In de miljoenen jaren daarna viel het materiaal van de ring geleidelijk naar de aarde, waardoor een piek in het aantal meteorietinslagen optrad.
Beeld: Artist’s impression van de aarde, 466 miljoen jaar geleden, en haar mogelijke ring. Credit: Oliver Hull
Australische wetenschappers hebben aanwijzingen gevonden dat de aarde een ringenstelsel heeft gehad. Dat zou zich ongeveer 466 miljoen jaar geleden hebben gevormd, aan het begin van een periode die werd gekenmerkt door ongewoon talrijke meteorietinslagen. Ze baseren hun vermoeden op een reconstructie van de toenmalige platentektoniek, en met name de posities van 21 inslagkraters. Al die kraters bevinden zich binnen dertig graden van de evenaar, hoewel meer dan zeventig procent van de continentale korst van de aarde buiten dit gebied ligt – een anomalie waar gangbare theorieën geen verklaring voor hebben.
De Australische onderzoekers vermoeden dat dit afgebakende inslagpatroon is ontstaan toen een grote planetoïde dicht langs de aarde scheerde, en door de daarbij optredende sterke getijdenkrachten uiteenviel. Daarbij zou een ring van puin rond onze planeet zijn ontstaan, vergelijkbaar met de ringen van Saturnus. In de loop van de miljoenen jaren viel het materiaal van deze ring geleidelijk naar de aarde, waardoor een piek in het aantal meteorietinslagen optrad. Volgens onderzoeksleider Andy Tomkins bevat sedimentair gesteente uit deze periode buitengewoon veel puin van meteorieten.
Wereldwijde afkoeling
Het ontstaan van de puinring kan ook gevolgen hebben gehad voor het klimaat op onze planeet. Volgens de onderzoekers zou zijn schaduw hebben geleid tot een periode van wereldwijde afkoeling die bekendstaat als de Hirnantiene ijstijd – de koudste periode in de geschiedenis van de aarde van de afgelopen 500 miljoen jaar.
Normaal gesproken belanden meteorieten op willekeurige plekken op aarde en zijn inslagkraters min of meer gelijkmatig over de planeet verdeeld. Om te onderzoeken of de verdeling van de inslagkraters die tijdens deze periode zijn ontstaan bovengemiddeld vaak in de buurt van de evenaar liggen, hebben de wetenschappers de omvang berekend van het continentaie oppervlak waar kraters uit die tijd bewaard kunnen zijn gebleven. Daarbij is met name gekeken naar onaangetaste kratons met relatief oude gesteenten die niet onder ijs of sedimenten bedolven zijn geweest of anderszins verstoord zijn geraakt. Uiteindelijk werd maar dertig procent van het aardoppervlak geschikt bevonden voor het behoud van zulke kraters, terwijl álle inslagkraters uit deze periode in dit gebied zijn aangetroffen.