Astronomen worstelen sinds een tijdje met de vraag of planeetmanen zelf ook weer maantjes kunnen hebben. Nieuwe berekeningen, gepubliceerd in de Monthly Notices of the Royal Astronomical Society, laten zien dat dit – onder zekere voorwaarden – inderdaad mogelijk is.
Uit de berekeningen blijkt dat alleen grote manen die in wijde banen om hun moederplaneet cirkelen hun eigen maantjes oftewel submanen kunnen hebben. De gezamenlijke getijdenkrachten van moederplaneet en maan oefenen namelijk een dermate verstorende invloed uit op hun omgeving dat er simpelweg geen stabiele omloopbanen voor submanen overblijven.
In ons eigen zonnestelsel zijn theoretisch slechts vier manen in staat om hun eigen submanen te hebben: dat zijn de Jupitermaan Callisto, de Saturnusmanen Titan en Japetus en... de maan van onze aarde. Tot nu toe is echter bij geen van deze manen een submaan aangetroffen. En dus rijst de vraag: waarom niet?
Een van de mogelijkheden is dat er nog andere factoren over het hoofd zijn gezien die de banen van submanen kunnen verstoren. In het geval van onze maan zouden dat bijvoorbeeld de ongelijkmatige massaconcentraties in de maankorst kunnen zijn. Een andere mogelijkheid is dat de vier kandidaten zich oorspronkelijk veel dichter bij hun moederplaneet hebben bevonden dan nu, waardoor ze geen submanen aan zich hebben kunnen binden.
Hoe dan ook: de hoop is nu gevestigd op de duizenden planeten buiten ons zonnestelsel. Bij de Jupiter-achtige exoplaneet Kepler 1625b is recent namelijk ook een (mogelijke) maan ontdekt, die (wederom) theoretisch submanen zou kunnen hebben. De detectie van zo’n ‘exosubmaan’ zal echter héél moeilijk zijn.