Honden praten niet, maar hijgen en blaffen, en ze ruiken aan elkaars achterste. Ze lijken helemaal niet op ons. Toch beschouwen baasjes hun favoriete viervoeter als deel van de familie.
Dit is mijn hond Akash. Hij is een mengeling van een Amerikaanse Stafford en nog wel wat, is twaalf jaar oud maar kwam pas twee jaar geleden in ons gezin toen zijn vorige baasje overleed. Ik schrijf bewust ‘in ons gezin’ omdat hij zich in geen tijd naast mijn vriendin en mezelf op de familiefoto’s wist te dringen.
Akash haat alleen zijn, is daarom uitzinnig van vreugde als we thuiskomen en hij staat erop om samen dingen te doen, zoals wandelen, spelen of knuffelen. Hij is kinderlijk jaloers als een van zijn baasjes een andere hond aandacht geeft, hij biedt troost als iemand droevig is en ’s avonds wil hij niet slapen voordat hij wordt toegedekt in zijn mand. Een verhaaltje hoeft niet altijd.
Krankzinnig, denk je misschien. Of je hebt zelf een hond en je begrijpt helemaal wat ik bedoel. Ruim een op de vijf Belgische en Nederlandse gezinnen heeft een hond. De meeste eigenaars beschouwen Bobbie net zoals ik als een lid van de familie. Ze eigenen hun huisdier een persoonlijkheid, inclusief gevoelens, toe en als hij of zij sterft, vloeien er tranen. Fascinerend vind ik dat.
Waarom beschouwen wij, rationele mensen, een behaarde viervoeter die niet praat en tegen paaltjes plast als een van ons? Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat we ons gelukkiger voelen door de zorg voor onze huisdieren en dat ze ons leven meer zin geven. Huisdieren bevredigen ook onze behoefte aan sociaal contact.
De sociaalste wolf
De positie van dieren ten opzichte van mensen is deels cultureel bepaald. Zo is de hond voor westerlingen een geliefd huisdier, terwijl moslims het een onrein dier vinden. Er is ook een aangeboren aantrekkingskracht. Zo stelden psychologen van de Rutgers University in de Verenigde Staten in 2013 vast dat peuters van één tot drie jaar oud liever spelen met levende dieren dan met levenloos speelgoed.
In een andere studie uit 2014 stelden onderzoekers van het Massachusetts General Hospital vast dat de band tussen hond en mens op biologisch vlak veel gelijkenissen vertoont met die tussen moeder en kind. De wetenschappers bestudeerden de hersenactiviteit van veertien moeders terwijl ze naar foto’s van hun kind en hun hond keken, of naar foto’s van onbekende kinderen en honden. De hersenpatronen waren even sterk wanneer de moeders naar hun eigen kinderen en hond keken, en verschillend van de patronen bij het kijken naar vreemde kinderen en honden. Moederlijke gevoelens lijken zich te kunnen uitbreiden naar dieren.
Geluk en angst beleven honden op een soortgelijke manier als wij. Over hogere emoties als schuld en empathie weten we weinig
Ook het knuffelhormoon oxytocine heeft ermee te maken. Deze stof is verantwoordelijk voor de sociale band tussen mensen en dan vooral tussen een moeder en haar baby. Onderzoek aan de universiteit van Tokio heeft aangetoond dat oxytocineniveaus bij hond en baasje bijna verdubbelen als ze contact hebben met elkaar. Meer nog, in elkaars ogen kijken volstaat om de band via hormonale weg te versterken. Toen de Japanners hun onderzoek herhaalden met door mensen grootgebrachte wolven bleef het knuffelhormoon-effect uit. De wolven werden eerder angstig of kwaad van te veel oogcontact.
Niet slim, wel empathisch
Dat resultaat suggereert dat de neiging om in de ogen te kijken er niet altijd was, maar een product is van de evolutie van wolf naar hond. De domesticatie van de wolf ging van start tussen 18.800 en 32.100 jaar geleden. De eerste honden werden geselecteerd op sociale vaardigheden die het best bij ons pasten. In de ogen kijken, hoorde daar blijkbaar bij. Ze ontwikkelden nog meer vaardigheden om zich vlotjes aan ons gezinsleven aan te passen.
‘Honden zijn niet slimmer dan andere intelligente zoogdieren, maar ze blinken uit in het lezen van ons gedrag’, zegt antropoloog Brian Hare van de Amerikaanse Duke University, een expert in de relatie tussen honden en mensen. ‘Honden aan de lijn begrijpen niet dat ze dezelfde kant van een paal moeten kiezen als hun baasje om niet vast te raken, maar ze weten wel dat ze een straf kunnen ontlopen door hun baasje met een onschuldige blik aan te kijken. Dat betekent trouwens niet dat ze weten wat ‘schuld’ is. Ze hebben gewoon snel door dat hun baasje kwaad is, en weten dat een onderdanige houding dan helpt.’
Honden zijn zelfs zo ver geëvolueerd dat ze het gezelschap van mensen verkiezen boven dat van soortgenoten. ‘Dat is uniek in de dierenwereld. Hun sociale vaardigheden zijn zo sterk dat ze ook op volwassen leeftijd een band met een nieuw baasje kunnen ontwikkelen. Honden kunnen ook het slachtoffer worden van hun drang naar liefde en aandacht, en krijgen dan verlatingsangst en gaan blaffen of huilen als hun baasje er niet is.'
Houdt mijn hond van mij?
Naast verlatingsangst kennen hondeneigenaars – onder wie ikzelf – graag nog meer emoties toe aan hun hond, zoals blijdschap, verdriet, woede en jaloezie. Er bestaan geen wetenschappelijke argumenten om dat te staven, maar evenmin om het te ontkrachten. ‘Geluk en angst beleven honden op een soortgelijke manier als wij. Maar over hogere emoties, zoals schuld en empathie, weten we te weinig om daar iets over te zeggen’, meent Brian Hare.
Daarom richtte hij in 2013 Dognition.com op. Op dat webplatform kunnen baasjes aan de hand van een reeks spelletjes met hun hond achterhalen hoe empathisch, sociaal, sluw en intelligent hun viervoeter is. Achteraf krijg je een rapport met de scores van jouw hond. Alle gegevens worden verzameld in een wetenschappelijke databank. ‘Op die manier kunnen we honderdduizenden honden van uiteenlopende rassen en met verschillende baasjes vergelijken. Dat is nodig om zinvolle conclusies te trekken, bijvoorbeeld over welk hondenras bij welk type baasje past.’
Als honden en mensen in elkaars ogen kijken, krijgen ze een shot van het knuffelhormoon oxytocine
Een van de vele tests is de zogenoemde geeuw-test. Wij vinden het normaal dat lachen en geeuwen aanstekelijk werkt, maar eigenlijk is dat een vrij uniek menselijke eigenschap. Het is de meest eenvoudige uiting van empathie – jezelf inleven in een ander. Als baasje ga je naast je hond zitten geeuwen, en tel je hoe vaak hij of zij mee geeuwt. Ook oogcontact, en meer bepaald hoe lang een hond in de ogen van zijn baasje kan kijken, is een empathie-verklikker.
Akash wendde zijn blik pas na meer dan anderhalve minuut af, maar had tegelijk geen zin om te geeuwen, en behaalde daardoor een gemiddelde score op het gebied van empathie. Dat vond ik vreemd, omdat ik al meermaals onder de indruk ben geweest van zijn vermogen om onze emoties te lezen en erop te reageren. Zo biedt hij troost als mijn vriendin het even moeilijk heeft. Dan komt Akash tegen haar aanliggen met zijn hoofd op haar schoot, zoekt hij een knuffel en probeert hij zelfs om de tranen weg te likken. Niet veel later loopt hij dan weg, en keert terug met zijn favoriete stuk speelgoed. Dat legt hij aan haar voeten, alsof hij wil zeggen: kom, we gaan spelen, dat maakt je weer gelukkig.
Toch is de wetenschap hier niet helemaal van overtuigd. Biologen vinden bewust troost bieden te hoog gegrepen voor een hond, en denken eerder dat ze aan ‘emotionele besmetting’ lijden – zoals een klas peuters die gaat huilen nadat er eentje de rest in gang heeft gezet. Een hond die troost komt bieden, neemt gewoon de droevige emotie van zijn baasje over, en komt vervolgens om troost vragen in plaats van die aan te bieden.
Veel argumenten zijn daar niet voor, opnieuw omdat er weinig onderzoek naar is uitgevoerd. Twee psychologen van de Goldsmiths University in Londen weerleggen zelfs dat honden geen empathie zouden hebben. Zij plaatsten een hond, zijn baasje en een onbekende in een kamer. Daarna lieten ze het baasje en de onbekende afwisselend huilen, praten of neuriën. Ze veronderstelden dat de hond verdrietig zou worden als hij de onbekende zag huilen, en vervolgens troost zou gaan zoeken bij zijn baasje, zijn vriend. Dat gebeurde niet. De hond stapte af op de onbekende en legde zijn hoofd op zijn schoot. Om er zeker van te zijn dat de hond niet gewoon nieuwsgierig was, lieten de onderzoekers de onbekende en het baasje ook neuriën, een emotieloos maar onbekend geluid. In dat geval benaderde de hond geen van beiden.
Help de wetenschap. Speel met je hond!
Een echt bewijs is dit uiteraard niet – daarvoor is meer onderzoek nodig. Heb je zelf ook een hond? Dan kan je de wetenschap een handje helpen door deel te nemen aan het Dognition-project. Dat bevat nog meer tests dan enkel die naar empathie. Op www.iedereenwetenschapper.be vind je meer uitleg en de link om deel te nemen, en ook het project Canid Howl. Daarvoor bestudeer je geluids- en videoopnames van huilende honden, wolven en coyotes. Zo help je onderzoekers die inzicht willen krijgen in het ‘taalgebruik’ van deze hondachtigen. De minst spannende, maar daarom niet minder nuttige, vorm van burgerwetenschap waaraan je als hondeneigenaar kunt deelnemen, zijne enquêtes. Zo is er de ‘Hoe luidruchtig is uw hond?’- vragenlijst van de Eötvös Loránd Universiteit in Boedapest en een enquête bestemd voor baasjes die hun hond mee in bed nemen.