‘Kankerhoer!’, ‘Teringlijer!’, ‘Krijg de klere!’. Sprekers van het Nederlands kunnen kiezen uit een breed arsenaal aan ziektes om mee te schelden. Vooral vloekers in het midden en noorden van Nederland doen dat, al komt het fenomeen tegenwoordig ook in Vlaanderen voor. Waar komt dat vandaan?
Dat deze vorm van schelden uniek is voor het Nederlands, is een veelgehoorde misvatting. Ook in andere talen, zoals het Pools, Jiddisch, Hongaars en Koreaans, kun je iemand beledigen door diegene een ziekte toe te wensen. In Shakespeares Romeo and Juliet maakt zelfs personage Mercutio zich er schuldig aan. Op zijn sterfbed wenst hij de omstanders ‘A plague on both your houses’ toe.
Wat wel opvalt, is dat we in het Nederlands met enorm veel verschillende ziektes schelden. Wat is de oorsprong van dat fenomeen?
In het algemeen schelden we graag met gevoelige onderwerpen en taboes, zoals seks, religie en uitwerpselen. Een grens overschrijden door te shockeren of afkeer op te wekken is een vereiste voor een goed scheldwoord. ‘We spreken over een sweet spot’, legt taalkundige Tom Ruette (KU Leuven) uit. ‘Dat is het punt waarop er een soort balans ontstaat. Een woord is erg genoeg, maar niet zo erg dat we het volledig willen uitbannen.’
Niemand wil graag in verband worden gebracht met schurft of kanker toegewenst krijgen. Anderzijds is het niet extreem vreselijk, want er zijn bijvoorbeeld behandelingen mogelijk. Dat maakt dat de sweet spot behaald wordt en ziektes een geschikt scheldwoord zijn. Maar waarom kent juist het Nederlands in het midden en noorden van Nederland, met name in de Randstad, dan zoveel scheldwoorden die verwijzen naar ziektes?
Pokkige hoer
Wijlen Reinhold Aman, uitgever van de ‘scheldwoordenjournal’ Maledicta, verwees naar de invloed van het Jiddisch – een van die andere talen waarin er met ziektes gescholden wordt. Doordat er in Amsterdam veel joden woonden, zou het fenomeen via hen in het Nederlands terecht zijn gekomen. Andere taalkundigen wijzen die hypothese af, want de oudste Nederlandse verwensingen met ziektes kwamen al voor in de zestiende eeuw, nog voordat het Jiddisch in Nederland gesproken werd. Het Jiddisch heeft het scheldwoordenvocabulaire van het Nederlands wel verrijkt. Zo is de inmiddels verouderde verwensing ‘Krijg het gelaas’ (een ziekte, een zweer) aan het Jiddisch ontleend.
Een andere theorie, ontwikkeld door taalkundige Piet van Sterkenburg, wijst naar het calvinisme en het bijbehorende idee van predestinatie. Volgens die leer beslist God over je levensloop. Wie ziek wordt, is dus vervloekt door God. Dat zou het schelden met ziektes een extra dimensie geven. De vaste constructie ‘Krijg de…’, aan te vullen met een ziekte, komt vanaf de zestiende eeuw inderdaad overwegend op in de calvinistische gebieden van Nederland.
‘Wie werd uitgescholden, stapte naar een notaris. Die schreef de verwensingen op om vast te leggen dat iemand slecht bejegend was’
‘De link met het calvinisme is prikkelend’, zegt Ruette. ‘Wie ‘Krijg de cholera’ zegt, bedoelt ‘Ik wil niet dat God het goed met je voor heeft’. In een religieus getinte samenleving is dat heel erg om te zeggen.’ Toch biedt ook deze theorie geen sluitende verklaring: waarom wordt er dan niet in alle calvinistische regio’s met ziektes gescholden? En waarom schelden ook mensen in het katholieke Polen met ziektes?
Nicoline van der Sijs, onderzoeker aan het Instituut voor de Nederlandse Taal en emeritus hoogleraar historische taalkunde aan de Radboud Universiteit, onderzocht scheldwoorden in Amsterdamse notariële akten uit de zestiende tot de achttiende eeuw. Mensen die werden uitgescholden, stapten in eerste instantie vaak naar een notaris. Die schreef de verwensingen op om vast te leggen dat iemand slecht bejegend was. ‘Dat was vaak al voldoende. De tegenpartij bood excuses aan en dan liep het conflict niet zo hoog op’, legt Van der Sijs uit. ‘In de zeventiende eeuw werd al gescholden met pokkige en rottige hoer. Rottig betekende dat je een geslachtsziekte had’, vervolgt ze. Ook scheldwoorden met de huidziekte schurft worden enkele keren genoteerd, zoals ‘schurftkop’.
‘Verder zien we in die aktes amper ziektenamen als scheldwoorden. Vloeken met ziektes werd pas echt populair in de negentiende eeuw.’ Die vaststelling zou juist pleiten voor een tegenovergestelde hypothese: in tijden waarin het geloof aan betekenis verloor, gingen vloekers over op niet-religieuze scheldwoorden en verwensingen. ‘Dat komt meer overeen met de chronologie in de data’, zegt Van der Sijs daarover.
Mogelijk was het taboe op ziektes in de calvinistische samenleving zo groot, dat zulke scheldwoorden nog niet echt doorbraken. ‘Misschien is de secularisatie zelfs de motor geweest. De sweet spot werd in dat geval pas behaald toen het geloof aan invloed verloor’, verduidelijkt Ruette.
Een sluitende verklaring voor de oorsprong van het fenomeen is er dus niet. Mogelijk gaat het om een combinatie van factoren. Dat ziektenamen an sich als taboe werden en worden beschouwd, maakt ze bruikbaar als scheldwoord. Ook in andere talen en culturen.
‘K’
Tot op de dag van vandaag schelden we met ziektes. Naast de meer historische ziektes is daar een hedendaagse ziekte bijgekomen: kanker. Ook op die ziekte ligt een taboe. ‘Vroeger zeiden we zelfs ‘K’ in plaats van kanker. Je durfde dat woord niet uit te spreken’, vertelt Van der Sijs.
Ruette deed onderzoek naar het hedendaagse schelden met ziektes. Hij zag dat vooral sprekers in het midden en noorden van Nederland – de van oudsher calvinistische regio dus – vloeken met ziektes, met name in en rond Amsterdam. Toch komt het fenomeen nu ook in het zuiden van Nederland en Vlaanderen voor. ‘Data laten een hotspot in Antwerpen zien’, zegt Ruette. ‘Vermoedelijk ligt dat aan het feit dat er veel Nederlandse studenten in Antwerpen studeren. Zo verspreidt taal zich via jonge mensen die mobiel zijn.’
Ook de populariteit van Nederlandse influencers en YouTubers onder kinderen en jongeren kan een rol spelen. ‘Je imiteert mensen naar wie je opkijkt. Als die influencers schelden met ziektes als kanker, dan neem je zulke dingen over. De historische cultuurgrens tussen het protestantse en katholieke Nederland ter hoogte van de Moerdijk wordt dan minder belangrijk. Er ontstaat een meer actuele cultuurgrens, waarbinnen het voor Vlaamse kinderen makkelijk is om naar Nederlandse influencers te kijken.’
Het schelden met ziektes valt lang niet altijd in goede aarde. De Nederlandse Bond tegen vloeken probeert met postercampagnes onder meer het scheldwoord ‘kanker’ uit te bannen. Ook antivalidismeactivisten (validisme is de discriminatie en stigmatisering van mensen met een beperking, red.) protesteren tegen het gebruik van ziektes als scheldwoord. Of dat ooit zal lukken, is nog maar de vraag. ‘Vaste patronen als ‘Krijg de …’ zijn ingebed in onze taal. Ze zijn nu eenmaal onderdeel van ons repertoire. Het is lastig om daar verandering in te brengen’, zegt Ruette daarover.
Voor sommige sprekers is de link met de (in het westen) uitgeroeide ziektes bovendien vervaagd. Wie denkt er nog aan de verschrikkingen van de cholera bij het roepen van ‘Krijg de klere’? Dat betekenisverlies blijkt ook wel uit het gebruik van ziektes als tussenwerpsel of uitroep, zoals ‘Kolere!’ bij verwondering, en hun functie als morfologische versterker. Zo kan een film ‘teringsaai’ zijn, heel erg saai dus. Die constructie is ook toepasbaar in een positieve context: ‘Dat nummer is teringmooi!’ En ja, zelfs kanker wordt op die manier gebruikt: ‘Je doet het kankergoed’ en ‘Dat was kankergaaf!’.
‘Dat gebruik laat zien dat de woorden voor sommige mensen hun betekenis hebben verloren’, legt Ruette uit. ‘Verschillen in de samenleving, onder meer in achtergrond, leeftijd en woonplaats, maken dat sommigen iets aanstootgevend vinden waar anderen helemaal geen aanstoot aan nemen.’
Viruswappie
Ziektes waarmee we vandaag de dag schelden, waren in het verleden vaak pan- of epidemisch. Ook de meest recente pandemie had invloed op onze taal. Dat toont ook de Van Dale Woord van het Jaar-verkiezing in 2020. In dat jaar werden er zowel in Nederland als in België vrijwel alleen maar coronagerelateerde woorden geselecteerd voor de verkiezing. Veel van die woorden, zoals ‘knuffelcontact’ en ‘lockdownfeestje’, zijn alweer uit onze alledaagse woordenschat verdwenen. Enkele scheldwoorden als ‘covidioot’ en ‘viruswappie’ hadden vooral betrekking op diegenen die zich niet aan de regels hielden, en niet op de besmette personen. Nu de maatregelen verdwenen zijn en velen ‘coronamoe’ zijn, lijken die scheldwoorden aan kracht ingeboet te hebben.
De constructie ‘Krijg (de) corona’ is wel eens gesignaleerd in online scheldpartijen. Toch betwijfelt Ruette of die verwensing veel gebruikt gaat worden. ‘Het zou kunnen dat de constructie met ‘krijg de’ niet meer aanslaat voor nieuwe ziektes, ook niet voor kanker, omdat we dit als samenleving te sterk afkeuren. De sweet spot wordt dan niet meer behaald.’
‘‘Krijg corona’ heb ik nog niet veel gehoord’, zegt Van der Sijs. ‘Mensen hebben recent familieleden aan de ziekte verloren. Ik denk dat het nog veel te vers is.’