Lange tijd werd gedacht dat onze hersencellen vanaf een bepaalde leeftijd massaal afsterven. Dat valt mee, maar ons brein maakt op latere leeftijd wel minder verbindingen aan. Hoe zit dat?
Als we aan onze faculteit deelnemers zoeken voor onze studies, moeten die bijna altijd tussen de 18 en 35 jaar zijn, een leeftijdsgroep waarvan psychologen denken dat ze cognitief op de top van hun kunnen presteren. Van oudere geïnteresseerden krijgen we wel eens teleurgestelde reacties. “Ben ik echt al te oud voor jullie testjes?”
Nu ik zelf bijna de bovengrens bereik, snap ik die reacties wel – zeker nu ik overweeg een extra opleiding te volgen. Zal ik mij nog wel kunnen concentreren en al die nieuwe informatie opslaan? Of is de aftakeling van mijn hersenen daarvoor al te ver gevorderd? Zulke vragen houden ook onderzoekers enorm bezig – getuige de tienduizenden wetenschappelijke artikelen waarin de term ‘het verouderende brein’ voorkomt.
Lange tijd werd gedacht dat onze hersencellen vanaf een bepaalde leeftijd massaal afsterven. Maar dankzij nieuwe onderzoeksmethoden weten we intussen dat dit in de meeste gebieden van onze hersenen erg meevalt. Wel lijkt de plasticiteit te verminderen – de mate waarin er nieuwe verbindingen in ons brein ontstaan. Dat zou komen door veranderingen in de aanwezigheid van calcium in de cellen, waar vooral de hippocampus en de prefrontale cortex vatbaar voor zijn. Niet toevallig worden deze twee hersengebieden gelinkt aan functies waaraan we het sterkst merken dat we een dagje ouder worden: flexibiliteit, planning, maar vooral ook geheugen en associatief leren – het aanleren van nieuwe logische verbanden. Maar wanneer beginnen deze veranderingen nu precies?
Logisch redeneren, reactiesnelheid, rekensommetjes: het gaat allemaal bergaf vanaf je dertigste
De meeste onderzoeken spreken over zestig jaar als een belangrijk keerpunt, omdat vanaf die leeftijd ons vermogen om snel informatie te verwerken minder wordt, net als ons episodische geheugen, waarin we gebeurtenissen opslaan die we zelf meemaken. Gelukkig blijven andere delen van ons geheugen, zoals onze feitenkennis en kortetermijngeheugen, normaal gezien een stuk langer gespaard. Toch zijn er aanwijzingen dat bepaalde zaken al veel vroeger slechter worden – inderdaad, vanaf een jaar of dertig. Dat komt naar voren vanuit cross-sectioneel onderzoek (waarbij mensen van verschillende leeftijden op één moment getest worden): op bijna alle taakjes, of het nu om logisch redeneren, reactiesnelheid of rekensommetjes ging, deed vanaf de dertigers elke oudere leeftijdsgroep het net iets slechter dan de vorige. In longitudinaal onderzoek (waarbij dezelfde mensen op verschillende leeftijden getest worden) was die achteruitgang minder sterk zichtbaar, maar dat komt mogelijk doordat zij door de herhaalde tests steeds getrainder worden op de taken.
Sommige vaardigheden blijven dus langer gespaard dan andere, maar de ene persoon is ook de andere niet. We kennen allemaal wel een tachtigjarige die nog steeds ontzettend scherp is. En ook voor ons is er hoop. We kunnen onze hersenen namelijk beschermen tegen cognitieve achteruitgang. Er zijn duidelijke voordelen van gezonde voeding, weinig alcohol en voldoende beweging. Recent kwam een andere opvallende beschermende factor naar voren: een tweetalige opvoeding. Daarmee zou je zelfs een diagnose van alzheimer tot vijf jaar kunnen uitstellen. Daarnaast is er veel onderzoek gewijd aan het nut van brain training, het actief oefenen van bepaalde cognitieve vaardigheden. De vele spelletjes en programma’s die je daarvoor kunt proberen, lijken echter lang niet zo effectief als vaak wordt beweerd.
Het zal me nu dus misschien niet meer zo makkelijk afgaan als toen ik twintig was, maar we zijn echt nooit te oud om te leren. Laten we dus maar dapper wél die tweede taal leren of die nieuwe opleiding volgen. En voor de liefhebbers van psychologische studies: niet getreurd. Erover lezen in een tijdschrift is meestal veel interessanter dan er zelf aan deelnemen.