Onze huid bepaalt wie we zijn en dat geldt sinds de 18de eeuw, toen het racisme zijn filosofische grondvesten kreeg. ‘Met de ontrafeling van het menselijk genoom duikt een nieuw soort wetenschappelijk racisme op’, waarschuwt antropoloog Nina Jablonski.
Dit artikel verscheen juni 2014 in Eos magazine.
Toen Homo sapiens zijn bakermat in Afrika verliet en in noordelijke richting trok, nam door natuurlijke selectie de pigmentatie in zijn huid af. De zon schijnt hier minder hard, en een lichtere huid is beter in staat om haar ultraviolette B-straling te absorberen, en op die manier Vitamine D aan te maken. We hebben genoeg zonlicht nodig om deze essentiële stof in de huid te kunnen produceren.
Dat algemeen aanvaarde beeld kreeg een kleine knauw, toen onderzoekers het genoom van een Europese jager-verzamelaar presenteerden. De man, die 7.000 jaar geleden in het noorden van Spanje leefde, had een donkere huid en blauwe ogen. Een van de verklaringen voor die vreemde combinatie luidt dat hij zijn vitamine D vooral uit het eten van vlees haalde – een andere mogelijkheid om vitamine D op te nemen is via voedsel –, en daardoor ook buiten de tropen zijn donkere tint kon behouden.
De Amerikaanse antropoloog Nina Jablonski toont zich niet verbaasd door de ontdekking. ‘Om op hogere breedtegraden te kunnen leven moest Homo sapiens zich aanpassen, maar dat is een complex biologisch en cultureel proces geweest’ zegt ze. ‘Genen die het uiterlijk bepalen verspreiden zich onafhankelijk van elkaar – ze reizen niet samen in het genoom. Vandaag verwachten we dat een lichte haarkleur en lichte ogen samen voorkomen, maar in het verleden was dat niet zo.’
Nina Jablonski is hoogleraar antropologie aan de Pennsylvania State University in de Verenigde Staten. Haar paleoantropologisch onderzoek richt zich op de evolutionaire geschiedenis van primaten, terwijl haar biologisch onderzoek naar menselijke adaptaties aan het leefmilieu focust op de evolutie van de menselijke huid en huidpigmentatie. Een van haar aandachtspunten hierbij is de relatie tussen huidpigmentatie en de productie van vitamine D. Jablonski schreef over haar onderzoek twee erg toegankelijke boeken: Skin: A Natural History (2006) en Living Color: The Biological and Social Meaning of Skin Color (2012).
Mogen we nog van dit soort verassingen verwachtingen in het onderzoek naar onze huidskleur?
‘Wetenschappers gingen er lange tijd van uit dat mensen uit het recente verleden eruit zagen zoals wij, en dat is verkeerd. De evolutie van huidpigmentatie en de bioculturele adaptaties om vitamine D aan te maken zijn in de afgelopen 50.000 jaar veranderd toen groepen mensen steeds noordelijker trokken. Sommige populaties stierven uit, andere bleven bestaan. Als we oude genomen uitpluizen, zien we dat vele combinaties van genen die uiterlijk bepalen, in de laatste 7.000 jaar zijn ontstaan.’
‘Ik verwacht veel van de recente inzichten uit de epigenetica. Leidde een nieuwe omgeving of veranderde eetgewoontes bij sommige populaties tot mutaties die hen in staat stelden om beter vitamine D aan te maken, of was het andersom? Dat zal in de komende jaren moeten blijken.’
Welke rol speelden neanderthalers in dit verhaal?
‘Sommigen beweren dat neanderthalers een belangrijke genetische bijdrage hebben geleverd in de lichte huidskleur van moderne mensen. Voor zover ik uit de literatuur kan opmaken, is dat niet het geval. De gensequenties die bij neanderthalers tot mindere pigmentatie leidden, zijn verschillend van die van moderne Europeanen. Ik denk dat het over twee verschillende evoluties gaat.’
U heeft het in uw boek Living Color over de nauwe relatie tussen vitamine D en gezondheid. Onderschatten we het belang van vitamine D?
‘Vitamine D is cruciaal in vele lichaamsprocessen. Je kan het het best vergelijken met een hormoon dat effecten heeft op je hele systeem. Vroeger dacht men dat vitamine D enkel belangrijk was om sterke beenderen en goede tanden te ontwikkelen – van een gebrek aan vitamine D kon je rachitis krijgen. Vandaag weten we dat vitamine D niet alleen essentieel is voor de absorptie van calcium en fosfor om sterke beenderen te krijgen, maar dat het ook onmisbaar is om een sterk immuunsysteem op te bouwen en ons hele bewegingsapparaat goed te laten werken. Vitamine D regelt honderden functies in het lichamelijk huishouden.’
'Pas in de laatste tweehonderd jaar hebben we psychologische raciale concepten ontwikkeld, die we ons via sociaal leren hebben toegeëigend'
‘Ook in de menselijke evolutie speelde vitamine D een belangrijke rol. Onder de heldere tropische zon in Oost-Afrika hadden onze vroegste voorouders nooit een probleem met vitamine D. Dat veranderde toen ze zich over Eurazië verspreidden, maar dankzij het verlies aan pigmentatie was een buitenleven onder een zwakke zon nog best doenbaar. Ze ontwikkelden genoeg opslagcapaciteit in hun lichaam om de wintermaanden door te komen. In sommige gebieden ontwikkelden ze technieken om voedsel voor de donkere maanden te bewaren, zoals gedroogde vis of visolie. Dat werkte vele eeuwen lang perfect, hoofdzakelijk omdat mensen buiten leefden.’
‘Vandaag is de situatie dramatisch anders. De sterk verstedelijkte wereldbevolking leeft vooral binnenshuis. Zo raken we onze mogelijkheid kwijt om vitamine D uit de zonlicht te halen. Bovendien eten we ook minder vis omdat de stocks uitgeput raken of omdat vis gewoon te duur is. We staan aan de vooravond van een periode van grote vitamine D-tekorten en dat zal kwalijke gevolgen hebben.’
Duiken die gezondheidsproblemen overal op, of zijn er verschillen tussen bepaalde regio’s of tussen mensen met een andere huidskleur?
‘De gevolgen zijn niet overal dezelfde omdat bepaalde groepen over andere genen beschikken, waardoor ze meer of minder voorbestemd zijn voor een bepaalde ziekte. Een van de best gedocumenteerde voorbeelden is de toegenomen frequentie van multiple sclerose in Engeland en Schotland. Dat komt door een combinatie van drie zaken: genetische voorbestemdheid – door de historische migratie van Vikingen, die genetisch vatbaarder zijn voor MS, een gebrek van vitamine D in de vroege ontwikkeling, en de blootstelling aan het Epstein-Barrvirus. Als een kind het virus oploopt en klierkoorts krijgt, zijn de eerstgenoemde factoren een mogelijke trigger voor MS.
'Wetenschappelijk racisme is schadelijk omdat het vaak omarmd wordt door politici en regeringen die het voor eigen profijt en nationalistische doeleinden inschakelen'
We moeten dit erg nauwgezet per continent bestuderen, maar het lijdt geen twijfel dat vitamine D-tekorten overal ernstige negatieve gezondheidseffecten met zich meebrengen. Ik werk nu mee aan een project in Zuid-Afrika, waar we de invloed van chronisch vitamine D-gebrek op tuberculose onderzoeken, en ook op de agressiviteit en de snelheid waarmee hiv zich tot aids ontwikkelt. Twee infectieziekten die te lijden hebben onder een verzwakt immuunsysteem. Ook kanker komt in beeld, met meer gedegen bewijs dat te weinig vitamine D bijdraagt aan het ontstaan van borstkanker, eierstokkanker, darmkanker en prostaatkanker, niet toevallig de meest voorkomende kankers.’
Moeten we allemaal aan de vitaminepillen?
‘Het is moeilijk om uit te maken of grote hoeveelheden vitamine D innemen helpt om te genezen. Voorlichting is belangrijker: het publiek diets maken dat vitamine D van kleins af moet worden toegediend, dat het geen zin heeft om op je vijftigste te beginnen slikken. Wie in de stad woont, een moderne levenswijze heeft, kleren draagt en zonnecrème gebruikt, moet dat compenseren.’
Verandert onze huidskleur nog? Worden we lichter?
‘Tot op zekere hoogte. Vermoedelijk verandert de huidskleur niet zo dramatisch als vijfduizend jaar geleden, maar we worden als soort beter bestand tegen een indoor leven. We kunnen meer genetische variatie in huidpigmentatie verwachten, maar wanneer dat zichtbaar zal worden, is onduidelijk. Alleszins niet in een mensenleven.’
Als we over huidskleur praten, komen we bijna automatisch bij thema’s als discriminatie en racisme terecht.
‘Veel wetenschappers vermijden het debat. Het historisch wetenschappelijk racisme ging uit van twee veronderstellingen: biologische rassen bestaan wel degelijk én er is hiërarchie. Mensen zijn dus niet gelijk en populaties hebben niet dezelfde ranking. Wetenschappelijk racisme is schadelijk omdat het vaak omarmd wordt door politici en regeringen die het voor eigen profijt en nationalistische doeleinden inschakelen: ‘Het klopt want het is wetenschappelijk bewezen.’
‘We merken nu dat er in het spoor van recent genoomonderzoek een nieuw soort wetenschappelijk racisme ontstaat. Genomics wordt de nieuwe rassenwetenschap. In heel wat recente studies worden de oude rassencategorieën als correct gepresenteerd en gaan wetenschappers op zoek naar bewijzen daarvoor in het menselijk genoom. Anderen proberen dan weer nieuwe en meer realistische categorieën te ontwikkelen, ook al ontbreekt het genomisch bewijs voor een onderverdeling in menselijke populaties. Genetica wordt vervolgens aangewend om bijvoorbeeld speciale onderwijsprogramma’s op te stellen, omdat bepaalde groepen op een andere manier kennis zouden vergaren. Ook in de geneeskunde worden raciale generalisaties gebruikt om bijvoorbeeld de grotere prevalentie van taaislijmziekte (mucoviscidose) in Noord-Europa te verklaren. Maar je kan dit geen typisch Europese aandoening noemen, het is eerder een gevolg van genetische vermenging. Ik pleit er dan ook voor om naar de graad van vermenging te kijken, in plaats van ziektes te labelen volgens ras.’
Sommige gedragsbiologen stellen dat onze voorouders niet anders dan racistisch konden zijn. Enkel zo konden ze hun eigen groep voldoende beschermen tegen potentiële agressors. Die oude mechanismen zouden nu nog spelen.
‘Ik ga helemaal niet akkoord met deze zienswijze. Racisme is niet natuurlijk, het is een houding die vrij recent is ontwikkeld en aangeleerd. Als mensen elkaar in vroeger tijden ontmoetten, stonden ze op gelijke voet. Stel, achtduizend jaar geleden vaar ik met mijn boot de Nijl op en ik kom er een groep mensen tegen die er merkelijk anders uitzien. Dat zou helemaal geen beletsel vormen om handel met ze te drijven. Belangrijker dan het visuele verschil, is de mogelijkheid om met elkaar om te gaan. Menselijke interactie wordt niet gekenmerkt door vijandschap. Die moet gevoed worden door een of andere sociale reden, waardoor er een voorwaarde ontstaat om te denken dat iemand beter of slechter is.’
‘Racisme is een houding die vrij recent is ontwikkeld en aangeleerd’
‘Archeologische vondsten tonen aan dat kruising, vermenging, handel en uitwisseling de omgangsvormen zijn die de menselijke soort kenmerken. In het laat-pleistoceen waren de menselijke populaties bovendien sterk uitgedund. Het waren barre tijden en elk contact met andere groepen was welgekomen. Het was een kans om zich te vermengen en te overleven, niet om elkaar te bevechten of af te weren. Pas in de laatste tweehonderd jaar hebben we psychologische raciale concepten ontwikkeld, die we ons via sociaal leren hebben toegeëigend. Omdat racisme nu vaak bij wet verboden is heeft het brutale in your face-racisme van zestig of zeventig jaar geleden plaats geruimd voor een verborgen, stil racisme.’
Hoe gaan andere dieren, bijvoorbeeld primaten, eigenlijk om met de huid?
‘Primaten zijn heel erg visueel georiënteerd. Ze herkennen elkaar aan het uiterlijk: ‘Dat is een exemplaar van mijn eigen soort, of dat is een vrouwtje en geen mannetje.’ Daarnaast is de huid bij primaten een van de meest prominente organen om te communiceren. Ze raken elkaar ontzettend veel aan. Ze knuffelen de hele tijd en verzorgen elkaar omstandig, de jongen worden lange tijd vastgehouden en gekoesterd. Door huidcontact worden de sociale banden versterkt, wat de samenhang van de groep bevordert.’
Hoe zijn wij mensen deze eigenschap kwijtgeraakt?
‘Wij knuffelen selectief, met onze partner en met onze kinderen – en dat is prima. Maar hier (in een Amerikaanse hotellobby, red.) zie je het niemand doen. Het heeft volgens mij veel te maken met het feit dat we in steden wonen en we elkaar niet zo goed kennen. We hebben geen gemeenschappelijk verleden. En er gelden nu vele voorschriften en wetten die verbieden dat we elkaar aanraken, bijvoorbeeld op de werkplek, op school of in de sportclub. Maar om de rechten van het individu te vrijwaren, hebben we heel wat van onze menselijkheid opgeofferd. Het is waarschijnlijk onvermijdbaar, maar voor de menselijk soort is het een regelrechte tragedie.’