Een op de vijf Vlaamse jongeren slaapt niet goed, piekert, heeft nog weinig eetlust of een ander symptoom dat kan wijzen op mentale problemen. Opvallend: dat cijfer is ongeveer hetzelfde tijdens (het begin van) de coronacrisis als daarvoor. En het ligt vermoedelijk in de lijn van wat we bij volwassenen verwachten.
Olivia Kirtley (KU Leuven) en haar collega’s bevroegen begin mei 173 Vlaamse jongeren van 14, 16 en 18 jaar. Gedurende zes dagen vulden zij tien keer per dag via hun smartphone een vragenlijst in: hoe voelen ze zich, met wie hebben ze contact? De resultaten kon Kirtley vergelijken met de gegevens van 2018, toen dezelfde jongeren werden bevraagd, als onderdeel van een grootschalige langetermijnstudie bij in totaal 1.900 jongeren. ‘We vonden geen grote verschillen in symptomen van mentale problemen’, zegt Kirtley. ‘De gevoelens van eenzaamheid namen wel toe, maar angstgevoelens namen bijvoorbeeld af.’
Je zou nochtans verwachten dat meer eenzaamheid tot meer mentale problemen zou leiden…
Kirtley: ‘Begin mei ging het wat beter, en hadden we uitzicht op versoepelingen en op de zomer. Daarnaast zou het kunnen dat de mentale problemen pas later de kop opsteken – we zetten het onderzoek verder, dus we zullen dit kunnen opvolgen. Als je kijkt naar het weinige onderzoek dat er is gebeurd bij eerdere epidemieën, dan zie je dat de mentale problemen vooral opduiken als de economische gevolgen echt voelbaar worden.’
‘Maar het kan dus ook zijn dat het best meevalt allemaal. In de media lees je dat er een tsunami aan mentale problemen op komst is, maar wij zijn toch relatief opgelucht over deze resultaten. Al blijven we waakzaam.’
Is er in het algemeen een verband tussen eenzaamheid en mentale problemen?
‘Zeker, er is een sterk verband met heel wat psychische problemen: depressie, angst, zelfverwondend gedrag, zelfdoding … Dat zien we trouwens op elke leeftijd. Of eenzaamheid effectief ook leidt tot mentale problemen, of er alleen mee gepaard gaat, hopen we over enkele jaren te weten via onze langetermijnstudie.’
‘Vlamingen starten een gesprek met de vraag hoe het gaat, maar dan zegt de ander ‘ça va’, en meteen wordt overgeschakeld op een ander onderwerp’
Waarom onderzoeken jullie specifiek jongeren?
‘Vroeger dachten wetenschappers dat de ontwikkeling nagenoeg voltooid was na de kindertijd. Nu groeit de consensus dat de adolescentie en jongvolwassenheid ook sleutelmomenten zijn voor de ontwikkeling. Het is een kritische periode voor de ontwikkeling van sociale vaardigheden en identiteit. Jongeren leren om op een goede manier de interactie met anderen aan te gaan en worden onafhankelijker van hun ouders.’
‘Daarenboven duikt ongeveer de helft van de mentale aandoeningen voor het eerst op rond 13, 14 jaar. Het gaat bijvoorbeeld om angststoornissen, depressie of psychoses. Het is cruciaal om die zo vroeg mogelijk te signaleren en actie te ondernemen.’
Nu het ‘echte’ contact met leeftijdgenoten wegvalt, zoeken we het vaker online. Heeft dat virtueel contact voor jongeren voor- of nadelen?
‘Goed of slecht – het is niet zo zwart-wit. Uit ander onderzoek dat we doen, blijkt dat virtueel contact geen volwaardig alternatief biedt voor face-to-face-contact. Het biedt vooral voordelen voor wie al een rijk sociaal leven heeft. Het bevestigt ‘the rich get richer’-hypothese: heb je veel sociale steun, dan zal online contact dat alleen maar verbeteren. Er is ook enig bewijs dat er een verschil is in actief en passief online gedrag. Wie alleen door de tijdlijn van anderen scrollt op sociale media en zelf niet communiceert of actief gamet, zal eerder negatieve effecten ondervinden.’
Leren jongeren nog wel sociale vaardigheden aan als ze nauwelijks nog fysiek contact hebben?
‘Ook dat is een vraag die we pas later zullen kunnen beantwoorden. We zijn er wel bezorgd over. Terwijl in 2018 slechts één van de 110 bevraagde tieners gedurende die week geen face-to-face-contact had met leeftijdgenoten, waren dat er in 2020 64. Tegelijk verdubbelde het virtueel contact: gemiddeld waren de jongeren bijna de helft van de momenten waarop we hen bevroegen, op dat moment in online contact met vrienden.’
‘Hebben jongeren vandaag te weinig fysiek contact met peers om zich op een gezonde manier te ontwikkelen? De coronacrisis zal zeker een impact hebben. Eerstejaarsstudenten, bijvoorbeeld, hebben het lastig om vrienden te maken. Ze spenderen veel tijd alleen op hun kamer of kot. Terwijl dat normaal gezien net de periode bij uitstek is waarbij je rondhangt met vrienden en nieuwe mensen leert kennen.’
‘We kunnen het ons niet veroorloven om de problemen en behoeftes van jongeren ‘te parkeren’
Veel tieners trekken zich terug op hun kamer – corona of niet. Is dit een normale fase in de puberteit?
‘Wij hebben jongeren van 12, 14 en 16 bevraagd. Hoe ouder, hoe meer tijd ze alleen op hun kamer doorbrengen. Dat is een normaal proces: tieners willen een identiteit ontwikkelen los van hun ouders. Alleen zijn is trouwens niet hetzelfde als eenzaamheid. Sommige jongeren zijn heel gelukkig alleen. Je hoeft je pas zorgen te maken als een adolescent die sociaal was en veel tijd met het gezin spendeerde, zich plots terugtrekt.’
‘Iemand die alleen is, hoeft dus niet eenzaam te zijn. Tegelijk kun je je ook eenzaam voelen als je in gezelschap bent. Het gaat erom of je sociale contacten tegemoetkomen aan je behoeftes.’
Wat zijn die sociale behoeftes dan?
‘Je wilt je veilig voelen, niet beoordeeld, gewaardeerd en verbonden. In ons onderzoek kregen jongeren niet alleen de vraag of ze sociaal contact hadden, maar ook hoe ze dat contact ervoeren. We vonden een verband tussen de kwaliteit van sociale interacties – je veilig en verbonden voelen, genieten van dat contact, … - en symptomen van psychische problemen. Hoe beter de kwaliteit, hoe minder symptomen de jongeren rapporteerden. Er was geen eenduidig verband met de kwantiteit van de sociale interactie. Een belangrijke conclusie, want hulpverleners focussen daar nogal op. Zodra je je vrienden opnieuw ziet, ben je bijvoorbeeld mentaal fit genoeg om te gaan werken. Maar het is niet omdat je iets kunt gaan drinken met een vriend, dat je je goed voelt. Misschien voel je je er ongemakkelijk bij en zou je eigenlijk liever alleen zijn. Psychiaters moeten daarop doorvragen.’
Hoe kun je ervoor zorgen dat je je beter voelt bij andere mensen?
‘Daar hebben we nog geen antwoord op. We ontwikkelen momenteel een zogenaamde ecological momentary intervention, in de vorm van een app die je kunt consulteren op het moment dat je je niet goed voelt, en die geeft dan tips. Want we weten dat mensen die pakweg een keer per maand naar een therapeut gaan, zich soms verloren kunnen voelen tussen twee sessies in. Wat die tips precies zullen inhouden, moeten we nog bepalen.’
Nu we nauwelijks anderen kunnen zien: wat kunnen jongeren doen die zich niet goed voelen?
‘Virtuele communicatie kan hier levens redden. Sommige jongeren hebben thuis geen privacy en kunnen niet zomaar een vriend vertellen dat het niet goed gaat. Daarom is het goed dat initiatieven zoals de zelfmoordlijn een chatfunctie hebben.’
‘Daarnaast is het belangrijk om het taboe te doorbreken. Vlamingen starten een gesprek weliswaar met de vraag hoe het gaat, maar dan zegt de ander ‘ça va’, en meteen wordt overgeschakeld op een ander onderwerp. Volwassenen moeten hier het voorbeeld geven en het zelf toegeven wanneer ze een lastige dag hebben. Zo krijgen jongeren het gevoel dat ze kunnen praten.’
‘Sociale interacties zijn een basisbehoefte voor jongeren. Daar is te weinig aandacht voor, vanuit de overheid en vanuit de wetenschap, vooral in het begin van de pandemie. Terwijl in de adolescentie de kiem gelegd wordt voor ernstige psychiatrische problemen. Vroege interventies kunnen veel ellende voorkomen. We kunnen het ons niet veroorloven om de problemen en behoeftes van jongeren ‘te parkeren’.’