Vroeg of laat verliezen we allemaal een dierbare. De meeste mensen zijn in staat om in de loop van de tijd het dagelijks leven weer op te pakken. Voor een minderheid lukt dat niet. Wanneer spreken we van een rouwstoornis?
Vroeg of laat verliezen we allemaal een dierbare. Onlangs heeft een goede vriendin van mij afscheid genomen van haar vader. Ze vertelde mij dat gevoelens van verdriet en ongeloof afgewisseld werden met lamgeslagenheid en lusteloosheid. Om haar heen zag ze ieder op de eigen manier met het verlies omgaan.
Na het overlijden van een dierbare kunnen naast verdriet ook gevoelens van angst, schuld of boosheid, woede en zelfs opluchting bestaan. Sommige mensen kunnen niet meer slapen of trekken zich terug. Anderen geven aan dat ze hun dierbare soms kunnen horen, voelen of zelfs zien. Deze gevoelens en gedragingen horen bij acute rouw. Hoelang dat duurt en hoe intens het is, verschilt van persoon tot persoon. Vaak is het ook afhankelijk van religieuze en culturele invloeden.
De meeste mensen zijn in staat om in de loop van de tijd met steun van familie en vrienden het dagelijks leven weer op te pakken. Voor een minderheid lukt dat niet. Zij blijven last houden van intens verdriet. Wanneer is rouw niet meer gewone rouw en spreken we van een rouwstoornis?
Vorig jaar is de persisterende rouwstoornis na jarenlang lobbywerk opgenomen in de herziene versie van de DSM-5-TR (het handboek van psychiaters en psychologen). Als je twaalf maanden na het verlies van een dierbare nog steeds dagelijks last hebt van verlangen naar hem of haar en van gedachten en herinneringen, en als dat ertoe leidt dat je moeilijk kunt functioneren en grote lijdensdruk ervaart, kan er sprake zijn van een persisterende rouwstoornis.
Een op de tien nabestaanden blijft langer dan een jaar last houden van acute rouwklachten. Vooral een kind verliezen heeft grote impact, net als een overlijden ten gevolge van een ongeluk of geweld.
Een op de tien mensen heeft langer dan een jaar last van rouwklachten die het dagelijks leven erg lastig maken
Het is soms moeilijk om de persisterende rouwstoornis te onderscheiden van een depressie. Bij beide kan er sprake zijn van somberheid, slapeloosheid, piekeren en concentratieproblemen. Het kost veel energie en moeite om voor zichzelf en anderen te zorgen.
Maar terwijl depressieve mensen vaak alle sociaal contact afhouden, mijden mensen met een rouwstoornis alleen anderen die hen aan de overledene herinneren. Soms lukt het niet om gevoelens van schuld van je af te schudden en is het gemis en verlangen naar de dierbare zo groot, dat je zelf ook dood wil – misschien in de hoop herenigd te worden met je dierbare. Bij een depressieve stoornis zijn er ook vaak gedachten aan de dood of suïcide, maar de link met een overleden dierbare is niet zo sterk.
Als je jezelf herkent in bovenstaande klachten, dan zou er sprake kunnen zijn van een persisterende (of depressieve) rouwstoornis en is het van belang om hulp te zoeken, bij je huisarts en andere dierbaren om je heen. Dan zal tijd onvoldoende zijn om je te helpen het verlies te accepteren, je beter te gaan voelen en je leven te vullen met zingeving.
Mijn vriendin zit nog midden in haar rouwproces en het besef dat zij haar vader niet meer fysiek zal terugkrijgen, wordt steeds groter. Het gemis, de leegte die hij achterlaat, kan niet opgevuld worden. Maar de mooie herinneringen aan hem blijven er wel, en die geven haar voor nu houvast in haar rouwproces.
Wie vragen heeft over zelfdoding, kan in België terecht op het gratis nummer 1813 en www.zelfmoord1813.be.
In Nederland kan je praten over zelfdoding bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0900-0113 of 113.nl.