Een dader laat zijn DNA achter op de plaats delict. Toch wordt hij niet gevat, want er is geen identieke match met het DNA van verdachten. Dankzij verwantschapsonderzoek kunnen speurders de dader alsnog klissen. En als het aan Sofie Claerhout ligt, verloopt dat onderzoek weldra een stuk efficiënter.
Update 25 oktober 2022. Het is in België niet toegelaten om het Y-chromosoom en verwantschapsonderzoek voor gerechtelijk speurwerk te gebruiken. Nog niet. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne werkt aan een wetswijziging die de mogelijkheden voor DNA-opsporing flink uitbreidt. Hij liet zich inspireren door dit onderzoekswerk van Sofie Claerhout.
Op 16 maart 1991 wordt de 26-jarige Ingrid Caeckaert brutaal vermoord in haar appartement in Knokke-Heist. Ze wordt met 62 messteken omgebracht. De rechercheurs die op de zaak worden gezet gaan uit van een passiemoord. Vermoedelijk is de dader geen huurmoordenaar, maar iemand die het slachtoffer kende.
Op de plaats delict vinden de speurders een bloedspoor. Na DNA-analyse blijkt het van een man afkomstig te zijn – wellicht is hij de moordenaar. Maar het DNA levert geen identieke match op met verdachten of met misdadigers die bekendstaan bij justitie. Dertig jaar na datum is de dader nog steeds niet gevat.
‘In zulke zaken botsen speurders telkens weer op hetzelfde probleem. Het DNA van een individu komt voor de ene helft van de vader en voor de andere van de moeder. Die mengeling wordt bij elke generatie flink door elkaar geschud’, zegt biomedisch wetenschapper en postdoctoraal onderzoeker Sofie Claerhout (KU Leuven).
‘Soms vinden rechercheurs gedeeltelijke overeenkomsten tussen het DNA op de plaats delict en dat van een verdachte. Maar door die generatiegebonden mengeling is het risico groot dat ze een individu ten onrechte beschuldigen. Daarom zijn in België alleen identieke matchen voldoende om iemand te arresteren.’
Borsteltje in de wang
Toch hoeft het daar niet te eindigen. Het DNA dat de onderzoekers op de plaats delict vinden, kan hen via een omweg alsnog bij de dader brengen. ‘Het mannelijke Y-chromosoom is als een barcode voor een familie’, vertelt Claerhout. ‘Het is het enige stukje DNA dat elke zoon bijna ongewijzigd overerft van zijn vader. Die zoon geeft het op zijn beurt door aan zijn mannelijke nabestaanden. Dat DNA-deeltje kan dus over meerdere generaties heen voortbestaan. Via het Y-chromosoom kunnen we een moordenaar op het spoor komen.’
De dader moet dan wel een man zijn. Vrouwen hebben immers geen Y-chromosoom in hun DNA. ‘Uit statistieken van de overheid blijkt dat meer dan 90 procent van alle moordenaars mannen zijn’, zegt Claerhout. ‘Dat betekent dat we deze methode – die ik CSY doopte, of crime scene investigation op basis van het Y-chromosoom – kunnen toepassen op de meeste cold cases of onopgeloste moordzaken.’
Een dader kan dus worden opgespoord via een mannelijk familielid. Maar dat roept een nieuwe vraag op: waar vind je dan die persoon? Bij een passiemoord is de dader vaak iemand uit de streek. De kans is bovendien groot dat hij daar een aantal verwanten heeft. Daarom gaan speurders op zoek naar mannen die wonen in een straal van enkele kilometers rond de plaats delict en die de moord willen helpen oplossen.
Buurtbewoners kunnen vrijwillig een staaltje DNA afstaan door met een borsteltje op en neer te bewegen langs de binnenkant van hun wang. Uit de wangslijmvliescellen die de onderzoekers daaruit verzamelen, filteren ze hun Y-chromosoom.
Zodra voldoende vrijwilligers aan het onderzoek hebben meegewerkt, gaan forensisch experts met de monsters aan de slag. Ze nemen de 27 interessantste regio’s op de Y-chromosomen en vergelijken die met het Y-DNA van de dader.
‘Doorheen de generaties kan de Y-DNA-code veranderen of muteren’, licht Claerhout toe. ‘De zogeheten snelle mutaties zorgen ervoor dat we accuraat dichte familie kunnen terugvinden, zoals broers of neven, maar ook heel verre verwanten tot veertig generaties ver.’
‘Trage mutaties brengen ons via migratielijnen zelfs 300.000 jaar terug in de tijd, tot bij onze eerste voorouders in Afrika. Mutaties van deze soort verdelen alle mannen in twintig groepen, van A tot T. Hiermee kunnen we de biologische afkomst van elke man op aarde achterhalen, dus ook die van de onbekende dader.’
What’s in a name
Op zich is DNA-verwantschapsonderzoek niet nieuw. In Nederland boekten rechercheurs er de voorbije jaren al een paar keer succes mee (zie kader ‘Eerdere succesverhalen’). Het ging daarbij wel telkens om grootschalige onderzoeken, en die zijn tijdrovend en duur. Om het proces efficiënter te maken, ontwikkelde Claerhout samen met haar promotor een aantal hulpmiddelen.
Een van die middelen is CSYseq. Onderzoekers kunnen er het Y-chromosoom-DNA van bijna honderd mannen tegelijk mee detecteren. Dat maakt het verwantschapsonderzoek niet alleen veel sneller, het is ook de eerste detectiemethode ooit waarmee snelle en trage mutaties samen kunnen worden geanalyseerd.
‘Dankzij de methode kunnen we dichte en verre familieleden van de dader efficiënt opsporen en tegelijk zijn biologische afkomst achterhalen’, zegt Claerhout. Ze kaapte er in 2019 de hoofdprijs mee weg op het congres van de International Society for Forensic Genetics, waar het kruim van de forensische experts aan deelneemt.
Claerhout slaagde er ook in om de 27 regio’s op het Y-chromosoom die onderzoekers standaard analyseren fors uit te breiden. ‘Voor snelle mutaties bekijken we nu 202 regio’s, voor trage mutaties analyseren we er meer dan vijftienduizend. We zoeken daarin naar overeenkomsten met de dader. Hoe sterker die overeenkomsten zijn, hoe nauwer de bijna-match aan de dader verwant is.’
Een andere tool die Claerhout ontwikkelde heet Ysurnames. Daarmee richt ze zich op familienamen. Het is het eerste programma dat bijna-matchen sorteert op Y-DNA-gelijkenis met de dader. Het berekent vervolgens hoe groot de kans is dat de dader dezelfde familienaam draagt als zijn verwant. ‘Daarvoor kijkt de tool onder meer naar het aantal mutaties en naar hoe frequent een familienaam voorkomt.’
Tot slot werkte Claerhout nog YMrCA uit. Dat is een verwantschapsrekenmachine, waarmee ze kan inschatten hoe sterk de band is tussen een match en een onbekende dader. En dus: hoeveel generaties er tussen beide profielen zitten. ‘Hiervoor ging ik na hoe snel de Y-regio’s muteren. Nu kunnen we nauwkeuriger inschatten of een match eerder een broer of een verre achterneef is van de dader. De politie kan dan gericht de familiestamboom afvinken om de moordenaar te traceren.’
Uiteraard zijn er ook factoren die de zoektocht kunnen bemoeilijken. Bij buitenechtelijke kinderen is er geen genetische verwantschap tussen een vader en zijn zoon. Het spoor loopt eveneens dood als kinderen de familienaam van hun moeder meekrijgen. Maar dat zijn eerder uitzonderingen dan de regel.
Testen in het veld
Wereldwijd tonen forensisch experts interesse in Claerhouts tools. Maar voor ze die breed beschikbaar stelt wil de onderzoeker ze grondig testen en valideren. ‘De hulpmiddelen werken in het lab, op basis van referentiemonsters. We weten nog niet of ze even goed werken in het veld – DNA-monsters kunnen bijvoorbeeld minder DNA bevatten.’
Om dat na te gaan, is Claerhout een samenwerking aangegaan met Amerikaanse en Nederlandse speurders. ‘Zij hanteren andere werkwijzen. Als onze resultaten met die van hen overeenkomen, weten we dat onze methode solide is. Dan kunnen we onze tools op de markt brengen.’
In verder onderzoek wil Claerhout uitzoeken hoe groot de kans is dat ze in een doodgelopen zaak alsnog een familielid van de dader kan vinden. Veel hangt dan af van hoeveel personen in een bepaalde omgeving bereid zijn om mee te werken. Dat blijkt meestal goed mee te vallen. Aan het eind van haar doctoraat startte Claerhout een bevolkingsenquête op. Van de 618 Vlamingen en Nederlanders die die tot nu toe invulden bleek 96 procent bereid te zijn om een vastgelopen moordzaak te helpen oplossen.
‘Vooral mensen die het meest afwisten over DNA toonden zich bereid om mee te werken aan verwantschapsonderzoek’, vertelt ze. ‘Wellicht omdat ze het best geïnformeerd zijn over de privacy-aspecten. Via het Y-chromosoom kunnen we alleen vaststellen dat een individu een man is en tot welke familie hij behoort. Zijn medische gegevens kunnen we niet achterhalen.’
Ook waar een misdaad zich heeft afgespeeld en wie de slachtoffers zijn blijkt een rol te spelen. ‘In een dorp waar zelden iets gebeurt en waar iedereen elkaar kent zijn inwoners veel meer geneigd om mee te werken dan in een grootstad. Mensen zijn ook sneller bereid om hun schouders onder een onderzoek te zetten als het slachtoffer een kind of een jongvolwassene is.’
Wat het onderzoek enorm vooruit zou helpen, is een DNA-databank voor het Y-chromosoom. In zo’n gegevensbank, die nu nog niet bestaat in België, kunnen onderzoekers alle DNA-profielen invoeren die ze nu analyseren in het kader van forensisch onderzoek. ‘Als we alle gegevens die we nu verzamelen meteen ook bewaren, kunnen we op termijn de kosten behoorlijk drukken doordat er niet telkens een grootschalig onderzoek moet worden opgestart. Bovendien kunnen we hierdoor ook moordzaken trachten op te lossen in heel België en dus niet alleen die in een bepaalde regio.’
Claerhout is vast van plan om de zaak van Ingrid Caeckaert op de voet te blijven volgen. ‘Een tijd geleden leerde ik haar ouders kennen’, vertelt ze. ‘Ze zijn me zeer dankbaar dat ik het verhaal van hun dochter opnieuw ter sprake heb gebracht en dat ik hen weer hoop heb gegeven. Ik wil het DNA-verwantschapsonderzoek in deze zaak graag zelf uitvoeren en ertoe bijdragen dat de moord alsnog wordt opgelost.’
Met haar onderzoek naar het Y-chromosoom en DNA-verwantschap won Sofie Claerhout de Vlaamse PhD Cup 2021.