Slapen = studeren

Studenten die gemiddeld zeven uur per nacht slapen, scoren een stuk beter op hun examens dan collega’s die maar zes uur slapen, zo blijkt uit een studie van de Universiteit Gent. Tot in de vroege uurtjes blokken, is dus geen goed idee, schrijven de onderzoekers.

Zorg maar dat je voldoende slaapt tijdens de blok, zodat je fris bent om te studeren en de examens af te leggen.’ Het is een vaak gehoorde raad van ouders aan studenten. Als slechte slapers hadden we van tevoren al een vermoeden dat in die raad een waarheid schuilt: een goede nachtrust en intellectuele prestaties gaan hand in hand.

Slechte slapers scoren 2,6 punten minder op 20 dan goede slapers

Grasduinen in de wetenschappelijke biologische en medische literatuur versterkte dat vermoeden nog. Slaap blijkt essentieel voor de algemene gemoedstoestand en  motivatie. Bovendien verbetert een goede nachtrust de cognitieve prestaties op een directe manier: nieuwe kennis wordt tijdens de slaap geïntegreerd en verenigd met bestaande kennis. Geïntrigeerd door de eigen ervaring en gesterkt door de theoretische onderbouwing vanuit andere wetenschapsgebieden, besloten we slaapkwaliteit binnen een onderwijseconomisch perspectief te onderzoeken. Leidt een slechte slaapkwaliteit effectief tot, gemiddeld genomen, minder goede studieresultaten?

Een op drie slaapt slecht

In totaal namen 621 studenten in het eerste jaar Bachelor in de handelswetenschappen, economische wetenschappen, toegepaste wetenschappen en handelsingenieur aan de Universiteit Gent deel aan ons onderzoek. Midden december 2013 vulden ze een uitgebreide vragenlijst in. Die peilde naar hun slaapkwaliteit, maar ook naar hun sociaal-economische achtergrond en algemene gezondheid. Zo konden we met die kenmerken rekening houden in onze analyses.

De vragen die we onze respondenten stelden over hun slaapkwaliteit lieten ons toe hun score te berekenen voor de Pittsburg Sleep Quality Index (PSQI). De PSQI-maatstaf is een cijfer tussen 0 en 21, gebaseerd op de optelling van zeven subscores. Die subscores zijn slaapduur, tijd nodig om in slaap te raken, slaapverstorende factoren, slaperigheid overdag, slaapefficiëntie, perceptie van slaapkwaliteit en het innemen van slaapmiddelen. Hoe hoger de PSQI-score, hoe slechter de slaapkwaliteit. Vanaf een PSQI-score hoger dan 5, spreekt men van een slechte nachtrust. In totaal kregen volgens die definitie ongeveer 30 procent van de bevraagde studenten het label van slechte slaper. Dat percentage is met 35 procent hoger onder vrouwen dan onder mannen (met slechts 26 procent slechte slapers). Het percentage kan hoog lijken, maar komt overeen met de percentages die ook in andere landen werden gerapporteerd. In België zijn geen studies volgens de PSQI-maatstaf gebeurd bij de algemene bevolking, maar uit andere studies blijkt dat zowat een derde van de Vlamingen slaapproblemen ervaart.

Slecht slapen blijkt trouwens ‘in de familie’ te zitten. Studenten die rapporteerden dat minstens één van hun ouders ‘slecht’ of ‘zeer slecht’ sliepen, waren zelf in 38 procent van de gevallen slechte slapers. Wie geen gewag maakte van een slecht slapende ouder, had met 25 procent een beduidend lager risico om zelf een slechte slaper te zijn.

De gegevens die we op die manier bekwamen van de deelnemende studenten, konden we nadien, met hun toestemming, koppelen aan de examenscores (op 20 punten) die ze behaalden in januari 2014, hun eerste examens in het hoger onderwijs. Op die manier werd de bekendmaking van hun scores niet alleen voor hen, maar ook voor ons een spannende gebeurtenis. In totaal kregen we scores voor 3.936 examens.

Kwantiteit of kwaliteit

Onze analyses laten er geen twijfel over bestaan: studenten die over het algemeen een goede nachtrust kennen, halen gemiddeld genomen betere examenresultaten. Ook als alle andere kenmerken gelijk blijven.

Gemiddeld scoren onze respondenten 4,8 op de PSQI-maatstaf. Wie een standaardafwijking (in dit geval 2,2) hoger scoort op deze maatstaf, en dus beduidend slechter slaapt, haalt gemiddeld 1,0 punt minder op 20 voor elk afgelegd examen. Deze studenten zien daardoor hun slaagkans voor elk examen afnemen met ongeveer 14 procent. De echt slechte slapers (PSQI-score hoger dan 5) scoren zelfs gemiddeld 2,6 punten minder voor elk afgelegd examen dan de goede slapers.

Om te weten te komen of dat vooral ligt aan de hoeveelheid slaap of aan de slaapkwaliteit, splitsten we deze aspecten op. Zo merkten we dat vooral de slaapduur belangrijk blijkt. Wie zeven in plaats van zes uur slaapt, wordt daarvoor beloond met een score die gemiddeld 1,7 punten hoger ligt. Dat komt waarschijnlijk omdat kortslapers minder remslaap (rapid eye movement) doormaken. Dat soort slaap is belangrijk voor het opslaan van kennis: ze linkt nieuwe informatie met kennis die we al hebben verworven. Het spreekt voor zich dat zulke mechanismen belangrijk zijn bij het instuderen, begrijpen en toepassen van examenleerstof.

Globaal gezien suggereren onze resultaten dus dat studenten de goede raad van hun ouders maar beter opvolgen. De dag voor het examen eens ‘doorblokken’ tot in de vroege uurtjes? Een nachtje stappen na een drukke lesdag? We zijn ook jong geweest, dus wie zijn wij om het af te raden? Maar dat systematisch doen, lijkt ons een minder goed idee.

Hoe lang ze in bed liggen, hebben studenten zelf in de hand. Of ze ook effectief slapen, niet. Als een medisch of psychologisch probleem aan de basis ligt van een slaaptekort, lijkt het zoeken van professionele hulp, ook voor de studieresultaten, geen overbodige luxe.