Ze doen zelfs actieve pogingen om aangename gevoelens te onderdrukken. Duidt dat op een depressie of zit er iets anders achter?
Terwijl tranen van blijdschap over haar wangen biggelen, overhandigt de grootmoeder van Robert Haring haar kleinzoon de onderscheiding voor ‘Atleet van het jaar 2014’. Het zou een moment van puur geluk kunnen zijn voor de discuswerper. Maar zo klinkt het niet, wanneer hij zegt: ‘Ik voel me weer net als op de basisschool.
Toen ik een jaar of acht, negen was heb ik een wedstrijd gewonnen, en de volgende dag vonden mijn klasgenoten mij niet meer aardig.’ Uit deze reactie van de topsporter blijkt dat geluk niet altijd een onverdeeld genoegen is. Het gaat vaak gepaard met angst en twijfel: Heb ik het wel verdiend? Zal het geluk me binnenkort weer in de steek laten? Zullen de mensen niet jaloers worden?
Als gevolg van dergelijke tobberijen is voor sommige mensen het leven een ritje in een emotionele achtbaan. Zodra ze een beetje vreugde ervaren, maken ze zich alweer zorgen dat dat moment binnen de kortste keren voorbij zal gaan en dat ze dan weer in een diep dal zullen storten. In plaats van te genieten van geluksmomenten, zijn ze er juist bang voor. Psychologen noemen dit verschijnsel fear of happiness, niet gelukkig durven te zijn.
Een van de pioniers op dit onderzoeksgebied is Paul Gilbert van het Kingsway Hospital in het Engelse Derby. Tijdens zijn werk met depressieve patiënten was hem opgevallen dat het deze mensen vaak grote moeite kostte om zichzelf blijdschap te gunnen of zich toe te staan ergens van te genieten. ‘Als je die mensen wilt helpen zich beter te voelen, reageren ze bezorgd’, vertelt Gilbert. ‘Ze zeggen: oké, vandaag gaat het misschien goed met mij, maar morgen zal mij vast en zeker iets ergs overkomen.’
Jürgen Margraf, hoogleraar klinische psychologie aan de Ruhr-universiteit in Bochum, bevestigt dit: ‘Een dergelijke vorm van gepieker bestaat inderdaad. Het kan heel belastend zijn voor de persoon in kwestie en iemand belemmeren een bevredigend leven te leiden.’ Overigens is hij van mening dat de angst voor geluk, in termen van het leed dat de betrokkene ervaart, een minder ernstige aandoening is dan fobieën of andere angststoornissen.
Waarom doen mensen doelbewust pogingen om geluksgevoelens te onderdrukken? In 2003 heeft psychologe Joanne Wood van de Universiteit van Waterloo (in Canada) een aantal studenten ondervraagd over momenten in het verre of nabije verleden waarop ze een succes hadden behaald. Het bleek dat sommige respondenten op een heel eigenaardige manier reageerden wanneer ze bijvoorbeeld bij een tentamen goed hadden gepresteerd: in plaats van ten volle te genieten van hun succes, probeerden ze hun vreugde te temperen, zich allerlei muizenissen in het hoofd te halen of afleiding te zoeken. Dit gedragspatroon deed zich vooral voor bij studenten met een gering gevoel van eigenwaarde.
Strategieën om aangename gevoelens tegen te gaan
Die bevindingen wekten de nieuwsgierigheid van andere onderzoekers. Om de reacties op positieve emoties beter te kunnen meten, ontwikkelde psycholoog Gregory Feldman van Simmons College in Boston samen met een aantal collega’s een vragenlijst. Die vragenlijst richt zich op drie verschillende strategieën die een mens met geluksangst hanteert om om te gaan met aangename gevoelens: nadenken over je gemoedstoestand, nadenken over jezelf en geluksgevoelens temperen. Iemand die de vragenlijst invult, geeft bijvoorbeeld aan hoe vaak hij of zij op vreugdevolle momenten bedenkt dat het geluk vast niet lang zal duren of in zo’n situatie bang is dat anderen hem/haar een opschepper vinden.
Een onderzoeksteam onder leiding van psycholoog Filip Raes van de Universiteit van Leuven onderwierp 143 scholieren in de hoogste klassen van de middelbare school en 344 studenten aan deze test. Drie, respectievelijk vijf maanden later moesten de proefpersonen een vragenlijst invullen waarmee depressies worden gemeten. En wat bleek? Hoe meer de proefpersonen bij de eerste test hadden aangegeven dat ze hun positieve gevoelens temperden, hoe sterker er uit de tweede test depressieve symptomen naar voren kwamen. Die correlatie bleef bestaan nadat de onderzoekers met statistische methoden eventuele vertekenende factoren hadden geëlimineerd.
Vier ideeën die geluk in de weg staan
Mohsen Joshanloo van de Universiteit van Chungcheongbuk-do (Noord-Chungcheong), een provincie in Zuid-Korea, beschrijft in een overzichtsartikel vier denkbeelden die ten grondslag zouden kunnen liggen aan de angst voor geluk. Ten eerste: als je gelukkig bent, is de kans groter dat het weer bergafwaarts zal gaan. Ten tweede: het is immoreel om gelukkig te zijn. Ten derde: door uiting te geven aan gevoelens van geluk vergroot je de afstand tot je medemensen. En ten vierde: streven naar geluk is niet goed voor een mens. Overigens zijn deze ideeën vooral gebaseerd op filosofische en cultuurwetenschappelijke teksten en gangbare clichés. Er is nog maar weinig empirisch onderzoek verricht naar de oorzaken van de angst voor gevoelens van welbehagen.
Gilbert denkt dat dit soort zorgelijke denkpatronen meestal op jonge leeftijd ontstaan – bijvoorbeeld wanneer kinderen zich ergens op verheugen en dat het dan niet doorgaat. Zo had hij een patiënte wier moeder aan agorafobie (‘pleinvrees’) leed, de angst voor open ruimten. ‘Ik durfde me nooit ergens op te verheugen,’ vertelde de dochter, ‘bijvoorbeeld op een dagje naar het strand. Want er was altijd de kans dat mijn moeder weer in paniek zou raken.’
Sommige lijders aan geluksangst werden als kind berispt of gestraft wanneer ze blijdschap uitten. Andere voelden zich uit morele overwegingen schuldig wanneer ze geluk ervoeren. Gilbert noemt in dit verband een patiënte wier moeder aan een rolstoel gekluisterd was en die in de steek gelaten was door haar man. ‘Als de dochter wilde uitgaan met vrienden of vriendinnen, praatte haar moeder haar een schuldgevoel aan: “Hoe kun je mij nu in deze toestand alleen laten?!” De dochter kon nooit plezier hebben zonder te denken: ik hoop dat het goed gaat met mijn moeder en dat ze zich niet gekwetst voelt.
Naarmate Gilbert meer van dergelijke verhalen hoorde, besloot hij een onderzoeksinstrument te ontwikkelen waarmee hij de angst voor geluk beter kon meten. In tal van therapeutische sessies noteerde hij de angsten en zorgen van zijn patiënten en deelde die in in categorieën als ‘Ik ben bang dat er iets ergs zal gebeuren wanneer ik me prettig voel’ of ‘Ik heb het gevoel dat ik het niet verdien om gelukkig te zijn’. Deze inventarisatie mondde uit in de ‘Fear of Happiness’-schaal.
Vervolgens vroeg Gilbert een aantal collega’s te beoordelen hoe plausibel deze uitspraken naar hun mening de angst voor geluk beschreven. Zo ontstond er een schaal met tien onderdelen, die Gilbert uittestte op 185 overwegend vrouwelijke studenten. Op één onderdeel na (dat Gilbert later verwijderde) bleken alle onderdelen consistent, d.w.z. dat de proefpersonen alle vragen ongeveer in dezelfde trant beantwoordden. Overigens was bij de meeste proefpersonen de angst voor geluk niet erg groot: gemiddeld scoorden ze ongeveer 12 punten op een totaal van 36.
Niettemin verschafte Gilbert op deze manier een belangrijk aanknopingspunt om de angst voor geluk verder te bestuderen. Blijkbaar bestaat er een nauw verband tussen deze angst en depressies. Mensen die hoog scoorden op zijn schaal haalden ook een hoge score op een vragenlijst met betrekking tot depressies. ‘Als iemand niet in staat is geluk te ervaren, is dat tamelijk deprimerend’, zegt Gilbert. ‘Mensen die gebukt gaan onder angst hebben de neiging de nadruk te leggen op risico’s. In plaats van na te denken over de positieve dingen die hen ten deel zouden kunnen vallen, proberen ze alleen maar negatieve dingen te vermijden. Ze hebben alleen oog voor wat hen zou kunnen kwetsen of bedreigen. Dat leidt tot een neerslachtige stemming.’
Dat wordt geïllustreerd door het geval van de Duitse popzanger Hubert Kah, die al geruime tijd door depressies wordt geplaagd. In een talkshow vertelde hij: ‘Ik had het gevoel: met mij mag het niet goed gaan. Ik mag niet gelukkig zijn, ik mag geen succes hebben, ik moet lijden.’
Oorzaak, gevolg of nevenverschijnsel?
In 2014 heeft Gilbert het verband tussen angst voor geluk en neerslachtigheid getest bij een groep depressieve patiënten. Deze patiënten gaven duidelijk blijk van meer angst voor geluk dan de studenten die Gilbert eerder had ondervraagd: in plaats van 12 scoorden de patiënten gemiddeld bijna 24 punten. Bovendien bleek dat naarmate iemand een sterkere angst voor geluk had, hij/zij ook meer stresssymptomen, angsten en kenmerken van een depressie vertoonde. Maar of fear of happiness nu oorzaak, gevolg of een neveneffect van een depressie is, valt uit de beschikbare data niet af te leiden.
Misschien is dat ook helemaal niet zo belangrijk, zegt Gilbert: ‘De angst voor geluk is slechts één van de factoren die een rol spelen. Maar het is wel van belang er bij de behandeling aandacht aan te besteden.’ Hij pleit ervoor angst voor geluk net zo te behandelen als andere fobieën – door de patiënt geleidelijk bloot te stellen aan de prikkel die de angst opwekt. ‘Net zoals bij de behandeling van agorafobie de therapeut de patiënt mee naar buiten neemt, zo moeten mensen met angst voor geluk proberen beetje bij beetje meer geluksgevoelens toe te laten, bijvoorbeeld door bewust te genieten van de smaak van een maaltijd.’ Of een dergelijke combinatie van mindfulness en blootstelling de symptomen werkelijk reduceert is echter nog niet onderzocht.
Ook Jürgen Margraf denkt dat het zinvol is het probleem therapeutisch aan te pakken. ‘Vooral minder uitgesproken, subklinische symptomen zijn vaak heel variabel’, zegt hij. ‘Naast de blootstellingsmethode kunnen ook interventies die de motivatie of de levenswijze van de patiënt veranderen zinvol zijn.’
Toch zijn niet alle onderzoekers van mening dat het nodig is de angst voor geluk te behandelen. Zo waarschuwt Mohsen Joshanloo voor het risico dat het verschijnsel wordt gemedicaliseerd. ‘In de zienswijze van Gilbert en zijn collega’s is de angst voor geluk een emotioneel probleem dat verholpen moet worden. In het geval van depressieve patiënten is dat misschien een legitieme opvatting. Maar in andere gevallen is het verschijnsel vaak te herleiden tot culturele waardesystemen die we als normaal zouden moeten beschouwen.’
Het is inderdaad een feit dat mensen in verschillende culturen verschillend tegen geluk aankijken. Een onderzoeksteam onder leiding van psychologe Li-Jun Ji van Queen’s University in Kingston heeft 140 Amerikaanse en 181 Chinese studenten verschillende grafieken voorgelegd die het verloop van de ‘gelukscurve’ in een mensenleven weergaven. De proefpersonen moesten de curve uitkiezen die vermoedelijk het beste zou passen bij hun eigen leven. Curven waarbij het geluk gelijkmatig af- dan wel toenam werden duidelijk vaker door Amerikanen dan door Chinezen gekozen. Met andere woorden: de Chinezen gingen er meer vanuit dat hun geluk in de loop van hun leven zou fluctueren dan de Amerikanen.
Alles is veranderlijk – ook emoties
Volgens de onderzoekers is dat idee terug te voeren op het taoïsme. Deze uit China stammende filosofische leer stelt dat alles voortdurend verandert. Daarom zou in landen die beïnvloed zijn door het taoïsme minder nadruk worden gelegd op het streven naar geluk dan in westerse landen, aldus Joshanloo.
Om te onderzoeken in hoeverre de angst voor geluk van land tot land verschilt, heeft Joshanloo in 2014 ruim 2.700 studenten van over de hele wereld ondervraagd. Russen, Iraniërs, Japanners, Amerikanen, Nederlanders en vertegenwoordigers van nog tien andere landen vulden zijn vragenlijst in. Die vragenlijst, die hij zelf had ontwikkeld, bestond uit vijf onderdelen die vergelijkbaar waren met die van de schaal van Gilbert. Het verschil is echter dat Gilbert de gevoelens van onbehagen en het wantrouwen jegens geluk centraal stelt, terwijl de lijst van Joshanloo meer algemene uitspraken bevat, zoals ‘Geluk wordt vaak gevolgd door ongeluk’.
Joshanloo trof de angst voor geluk in alle landen aan, met uitzondering van India en Kenia. De gemiddelde scores varieerden van 1,98 in Brazilië, via 2,54 in de VS en 3,16 in Japan tot 3,8 in Pakistan. Op een schaal van 1 (‘totaal niet mee eens’) tot 7 (‘totaal mee eens’) zijn dat niet bepaald hoge scores, en de verschillen tussen de landen zijn ook niet erg groot. Toch bestaat er kennelijk in culturen die sterker op conformiteit gericht zijn iets meer angst voor geluk dan in meer individualistische samenlevingen. Zo zijn mensen in Oost-Azië meer beducht voor de mogelijkheid dat anderen jaloers zullen worden. Uit een vervolgonderzoek bleek dat Japanners vaker dan Amerikanen bang zijn dat uitingen van geluk afgunst kunnen opwekken. Religie daarentegen heeft minder invloed.
Afgezien van de culturele verschillen heeft Joshanloo ook onderzocht op welke manier de angst voor geluk samenhangt met de omgang met positieve emoties. Zijn conclusie luidt: hoe banger de proefpersonen zijn voor geluk, hoe meer ze proberen hun blijdschap te temperen. Maar wat is er nu het eerst – de angst of het temperen? Die vraag blijft vooralsnog onbeantwoord.
Joshanloo heeft duidelijk aanwijzingen gevonden dat de algemene tevredenheid met het leven afneemt wanneer iemand acute geluksgevoelens onderdrukt. Hoe meer iemand beducht is voor gevoelens van euforie, des te geringer is zijn algehele welbevinden. Overigens waren de correlaties in zijn onderzoek lager dan de verbanden die Gilbert had gevonden. Dat is misschien te verklaren uit het feit dat de schaal van Gilbert in de VS werd gebruikt. ‘Amerikanen vinden gelukservaringen veel belangrijker dan mensen in niet-westerse culturen’, aldus Joshanloo.
Iemand die niet goed in staat is te genieten omdat hij of zij bang is voor geluk, moet professionele hulp zoeken, adviseert Gilbert. En volgens hem zou zo’n persoon er ook goed aan doen zich bewust te zijn van die eigenschap en de zelfbeheersing wat minder serieus te nemen. Dat is ook de conclusie van Harting, de discuswerper uit het begin van dit artikel: ‘Vroeger dacht ik altijd dat een mens niet gelukkig en blij mag zijn. Maar met mij is het toch nog goed gekomen.’
We mogen onze geluksgevoelens best vertrouwen in plaats van er bang voor te zijn! Natuurlijk is het nooit verstandig je al te zeer door euforie te laten meeslepen. En in slechte tijden kunnen we ons misschien troosten met de gedachte dat niet alleen geluk van tijdelijke aard is, maar ook ongeluk.
De campagne Te Gek?! vraagt deze week extra aandacht voor stoornissen. Wij van Psyche & Brein zoomen daarom elke dag in op een psychisch probleem. Lees hier de andere artikels:
* Vijf misverstanden over eetstoornissen
* Hoe geraak je van je angsten af?