Een recente foto gemaakt door de Europese ruimtetelescoop Euclid toont een ongezien groot stuk van de sterrenhemel en boet daarbij nauwelijks in aan beeldscherpte.
Deze opname van de beroemde Paardenkopnevel in het sterrenbeeld Orion ziet er misschien niet heel bijzonder uit. Vanwege zijn karakteristieke vorm is de Paardenkopnevel een van de bekendste en vaakst gefotografeerde objecten aan de hemel. Toch markeert deze foto, gemaakt door de Europese ruimtetelescoop Euclid, een kleine revolutie in de astronomie.
Euclid is op 1 juli gelanceerd en moet in de komende zes jaar de afstanden, snelheden, vormen en ruimtelijke verdeling van 1,5 miljard sterrenstelsels vastleggen, tot op afstanden van zo’n 10 miljard lichtjaar. Uit die enorme hoeveelheid meetgegevens hopen astronomen meer te weten te komen over de verdeling van donkere materie in het heelal en over de ware aard van de mysterieuze donkere energie – de drijvende kracht achter de versnellende uitdijing van de ruimte.
Om dat doel te bereiken, zal de ruimtetelescoop – met een spiegeldiameter van 1,2 meter – maar liefst een derde van de gehele hemel vastleggen in ongekend detail. Dat lukt alleen doordat Euclid een groot beeldveld heeft: ongeveer twee keer zo groot als de volle maan. Ter vergelijking: dat is ruwweg tweehonderd keer zo groot als het beeldveld van de James Webb Space Telescope, die altijd maar een piepklein stukje sterrenhemel vastlegt.
De Euclid-foto van de Paardenkopnevel (in 1888 ontdekt door de Schotse sterrenkundige Williamina Fleming) beslaat ook een enorm veel groter deel van de sterrenhemel dan de foto’s die de afgelopen decennia gemaakt zijn door de Hubble Space Telescope. Toch is de beeldscherpte enigszins vergelijkbaar met die van de Hubble-opnames: de detector van de Euclid-camera telt ruim 60 miljoen pixels.
Zo’n combinatie van een groot beeldveld en een hoge resolutie is nooit eerder vertoond in de sterrenkunde. De foto’s en metingen van Euclid zullen de komende jaren dan ook ongetwijfeld tot veel verrassende ontdekkingen leiden.