Planeten kunnen ervoor zorgen dat hun moedersterren zich jonger gedragen dan ze in werkelijkheid zijn.
Beeld: Artist’s impression van een hete Jupiter (rechtsonder) bij zijn moederster en een andere ster in de verte (rechtsboven). De twee sterren draaien om elkaar. (NASA/CXC/M.Weiss)
Dat blijkt uit recent onderzoek van dubbelstersystemen met behulp van de röntgen-ruimtetelescopen Chandra (NASA) en XMM-Newton (ESA).
Bij het onderzoek is specifiek gekeken naar ‘hete Jupiters’ – grote gasplaneten die op geringe afstand (ruwweg de afstand zon-Mercurius) om een ster draaien. Zo’n hete Jupiter kan zijn moederster beïnvloeden door middel van getijdenkrachten. Als gevolg hiervan draait de ster dan sneller dan wanneer er geen hete Jupiter in haar buurt zou zijn. En de versnelde draaiing zorgt ervoor dat de ster meer activiteit vertoont en meer röntgenstraling produceert – gedrag dat doorgaans geassocieerd wordt met jonge sterren.
Maar hoe kun je zo’n wat oudere ‘gerevitaliseerde’ ster onderscheiden van een ster die daadwerkelijk jong is? Bij het nieuwe Chandra-onderzoek, onder leiding van Nikoleta Ilic van het Leibniz-Institut für Astrophysik Potsdam (Duitsland), is dit dilemma opgelost door specifiek naar dubbelstersystemen te kijken waarin twee sterren ver uit elkaar staan, en slechts één van beide een hete Jupiter heeft. Zo kan het gedrag van een ster mét hete Jupiter rechtstreeks worden vergeleken met dat van een even oude ster zónder planeet.
Om te bepalen hoe ‘jong’ een ster zich gedraagt hebben Ilic en haar team gekeken naar de hoeveelheid röntgenstraling die een ster produceert. En daaruit bleek dat sterren met hete Jupiters doorgaans een grotere röntgenhelderheid hebben dan hun begeleiders zonder hete Jupiters.
Dit verband tussen hete Jupiters en ‘jeugdig ogende’ moedersterren was overigens al eerder opgemerkt, maar nog niet zo systematisch onderzocht.