Wanneer kometen de zon naderen, stoten ze gas en stof uit. Hierdoor neemt de activiteit van kometen die in de buurt van of binnen de baan van de aarde komen per omloop af. Ditzelfde verschijnsel blijkt zich ook voor te doet bij kometen die niet dichterbij komen dan de omloopbaan van Saturnus.
Dat ontdekte Nathan Kaib, astronoom aan de Universiteit van Oklahoma. (Science Advances, 30 maart).
Langperiodieke kometen doen er minstens honderden jaren over om een rondje om de zon te maken. Het grootste deel van hun bestaan bevinden ze zich op afstanden die duizenden malen groter zijn dan de afstand zon-aarde. Maar soms ontwikkelen ze later sterk elliptische banen die hen regelmatig in de buurt van de zon en de binnenste planeten van ons zonnestelsel brengen. Door de intense hitte van de zon begint hun ijzige oppervlak dan te verdampen en krijgen ze een opvallende ‘staart’. Omdat hun ijsvoorraad daardoor steeds kleiner wordt, neemt de activiteit van kometen die dicht in de buurt van de aarde komen mettertijd af.
Kaib heeft vastgesteld dat dit fenomeen tevens optreedt bij kometen die geregeld een bezoek brengen aan het buitengebied van ons zonnestelsel, tot nabij de baan van Saturnus. Dat is verrassend, omdat deze kometen een veel zwakkere opwarming door de zon ondervinden dan kometen die dichter bij de aarde komen. Hierdoor kan het waterijs op hun oppervlak niet of nauwelijks verdampen.
Aan de hand van computersimulaties heeft Kaib aangetoond dat de zwaartekracht van de reuzenplaneten de banen van deze kometen snel doet krimpen, zodat ze zich tussen hun bezoekjes aan het domein van de reuzenplaneten door niet meer zo ver van de zon wagen. Dat zou ertoe moeten leiden dat er in het buitengebied van het zonnestelsel veel meer kometen met ‘gekrompen’ banen te vinden zijn dan kometen in langere banen. Maar in plaats daarvan zien astronomen het tegenovergestelde: verre kometen met gekrompen banen ontbreken bijna geheel. Volgens Kaib kan deze paradox alleen worden verklaard door aan te nemen dat ook kometen in het buitengebied van ons zonnestelsel snel inactief worden, en daarmee onzichtbaar voor astronomen.
Omdat kometen op grote afstanden moeilijk waarneembaar zijn, zijn de huidige inzichten omtrent kometen vooral gebaseerd op onderzoek van kometen die dichtbij komen. Kaibs ontdekking suggereert echter dat de fysische eigenschappen van veel nabije kometen al vóór hun ontdekking kunnen zijn veranderd.