Eos Pipet 2022

Waarom kinderen sneller taal leren

Een nieuwe taal leer je het makkelijkst wanneer je er niet te veel bij nadenkt. Precies wat kinderen doen.

Volwassenen troeven kinderen af bij de meeste cognitieve vaardigheden. Ze hebben een grotere aandachtsspanne, een sterker geheugen en een complexer redeneervermogen. Maar kinderen leren wel makkelijker een nieuwe taal aan. ‘Waar komt die paradox vandaan?’, vroeg Eleonore Smalle zich af. ‘Op welk punt in ons leven wordt taalverwerving moeilijker, en waarom?’

Voor haar doctoraatsonderzoek nodigde de experimenteel psycholoog kinderen en volwassenen uit in haar lab. Ze liet hen een hele reeks verzonnen woorden vanbuiten leren. Telkens weer stelde ze vast dat de volwassenen veel meer woorden onthielden dan de kinderen. Niet zo verrassend, want volwassenen kunnen zich nu eenmaal beter focussen en hebben een beter geheugen. Maar het spreekt natuurlijk wel de theorie tegen dat kinderen sneller een taal leren.

Smalle liet haar proefpersonen een paar keer terugkomen naar het lab. Na verloop van tijd werd duidelijk dat de kinderen het kleinere aantal woorden dat ze destijds hadden geleerd langer onthielden. De woordenschat bij de volwassenen – die aanvankelijk groter was – ging geleidelijk aan verloren.

In een volgende stap ging Smalle na hoe kinderen en volwassenen omgaan met taalregels. Ze ontdekte dat volwassenen de regels uit hun eigen taal veel meer dan kinderen toepassen op de nieuwe taal. ‘Volwassenen analyseren een nieuwe taal en vertalen die voortdurend naar hun moedertaal’, vertelt ze. ‘Kinderen doen dat niet. Zij nemen de vreemde taal onbewust in zich op en rollen vanzelf in de regels.’

Eerste stap

In de literatuur stootte Smalle op de less is more-hypothese. Die stelt dat het net die beperktere geheugen- en aandachtscapaciteiten zijn die ervoor zorgen dat kinderen beter in staat zijn een vreemde taal aan te leren. ‘Dat heeft met statistische regelmatigheden te maken’, vertelt ze. ‘De hersenen kunnen klanken die altijd samen voorkomen en die dus samen woorden vormen onderscheiden van klanken waarbij dat niet het geval is.’

Bestaande literatuur toont dat het mechanisme al heel vroeg na de geboorte actief is. ‘Onderzoek toont dat baby’s van acht maanden oud slechts enkele minuten hoeven te luisteren naar een nieuwe taal om regelmatigheden op te pikken die woorden onderscheiden. Dat gebeurt volledig onbewust; baby’s beschikken nog niet over bewuste leermechanismen.’

Zijn kinderen beter in staat een vreemde taal aan te leren dan volwassenen omdat ze er minder over nadenken? Smalle wilde dat proefondervindelijk vaststellen. Ze nodigde een nieuwe lichting volwassenen uit in haar lab, stelde ze bloot aan een artificiële taal en liet hen op datzelfde moment naar een geluidloze animatiefilm kijken.

‘Volwassenen vertalen een nieuwe taal voortdurend naar hun moedertaal. Kinderen doen dat niet’

Smalle deelde de vrijwilligers op in twee groepen. Bij de ene voerde ze magnetische stimulatie uit op de prefrontale cortex – het hersendeel dat betrokken is bij aandacht en geheugen – om die uit te schakelen. Bij de andere deed ze dat niet.

Tijdens de test monitorde Smalle met eeg-metingen de hersenactiviteit van alle proefpersonen. Ze wilde daarmee nagaan hoe snel de hersenen van beide groepen onbekende woorden uit de verzonnen taal wisten te onderscheiden. Bij een nieuwe taal hoor je namelijk eerst een lange stroom aan klanken en herken je de pauzes tussen de woorden niet meteen. Zodra je dat wel doet, heb je de allereerste stap gezet om de nieuwe taal te leren.

Uit de eeg-metingen bleek duidelijk dat de eerste groep de onbekende woorden sneller kon onderscheiden dan de tweede. Hun hersenactiviteit wees erop dat hun brein zich met de klanken synchroniseerde. Toen Smalle alle deelnemers nadien een aantal van de verzonnen woorden voorschotelde, wist de eerste groep er veel meer uit te pikken dan de tweede, ook al herinnerden ze zich die woorden niet bewust. De tweede groep had minder woorden onthouden, maar deed dat bewuster.

Smalle onderzocht of ook cognitieve vermoeidheid kon helpen om een nieuwe taal passief te leren. ‘We lieten proefpersonen eerst een aantal complexe taken uitvoeren die veel aandacht vergden, waardoor ze mentaal vermoeid werden’, vertelt ze. ‘Stelden we hen daarna bloot aan de nieuwe taal, dan zagen we hetzelfde effect als wanneer we hun prefrontale cortex met magnetische stimulatie hadden uitgeschakeld.’

Immersie

Volgens Smalle zijn er bij het aanleren van een nieuwe taal twee leersystemen betrokken. ‘Naast een impliciet geheugensysteem dat ideaal is om statistische regelmatigheden op te pikken, hebben we ook een expliciet systeem. Dat hebben we nodig om complexere aspecten van een taal te leren.’

‘Het expliciete geheugen begint zich pas rond je twaalfde sterk te ontwikkelen. Net op dat moment wordt het moeilijker om een nieuwe taal aan te leren. Dat is niet toevallig. Ons expliciete geheugensysteem is belangrijk voor complexe cognitieve activiteiten zoals studeren, maar het werkt natuurlijke leerprocessen zoals dat van taalverwerving tegen.’

Volwassenen hebben zoals gezegd de neiging om uit hun eigen taal te vertalen wanneer ze een nieuwe taal aanleren. ‘Ze proberen de regels die ze al kennen opnieuw toe te passen, maar soms stroken die niet met de nieuwe’, zegt Smalle. ‘Hun geheugen slaat de nieuwe taal dan minder goed op. Kinderen daarentegen leren de regels en woorden van de nieuwe taal onbewust. Ze herhalen die ook zonder dat ze dat beseffen in hun dagelijkse leven, bijvoorbeeld tijdens het spelen. Daardoor onthouden ze die informatie langer.’

Op basis van haar onderzoek denkt Smalle dat volwassenen het best een nieuwe taal kunnen leren door er zich in onder te dompelen. ‘Luister eens naar een radioprogramma in een andere taal terwijl je de afwas doet. Je brein raakt dan onbewust vertrouwd met de tonen die in die spraakgeluiden zitten.’

Immersie is een prima eerste stap om aan een vreemde taal te wennen, maar het helpt alleen maar om gewoon te worden aan de fonologische patronen, zegt Smalle. ‘De fonologie van taal leren we het best onbewust. De vraag is of dat ook opgaat voor andere aspecten van taal, zoals complexe grammatica en semantiek. Dat moet toekomstig onderzoek nog uitwijzen. Het lijkt wel aannemelijk dat we complexere processen nodig hebben om een taal in al haar facetten te beheersen. Maar hoe die interactie precies verloopt weten we nog niet.’

Eleonore Smalle

Eleonore Smalle is universitair docent aan de Universiteit van Tilburg en postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep experimentele psychologie van de Universiteit Gent. Binnen een samenwerkingsverband tussen Belgische, Nederlandse, Britse, Finse en Japanse universiteiten bestudeert ze de mechanismen die aan de basis liggen van taalverwerving.