten aantoont die NAT zou teweegbrengen in het centrale zenuwstelsel.

Ulla Schmid-Fetzer spreekt dat niet tegen: “Het effect van neuro athletic training is niet voldoende onderzocht. Maar dat is niet de taak van wie de methode toepast, wél die van universiteiten en onderzoeksinstituten.”

De duurtijd van zijn blik vlak voor een worp, bepaalt of een basketspeler raak gooit

Wat maakt het testen dan zo moeilijk? Schneider zegt dat het probleem bij het aantal gevallen ligt. “In de wetenschap kwantificeren en standaardiseren we met grote aantallen proefpersonen, maar in de topsport is niets gestandaardiseerd.” Trainingsschema’s moeten persoonlijk worden afgestemd op een specifieke sporter. “Je kunt mensen alleen naar topprestaties leiden via individuele coaching. Dat maakt een wetenschappelijke benaderingsmethode dikwijls onmogelijk. Om het effect van een specifieke hersentraining te kwantificeren, zou je alle andere invloeden – van klassieke trainingsonderdelen tot voeding en slaapritme – constant moeten houden. Dat is bij individuele sporten niet mogelijk.”

Amateursporters

In de jeugdreeksen en bij teamsporten zou dat misschien makkelijker lukken. Maar ook hier bestaan er voorlopig geen groot opgezette studies. “De uitdaging is om voldoende ploegen uit de competitiesport te overhalen, om dan tot gefundeerde uitspraken te kunnen komen”, zegt Jan-Ingwer Callsen-Bracker, voormalig topvoetballer in de Bundesliga. Sinds 2019 ontwikkelt hij in de academie van de Duitse voetbalbond DFB het nieuwe domein neurocentered training. In samenwerking met de Universität des Saarlandes en de Universität Paderborn rekruteerde de DFB-Akademie twee ploegen uit de regionale reeksen om aan een wetenschappelijke basis voor neuro athletic training te werken.

Beide ploegen volgden 28 weken lang een programma met neuro-oefeningen voor kijkrichting, ­lichaams­gevoel en evenwicht. Daarbij werden regelmatig de visuele waarnemingscapaciteit bij bewegingen, het functioneren van het evenwichts­gevoel en het vermogen om ballen aan te nemen en nauwkeurig te passen, gemeten. De resultaten zouden binnenkort voorgesteld worden.

Wat betekent dat nu voor amateur- en recreatieve sporters? “Aan de hand van een individuele analyse en het blessureverleden is te zien op welke vlakken je met neuro athletic training kunt starten. Ieder mens reageert immers anders. Wat voor de een werkt, geldt niet noodzakelijk voor de ander”, zegt Lars Lienhard. Callsen-Bracker bevestigt: “Alleen een individuele training met duidelijke doelen na een voorafgaande diagnostiek kan effectief zijn.”

Neurosporttrainer Jan-Ingwer Callsen-Bracker werkt onder meer met de spelers van de Duitse nationale vrouwenvoetbalploeg, hier met Klara Bühl.

Breinoefeningen die voor alle sporten en prestatieniveaus geschikt zijn, bestaan dus niet. Beide trainers raden dan ook stellig YouTube-video’s à la ‘de drie beste manieren om …’ af. Wie geïnteresseerd is in dit soort sporttraining, kan zich het best wenden tot een expert die niet uitsluitend referenties op Instagram-kanalen heeft. Neuroathletics- of brainbased trainer is immers geen beschermd beroep. Iedereen kan zich dus zo noemen.

Geen bewijs

Schneider vat samen: “Voorlopig is neuroathletics nog niet kwantificeerbaar. Het bewijs blijft anekdotisch, al wil dat niet zeggen dat het niet werkt.” Tenslotte bestaan er maar weinig trainingsmethodes die gebaseerd zijn op effectiviteitsstudies met honderden deelnemers. Trainers hebben dus geen andere keuze dan het succes af te meten aan de vorderingen van hun beschermelingen. Zo verwijzen Ulla Schmid-Fetzer en Lars Lienhard naar de duizenden trainings­eenheden waarbij de minpunten van hun atleten meetbaar verbeterden. Jan-Ingwer Callsen-Bracker haalt de positieve feedback aan van zowel spelers als de medische afdeling van de Duitse nationale vrouwenvoetbalploeg. Bondscoach Martina Voss-Tecklenburg stelt: “Wij zijn de afgelopen twee jaar overtuigd geraakt van Jans nauwkeurige werk. Hij helpt veel van onze spelers met het loslaten van compensatiepatronen. Daarmee levert hij een waardevolle bijdrage aan de optimalisering van hun prestaties.”

Ook Alexander Zverev heeft zijn oude vorm teruggevonden. Een jaar na zijn blessure stond hij opnieuw in de finale van Roland Garros. Maar of dat aan de neurotraining van Lienhard lag, is moeilijk te zeggen. Waar neuroathletics wél voor zorgt, is een nieuwe blik. Die verandert onze kijk op beweging en sport, en op de manier waarop we de bewegingskwaliteit van prestaties kunnen beïnvloeden.

Hoe belangrijk is V̇O₂max voor (duur)psorters?

Lees het antwoord op ikhebeenvraag.be