Het afval van de weekdieren vormt een prima ‘inkt’ voor 3D-printers.
In Nederland worden jaarlijks 55 miljoen kilogram mosselen geoogst. Na consumptie blijft zo’n 20 miljoen kilo afval over. Uit onderzoek aan de TU Delft blijkt dat je die schelpen kunt gebruiken als materiaal voor een 3D-printer.
Voor haar promotieonderzoek nam Marita Sauerwein de proef op de som. Ze nam mosselschelpen, vermaalde die, en voegde er een bind- middel aan toe. Het resultaat bleek prima geschikt voor de 3D-printer. Ze creëerde twee varianten van het materiaal: een met suiker als bindmiddel en een ander met alginaat, een uit zeewier gemaakt polymeer. Met suiker lost het materiaal op in water, met alginaat kun je het waterresistent maken.
De belangrijkste vondst van Sauerwein is dat de verbindingen die met de mosselschelpen en het alginaat worden gemaakt volledig omkeerbaar zijn. Ze zijn dus zonder kwaliteitsverlies voor andere productontwerpen herbruikbaar. Dat kan door de grondstof na gebruik tot een opnieuw te gebruiken pasta op te lossen. Sauerweins onderzoek sluit aan bij de bredere trend van de circulaire economie. Binnen dat systeem worden producten bij voorkeur gemaakt met natuurlijke grondstoffen die lokaal verkregen zijn. Die producten en materialen behouden ook na een eerste gebruik hun waarde. Om die doeleinden te bereiken is een andere kijk op de productieprocessen nodig. 3D-printen met mosselschelpen past binnen die visie.
Bron: Marita Sauerwein, TU Delft