Ziekenhuisbacteriën in de gootsteen, kernfusiereactors en kaaskroketten, een semi-autonome landbouwrobot, de bevries- en vluchtreactie van muizen en bio-ethanol uit de niet-eetbare delen van landbouwgewassen. Deze vijf studenten maken kans op onze Eos-scriptieprijs.
Ieder jaar kost het duizenden laatstejaarsstudenten bloed, zweet en tranen om een bachelor- of masterproef te schrijven. Vaak verdwijnen die scripties in een stoffige kast om nooit meer gelezen te worden. De Vlaamse Scriptieprijs wil scripties van dat droevige lot redden, want elk sterk en relevant onderzoek verdient een breder publiek!
Studenten die een scriptie schreven in een exact-wetenschappelijke richting, maken kans op de Eos-prijs. Op deze pagina vind je de vijf genomineerden. Wie schreef volgens jou de beste scriptie? Breng je stem uit in de poll onderaan deze pagina!
Update: De poll in gesloten. Op dinsdag 15 december wordt de winnaar bekend gemaakt.
Genomineerden
Babette Lamote - master industriële wetenschappen
Ontwikkelde een methode om de niet-eetbare delen van landbouwgewassen om te zetten in de brandstof bio-ethanol.
Bio-ethanol wordt gezien als een duurzaam alternatief voor fossiele brandstoffen. Omdat bio-ethanol uit plantaardig materiaal wordt geproduceerd, sluit je de kringloop. Wanneer de brandstof wordt verbrand, komt CO2 in de atmosfeer, maar die CO2 nemen planten terug op om te groeien, en vervolgens terug gebruikt te worden als bio-ethanol… Er is echter één groot nadeel, de suikers die gebruikt worden als startmateriaal om bio-ethanol te maken, zijn afkomstig van de eetbare delen van een gewas, bijvoorbeeld zetmeel uit tarwe of mais. Zo gaan voedingsgewassen en biobrandstoffen met elkaar in competitie, wat uiteraard niet wenselijk is. Daarom gaan wetenschappers voor de tweede generatie bio-ethanol op zoek naar manieren om enkel de niet-eetbare delen te gebruiken. Het probleem is dat de suikers die nodig zijn om brandstof te produceren, veel moeilijker bereikbaar zijn in de niet-eetbare delen. Daar zitten ze sterk verankerd in zogenaamd lignocellulose. Tot op vandaag bestaat er nog geen robuuste en kostenefficiënte methode om lignocellulose beschikbaar te maken. Babette Lamote ontwikkelde voor haar scriptie haar eigen “designer cellulosoom”, een complex van multi-enzymen dat vastgeketende suikers wel vlot los kan weken.
Dani Lemmon - master biomedische wetenschappen
Onderzocht de bevries- en vluchtreactie van muizen en biedt daarmee aanknopingspunten voor een nieuwe behandeling bij PTSS.
Wanneer een muis instinctief verstart of wegrent voor een roofdier, gaat daar een heel proces vooraf in het brein. Hetzelfde geldt voor andere zoogdieren die in gevaar zijn, zoals de mens. De activatie van specifieke cellen (NTSR-neuronen) in een hersengebied dat de bevries- of vluchtreactie aanstuurt, laat muizen kortstondig stoppen om snel de omgeving te kunnen scannen. Die neuronen activeren ook de PPnT, een hersengebied dat in verband is gebracht met angstconditionering. Dani Lemmon onderzocht de rol van de PPnT in het aangeboren stopgedrag door de PPnT van een groep muizen te manipuleren. Haar onderzoek wijst op een nog onbekende rol van de PPnT: het voorkomen van gedragsaanpassing door gewenning wanneer hetzelfde gevaar geregeld voorkomt. Dat is evolutionair voordelig voor de muis, maar mensen met PTSS (posttraumatische stressstoornis) kunnen er ook nadelen van ondervinden. De resultaten van het onderzoek kunnen bijdragen aan een nieuwe behandeling bij PTSS. De manipulatie die Lemmon toepaste in deze studie, zou patiënten mogelijk kunnen helpen wennen aan prikkels die niet bedreigend zijn, maar wel zo ervaren worden.
Johannes Lips - master ingenieurswetenschappen
Ontwikkelde een methode om in toekomstige kernfusiereactors de exacte positie van plasma te bepalen.
Wereldwijd verrichten wetenschappers onderzoek naar de ontwikkeling van fusiereactors. Kernfusie belooft immers een onuitputtelijke bron van elektriciteit te vormen. En anders dan bij kernsplitsing creëert deze vorm van elektriciteitsgeneratie geen radioactief afval als restproduct. In een fusiereactor wordt energie opgewekt door atoomkernen te doen samensmelten. Door de extreme hitte die daarvoor nodig is, ontstaat een elektrisch geladen gas: plasma. Het plasma wordt magnetisch op zijn plaats gehouden in de reactor, om te voorkomen dat het de reactorwanden zou beschadigen. Johannes Lips gebruikte raytracing en een zelfontwikkelde softwarecode om te simuleren hoe plasma in een reactor beweegt. Vervolgens ontwierp hij een prototype van een antenne die straling laat weerkaatsen op het plasma om de positie ervan te bepalen. Zijn ‘geoptimaliseerde’ antenne leidde tot betere resultaten dan de eerder beschikbare referentieantennes. Een nieuwe stap in de richting van een volwaardig alternatief voor kernsplitsing, die hij duidelijk toelicht aan de hand van gefrituurde kaaskroketten.
Rembrandt Perneel - master industriële wetenschappen
Ontwikkelde een kleine semi-autonome landbouwrobot.
In de intensieve landbouw worden machines nog steeds groter en zwaarder. Die groei maakt de productie vaak efficiënter, maar heeft ook een kost: de machines zijn duur, complexer en verdichten door hun hoge gewicht de bodem. Kleinschalige (bio)landbouwers kunnen die financiële kost niet dragen, en combineren ook vaak verschillende teelten waardoor ze meerdere machines nodig zouden hebben, en de vraag naar handarbeid ook groot is. Rembrandt Perneel ontwikkelde daarom een betaalbare, multi-inzetbare robot, die kan wieden, zaaien en oogsten. Bovendien kan de landbouwer zelf de handen uit de mouwen steken om het systeem aan te passen aan de noden van zijn of haar bedrijf. De grootte van de robot is afgesteld op de biologische beddenteelt en het oneffen terrein. Hiervoor werd een ophanging ontwikkeld gebaseerd op het ontwerp van de NASA Marsrover. Door middel van twee betaalbare GPS-antennes kunnen de positie en oriëntatie van de robot nauwkeurig bepaald worden.
Robin Vanstokstraeten – apotheker & master in de geneesmiddelenontwikkeling
Onderzocht in het UZ Brussel of gootstenen een rol spelen bij de verspreiding van de ziekenhuisbacterie.
Superresistente bacteriën ontstaan op plaatsten waar water, afval en antibiotica samen terechtkomen. Hij onderzocht 36 gootstenen en vond in 31 procent daarvan superresistente ziekenhuisbacteriën. Hij onderzocht hoe ze zich van daaruit verspreiden en ontdekte dat als water uit de kraan loopt, zeer kleine druppeltjes worden gevormd die zich via de lucht verspreiden. Hij vergeleek het erfelijk materiaal van de bacteriën uit de gootsteen met dat van bacteriën bij 5 besmette patiënten op intensieve zorgen, en dat kwam telkens overeen. Hij bedacht ook nog oplossingen voor het probleem: pas het ontwerp van de gootsteen aan, kap geen afval en antibioticabevattend materiaal in de gootsteen, plaats minder gootstenen in de kamers en reinig de gootstenen en de afvoer vaker.