De in december 2013 gelanceerde Europese ruimtetelescoop Gaia is bezig om, met grote precisie, de posities en bewegingen van meer dan een miljard sterren in ons Melkwegstelsel te meten. Maar de afgelopen maanden zijn deze metingen enkele malen ruw verstoord.
In april sloeg een piepklein deeltje, kleiner dan een zandkorrel, met hoge snelheid in op Gaia. De aarde wordt voortdurend bestookt met zulke zogeheten micrometeoroïden, maar die verbranden in de atmosfeer. Omdat Gaia zich op anderhalf miljoen kilometer van onze planeet bevindt – ver buiten de beschermende aardatmosfeer dus – wordt zij vaak door micrometeoroïden getroffen.
Doorgaans is de ruimtetelescoop daar goed tegen bestand, maar in dit geval sloeg het deeltje met hoge snelheid onder precies de verkeerde hoek in, en raakte het beschermende schild van Gaia beschadigd. Daarbij ontstond een gaatje waar zonlicht doorheen ‘piept’, wat haar zeer gevoelige sensoren van de wijs bracht.
Terwijl Gaia-technici bezig waren om dit probleem te omzeilen, ontstond er alweer een volgend probleem: één van de ruim honderd ccd-sensoren van de ruimtetelescoop, die licht omzetten in elektrische signalen, begaf het. En dat was uitgerekend een sensor die cruciaal is voor de detectie van sterren. As gevolg daarvan begon Gaia duizenden valse detecties te registreren. Het vermoeden bestaat dat deze storing werd veroorzaakt door de grote uitbarsting van de zon, afgelopen voorjaar.
Experts van het Europese ruimteagentschap en de fabrikant van de ruimtetelescoop, Airbus Defence and Space, hebben de afgelopen maanden nauw samengewerkt om de ontstane problemen op te lossen. Uiteraard kunnen bij een ruimtetelescoop op anderhalf miljoen kilometer geen onderdelen worden vervangen, maar in dit geval konden de ergste problemen – het strooilicht en de valse detecties – worden omzeild met behulp van software-aanpassingen. Sterker nog: de technici hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt om de optiek van de twee telescopen waaruit Gaia bestaat nog eens goed scherp te stellen.