Zelfs vier weken na de behandeling met de neusspray bleken de deelnemers zelf meer oxytocine aan te maken dan voor de behandeling.
Een behandeling met oxytocine zorgt dat mensen met autisme minder repetitief gedrag laten zien en minder moeite hebben om sociale relaties aan te gaan. Dat bleek al uit eerder onderzoek van de KU Leuven. Met een recent experiment speurden wetenschappers van dezelfde universiteit naar mogelijke verklaringen.
‘We weten niet zeker of afwijkende, bijvoorbeeld te lage, oxytocineniveaus een rol spelen bij iedereen met autisme,’ legt professor Kaat Alaerts (KU Leuven), betrokken bij het onderzoek, uit. ‘Maar we weten wel dat oxytocine onder meer een rol speelt in het aangaan van banden met anderen, en dat mensen met autisme dat doorgaans moeilijk vinden.’
Voor het onderzoek nam ze speeksel af bij ruim dertig volwassen mannen met autisme om daar de oxytocinelevels vast te stellen. Ongeveer de helft kreeg daarop gedurende een maand een neusspray met oxytocine toegediend en de andere mannen kregen een placebo. Een dag na de laatste behandeling werden de oxytocinelevels in het speeksel opnieuw bepaald en een maand later nog eens.
Positieve feedback
Zowel direct na de behandeling als een maand later bleken de oxytocineniveaus van de deelnemers die behandeld werden met het knuffelhormoon hoger te zijn dan voor de behandeling. Alaerts: ‘Mogelijk zorgen verbeteringen in sociaal gedrag, uitgelokt door de neusspray, voor de aanmaak van ‘eigen’ oxytocine. We zagen bijvoorbeeld direct na de eerste behandeling dat een aantal deelnemers zich socialer gedroeg. Bij die deelnemers was de zelf aangemaakte oxytocine een maand na de behandeling ook het hoogste. Maar hoe het precies werkt, weten we nog niet en gaan we verder uitzoeken.’
In vervolgstudies wil Alaerts ook het gedrag van de deelnemers beter in kaart brengen door sociale interacties te observeren. ‘De resultaten zijn beloftevol maar er is meer onderzoek nodig. We moeten bijvoorbeeld nog uitzoeken of het ook bij vrouwen en kinderen met autisme werkt en of de behandeling voor iedereen met autisme dezelfde effecten teweegbrengt.’ Volgens Alaerts zijn er ook aanwijzingen dat biologische verschillen en verschillen in de sociale omgeving een effect hebben op de werkzaamheid van de oxytocineneusspray.
De bevindingen zijn gepubliceerd in het vakblad European Neuropsychopharmacoloy.