De varianten spelen onder meer een rol in de contactpunten tussen hersencellen. Die bevindingen helpen de oorzaken van schizofrenie beter te begrijpen.
Een groep internationale onderzoekers, waaronder een aantal Nederlanders, vergeleek het DNA van ruim 76000 mensen met schizofrenie met dat van bijna 245000 proefpersonen zonder de stoornis. Daarmee is dit de grootste genetische studie naar schizofrenie ooit. ‘Die grote aantallen vrijwilligers zijn nodig omdat er ontzettend veel genvarianten betrokken zijn bij schizofrenie’, legt Matthijs Verhage uit. Hij is hoogleraar Functional genomics aan Amsterdam UMC, coördinator van SYNGO-consortium en was betrokken bij het onderzoek. ‘Al die varianten dragen een beetje bij aan een verhoogd risico op schizofrenie.’
De onderzoekers vonden vijftien nieuwe genvarianten die vaker voorkwamen bij de proefpersonen met schizofrenie. Die genvarianten zijn te vinden op bijna driehonderd verschillende locaties op ons DNA.
Communicatie hersencellen
De vijftien nieuwe varianten spelen een rol in de synapsen. Dat zijn de contactpunten tussen hersencellen. Via verschillende receptoren in de synaps kan een cel signalen ontvangen van andere cellen. ‘Een aantal genvarianten werden gevonden in de zogenoemde glutamaat-receptoren,’ zegt Verhage. Hoe de genetische varianten precies betrokken zijn bij de communicatie tussen hersencellen en hoe ze mogelijk leiden tot de wanen en hallucinaties typerend voor schizofrenie kan hij nog niet zeggen. ‘Het goede nieuws is wel dat we al heel veel weten over die specifieke receptoren en dat er al veel stofjes zijn ontwikkeld door de farmaceutische industrie die inspelen op die receptoren. Misschien bestaat er dus als iets wat we kunnen gebruiken voor het beter behandelen of voorkomen van de stoornis.’
Of dragers van verschillende varianten dan op een andere manier last hebben van schizofrenie is nog niet duidelijk. Net zo moet nog onderzocht worden welke omgevingsfactoren iemand met een verhoogde genetische kans kunnen beschermen en welke factoren de stoornis juist uitlokken bij iemand met slechts een klein genetisch risico.
‘Eerst willen we weten wat de oorzaken zijn, en uiteindelijk willen we beter behandelen en schizofrenie zelfs proberen te voorkomen’
‘Genetisch onderzoek naar schizofrenie is heel belangrijk omdat genen de meest concrete aanwijzingen zijn die we hebben’, legt Verhage nog uit. ‘Als je de oorzaken van bijvoorbeeld kanker of hartfalen biologisch gezien wilt begrijpen, weet je al veel beter waar je moet beginnen met zoeken. Bij veel hersenaandoeningen, waaronder schizofrenie, kun je eenvoudigweg niet zien waar er iets misgaat.’ Verhage zegt dat dit soort genetisch onderzoek natuurlijk wel pas het begin is van een lange zoektocht naar de biologische processen die bij schizofrenie een rol spelen. ‘Eerst willen we weten wat de oorzaken zijn, en uiteindelijk willen we beter behandelen en schizofrenie zelfs proberen te voorkomen.’
Vervolgonderzoek zal moeten uitwijzen welke rol de genetische varianten precies spelen in de synapsen. Dat gaan wetenschappers doen door hersencellen te kweken uit stamcellen en daarmee te experimenteren.
De bevindingen zijn gepubliceerd in Nature.