Stress in de stad

Hoe groter een stad, hoe meer risico de inwoners lopen om een psychische stoornis te ontwikkelen. Een gezonde stadscultuur kan nochtans oases van rust bieden en mensen bij elkaar brengen.

Hier huist de ziekte: het geraas van wagens in enge, kronkelende steegjes en de herrie van mensenmassa’s die blijven rondhangen houden een mens uit zijn slaap.’  Een kleine 2.000 jaar geleden al klaagde de satiricus Juvenalis over nachtlawaai in het oude Rome, een van de eerste metropolen in de geschiedenis. Dat was niet het enige minpunt. Tot ver in de 19de eeuw waren de hygiënische omstandigheden in grote steden catastrofaal. Watervoorziening en transportdiensten konden de explosief groeiende bevolking niet bijhouden. Het leven in Londen, Parijs of Wenen was gevaarlijk. De kindersterfte lag er hoger en de voeding was er slechter dan op het platteland. Epidemieën, branden en verkeersongevallen maakten veel slachtoffers.

Vandaag woont meer dan de helft van de wereldbevolking in een stad. De Verenigde Naties schatten dat dit tegen 2050 zal oplopen naar twee derde. Mexico-Stad en Peking hebben de kaap van 20 miljoen inwoners al overschreden, over enkele jaren volgen wellicht Shanghai, Lagos en Istanbul. Aan de ene kant zijn stedelingen in de 21ste eeuw wereldwijd gezonder en beter doorvoed dan plattelandsbewoners, leren de gegevens van de Verenigde Naties. Maar tegelijk zijn sommige stressfactoren nog steeds even nefast als in de oudheid. Psychiaters en neurobiologen luiden de alarmbel: psychische aandoeningen komen in metropolen duidelijk vaker voor dan in kleinere steden of op het platteland. De belangrijkste oorzaak zou sociale stress zijn. Op een beperkte ruimte samenleven met veel onbekenden laat blijkbaar sporen na in ons brein.

Al in de vroege 20ste eeuw stelden psychologen vast dat het aantal psychische stoornissen evenredig steeg met de grootte van de woonplaats. ‘Overal in de hele wereld lijden stadsmensen 40 procent vaker aan een depressie’, zegt psychiater Andreas Meyer-Lindenberg, directeur van het Instituut voor Psychische Gezondheid (Zentralinstitut für Seelische Gesundheit) in Mannheim. ‘Het aantal angststoornissen ligt ongeveer 20 procent hoger. ’Nog dramatischer is het verhoogde risico op schizofrenie. Mensen die in een stad geboren zijn en daar hun vroegste kinderjaren doorbrengen, lopen ten minste dubbel zo veel risico als plattelandskinderen. Sommige specialisten gaan zelfs uit van een verdrievoudiging.

Psychische aandoeningen komen in metropolen duidelijk vaker voor dan in kleinere steden of op het platteland

Waarom werkt het leven in de stad psychische ziekten in de hand, zoals schizofrenie, waarbij iemands denken en voelen ingrijpend verstoord zijn? Meyer-Lindenberg en zijn collega’s onderzochten in 2011 de mogelijke neurobiologische basis met enkele experimenten in het lab. Hoewel ze daarbij niet met patiënten, maar met gezonde proefpersonen werkten, ontdekten ze toch duidelijke aanwijzingen dat het leven in een metropool de stressrespons van bepaalde breinstructuren wijzigt. Eerst deelden de onderzoekers de woonplaats van hun proefpersonen in drie categorieën in: wereldstad (meer dan 100.000 inwoners), kleine stad (10.000 tot 100.000 inwoners) en landelijk gebied (minder dan 10.000 inwoners). De deelnemers moesten dan in een hersenscanner, onder tijdsdruk, onder meer rekensommen oplossen. Een fictieve melding over hun prestatie bezorgde hen extra stress: die gaf aan dat hun resultaat onder het gemiddelde lag. Bovendien liet de leider van het experiment zich na elke ronde kritisch uit over de prestaties die de proefpersoon in kwestie zonet had geleverd.

Gevarensensor

De wetenschappers waren vooral geïnteresseerd in de activiteit van de ‘gevarensensor’ in ons brein, de amygdala, en in een ander gebied in ons limbische systeem, de perigenuale cortex cingularis anterior (pACC), die de amygdala tempert. Allebei maken ze deel uit van een netwerk dat tekenen van een bedreiging verwerkt en betrokken is bij negatieve emoties.

De amygdala van mensen uit landelijke streken reageerde nauwelijks op psychische stress; bij mensen uit kleine steden was de activiteit al duidelijker en bij metropoolbewoners was die het hoogst. De gevarensensor in het brein van stedelingen is dus gevoeliger voor sociale druk. Misschien is dat wel een van de oorzaken voor hun grotere neiging tot depressie en angststoornissen,  meent Meyer-Lindenberg. Ook uit ander onderzoek is bekend dat deze psychische stoornissen gepaard gaan met een verkeerde regulatie door de amygdala. Net zoals dat trouwens het geval is voor de neiging tot impulsiviteit en gewelddadigheid. Het zou heel wat criminaliteit in stedelijke gebieden kunnen verklaren.

Iets ingewikkelder is het verband bij de pACC. Daar bepaalt niet de huidige woonplaats de activiteit onder stress, maar de persoonlijke levensloop. Bij proefpersonen die een groot deel van hun jeugd in een grote stad hadden doorgebracht, liet de pACC in de breinscanner de hoogste prikkelbaarheid zien. Tegelijk reageerde de amygdala nauwelijks op de remmende signalen vanuit dit gebied. De verbindingen tussen deze twee gebieden waren uitgerekend bij deze proefpersonen ook het minst uitgesproken. Diezelfde onstabiele verbinding tussen de pACC en de amygdala werd eerder al vastgesteld bij schizofreniepatiënten, maar niet bij mensen die alleen een verhoogd genetisch risico op de ziekte hadden. Dat duidt erop dat de verstoorde signaalverwerking te wijten is aan de omgeving waarin iemand opgroeit, en niet aan erfelijke aanleg.

Hoe groter iemands vrienden- of kennissenkring, hoe groter zijn amygdala is

De ontdekkingen over het effect van het stadsleven op onze psyche zijn zo markant dat psychiater Mazda Adli een eigen onderzoekstak heeft opgestart: het neuro-urbanisme. Adli staat aan het hoofd van het onderzoeksdomein ‘affectieve stoornissen’ in het Charité-ziekenhuis in Berlijn en wil samen met stedenbouwkundigen manieren zoeken om de gevolgen van de wereldwijde verstedelijking voor de bewoners af te zwakken. Er bestaan namelijk ook beschermende mechanismen. Zo tonen verscheidene studies aan dat een goed uitgebouwd sociaal netwerk je kan behoeden voor psychische aandoeningen. Dat kan vooral in wereldsteden een pluspunt worden, omdat die meer gelegenheid bieden om gelijkgezinden te ontmoeten en vriendschappen te sluiten.

Anderzijds: hoe groter iemands vrienden- of kennissenkring, hoe groter ook zijn amygdala. Dit verrassende verband werd in 2011 ontdekt door het team van Lisa Feldman Barrett (Massachusetts General Hospital in Charlestown, VS). Als we neuronale structuren intensief gebruiken, groeien ze - ruwweg zoals spieren. Wie met veel mensen contact heeft, traint de gevarensensor in zijn brein meer dan minder sociale mensen. Conflicten en ruzies horen nu eenmaal bij het samenleven. Daarbij moeten we vaak uit subtiele sociale verwijzingsprikkels afleiden of er narigheid op komst is.

Drukte op de Antwerpse Meir

De wetenschap is er nog lang niet uit wie op het beste sociale netwerk kan terugvallen: mensen uit de stad of van het platteland? Experimenten uit de jaren 1970 hebben aangetoond dat mensen uit kleine steden hulpvaardiger zijn dan die uit grote steden. Ze waren bijvoorbeeld vaker bereid om een student in een zogezegde noodsituatie hun telefoon in huis te laten gebruiken. Inwoners van landelijke gebieden onderhouden meer contact met de buren, bleek uit een Israëlisch onderzoek. En volgens nog andere studies helpen buren uit de voorsteden elkaar vaker met kleinigheden dan buren in een metropool. Ze lenen bijvoorbeeld makkelijker gereedschap uit of komen de planten water geven.

Toch is het allemaal niet zo eenduidig. Socioloog Claude Fischer ontdekte in 1982 dat de vriendenkring van
mensen die van het platteland naar de stad verhuizen 40 procent groter wordt. ‘In steden worden ruimere netwerken aangelegd’, luidde ook de boodschap na een analyse van telefonische gegevens uit Portugal en Groot-Brittannië, die het MIT in Cambridge (VS) in 2014 uitvoerde. Daaruit bleek dat er vaker, langer en met meer personen wordt gebeld, naarmate er meer mensen op een bepaalde locatie wonen. Kritische stemmen opperen dan weer dat dit resultaat ook anders kan worden uitgelegd: in kleinere agglomeraties is het gewoon makkelijker om persoonlijke gesprekken te voeren. Volgens Robin Dunbar, een psycholoog en netwerkonderzoeker uit Oxford, bestaat er in elk geval een bovengrens aan het aantal vriendschappelijke relaties dat één enkele persoon permanent kan onderhouden: die ligt gemiddeld bij 150 mensen.

Waaruit bestaat die urbane stress nu precies? En wie loopt het grootste risico? Mazda Adli meent dat vooral de combinatie van sociale dichtheid en isolement mensen ziek maakt. Het eerste aspect biedt niet alleen meer kansen op ontmoetingen en sociale interactie, maar leidt ook tot een onaangename nabijheid, bijvoorbeeld in overvolle metro’s of in flats met dunne wanden. Mensen die alleen wonen in een buurt vol hoge flatgebouwen en nauwelijks contacten met de buitenwereld onderhouden, lopen volgens Adli’s stelling een bijzonder hoog risico op een depressie - al bestaan daar voorlopig nauwelijks solide gegevens over.

Het verband tussen psychische stoornissen en migratieachtergrond is beter onderbouwd. Migranten trekken meestal naar verstedelijkte gebieden, omdat daar meer multiculturele verscheidenheid is en de kansen op een goede baan er beter zijn. Volgens verschillende studies ligt het risico op schizofrenie en andere psychische stoornissen hoger bij migranten van de eerste en tweede generatie dan bij autochtone inwoners. Vooral migranten die wegens hun huidskleur gediscrimineerd worden en zich sociaal uitgesloten voelen, lopen volgens een meta-analyse uit 2013 gevaar. In Groot-Brittannië is dat bijvoorbeeld aangetoond voor migranten met een donkere huid uit Afrikaanse en Caribische landen. Wonen zij in een wijk waar ze een etnische minderheid zijn, dan loopt dat risico nog op. Psychiater Robin Murray en zijn team hielden tien jaar lang bij hoeveel niet-blanke inwoners van verschillende Londense buurten voor schizofrenie werden behandeld. Het resultaat van de in 2001 gepubliceerde analyse: in stadsdelen met minder dan 23 procent niet-blanken - meestal welgestelde buurten - worden meer migranten ziek dan in etnisch bontere wijken.

Migratie en armoede zijn slecht voor de psyche

Ook de economische situatie in een buurt speelt een belangrijke rol, vooral voor inwoners met een migratieachtergrond. Dat bleek uit een onderzoek van een groep wetenschappers onder leiding van de Duitse psychiater Andreas Heinz, dat in 2015 werd gepubliceerd. De onderzoekers hadden bewoners van Duitse en Turkse afkomst uit elf buurten in Berlijn geïnterviewd. In stadsdelen waar een groot percentage van de bewoners leefde van een uitkering, bleken de proefpersonen gemiddeld sterkere symptomen van verscheidene psychische aandoeningen te vertonen. Dat gold nog meer voor mensen met een migratieachtergrond. Volgens dit onderzoek blijkt het voor de geestelijke gezondheid zelfs slechter te zijn om in een verpauperde buurt te wonen dan om zelf weinig te verdienen.

In de omgekeerde richting hoeft dat niet zo te zijn: een stadsdeel dat door migranten wordt gedomineerd, groeit niet onvermijdelijk uit tot een probleemwijk. Dat kan ook een carrière-opstap worden, zoals heel wat ‘Chinatowns’ in de wereld aantonen. Hoe komt het dan dat veel voorsteden, zoals de Franse banlieues of betonblokwijken, onrusthaarden worden?

Volgens een wijdverspreid sociologisch model, de zogenoemde disorder-theorie, zorgen zichtbare tekenen van verwaarlozing en gebrekkige burgerzin (‘incivilities’) in eerste instantie voor onzekerheid bij de inwoners. Volgens Antje Flade (stadspsychologe in Darmstadt) gaat het daarbij onder meer om buitenlanders die bedreigend overkomen, rondhangende jongeren, dronken mensen, bedelaars, roekeloze snelheidsduivels, afval, kapotte banken in het park, vernielde fietsen en graffiti - wantoestanden die zich in veel Europese grootsteden voordoen. Van vandalisme is het maar een kleine stap naar ergere wandaden en vervolgens naar roofovervallen of openlijk geweld. Als dan zelfs de politie of de hulpdiensten zich niet meer in zulke buurten wagen, zoals in heel wat probleemwijken overal in de wereld het geval is, staat het stadsdeel te boek als ‘mislukt’.

Hoe komt het dan dat veel voorsteden, zoals de Franse banlieues of betonblokwijken, onrusthaarden worden?

De literatuur over stadspsychologie verwijst geregeld naar een klassiek voorbeeld van fout gelopen stadsplanning. Pruitt-Igoe was een appartementencomplex van meer dan 30 gebouwen in de stad St. Louis in Missouri (VS), dat in 1972, minder dan 20 jaar na de bouw ervan, weer werd gesloopt omdat het totaal verkommerd was. Bendes hadden er het voor het zeggen, roofovervallen en vandalisme waren er aan de orde van de dag. De architecten hadden de sociale woningen, erg modern voor die tijd, op het terrein van een voormalige sloppenwijk gebouwd. De woningen, trappenhuizen en buitenterreinen waren functioneel, plaatsbesparend, robuust en hygiënisch opgezet. ‘Ze hadden echter niet aan ruimtes voor sociale contacten gedacht’, legt Flade uit. ‘Het bleek daar onmogelijk om buurtcontacten te onderhouden en elkaar te steunen.’ Zo waren er eerst geen speeltuinen voorzien en hebben de bewoners daarvoor moeten vechten. En verder voelde niemand zich verantwoordelijk voor reparaties.

Te veel rust en zekerheid?

De wetenschap weet dus hoe slechte stadsplanning eruitziet. Maar hoe doe je het wél goed? Socioloog Richard Sennett (New York University) gaf in 2014 enkele aanzetten. Volgens hem moeten steden zo gepland worden dat ze bepaalde prikkels bieden en mensen bij elkaar brengen. Verveling en een gebrek aan gesprekspartners kunnen bij oudere mensen tot depressies en bij jongeren tot drugsmisbruik leiden. Dat is gebleken bij ‘gated communities’, omheinde wooncomplexen met een strikte toegangscontrole waarin bemiddelde mensen zich van sociale problemen afsluiten. Blijkbaar levert dat te veel rust en veiligheid op. Uiteenlopende sociale groepen moeten veel meer met elkaar in contact kunnen komen. De ergernis die soms ontstaat door ongewone confrontaties, zet mensen ertoe aan om bewuster met hun omgeving om te gaan en zich persoonlijk te laten gelden. Dit engagement is een belangrijke bouwsteen voor onze geestelijke gezondheid, bevestigt Richard Sennett.

Ten slotte moet een stad ook ruimtes aanbieden waar niet alles al geregeld is, maar waarin mensen het zelf moeten zien te rooien. De socioloog haalt een proefproject in Nederland aan, waarbij alle verkeersborden in een bepaalde wijk werden weggehaald. Er gebeurden niet meer, maar juist minder ongevallen, omdat de chauffeurs veel aandachtiger waren. Het concept van deze ‘shared space’ is echter omstreden, omdat het bijvoorbeeld nieuwe gevaren creëert voor blinden. Toch vond dit voorbeeld op verschillende plaatsen navolging, vooral in verkeersluwe winkelstraten. Het doel is dus niet om elke vorm van stress uit de stad te bannen, redeneert Sennett, maar om die stad zo in te richten dat ze onze ontwikkeling stimuleert. ‘Dan kunnen mensen erin groeien.’

Groene plekken, zoals een stadspark, kunnen de stad aangenamer maken.

Een bijkomende factor die stress in een stedelijke omgeving kan verminderen is al langer bekend: natuur. Recente onderzoeken hebben dat opnieuw bevestigd. Zo vergeleek een Finse studie drie groepen werknemers die hun middagpauze ofwel in een stadspark, ofwel in een bos bij de stad, ofwel in het boomloze centrum doorbrachten. De wandelaars die in het groen waren geweest, voelden zich na hun break duidelijk uitgeruster.

Psychologen hebben zelfs nog nauwkeuriger geanalyseerd wat een plaats in algemene zin tot een ontspannen plek maakt. Daar horen een gevoel van uitgestrektheid bij, maar ook interessante prikkels die onze geest bezighouden en de indruk geven dat we ons in een andere wereld bevinden. Parken vol planten, dieren in de stad, bergen, waterlopen, vijvers of in het beste geval een strand (natuurlijk of kunstmatig) zijn ideale plekken om stress af te bouwen. Of, zoals Flade het stelt: ‘een fascinerende omgeving werkt ontspannend, omdat ze de aandacht naar zich toe trekt en we zo mentaal kunnen bekomen van onze bewuste concentratie.’

Psychiater Mazda Adli gelooft dat de stad van zijn keuze, Berlijn, in veel opzichten een goed voorbeeld van een miljoenenstad is: ontspannen, uitgestrekt en met heel veel mogelijkheden tot vorming, ontspanning en verstrooiing. Het zijn elementen van een stadscultuur waar veel huidige en toekomstige megasteden in de wereld maar beter een plakje van kunnen afsnijden.