Als het aan de stichting Dfinity ligt, wordt het internet zoals we het kennen grondig vertimmerd. Door het hele netwerk om te vormen tot een grote computer die apps draait wil de organisatie de almacht van de gevestigde internetreuzen kraken.
'Techgiganten hebben het internet gekaapt’, staat in het groot op de Dfinity-website te lezen. De drang om zich af te zetten tegen Amazon, Google, Facebook en andere grote internetbedrijven is misschien niet de enige reden waarom de Dfinity Foundation bestaat, maar het is in elk geval een voorname drijfveer. De stichting wil het internet op een heel andere manier organiseren.
Daarmee staat ze zeker niet alleen. In de voorbije jaren werden verschillende projecten opgestart om precies hetzelfde te doen. Een van de bekendste is Solid, een initiatief gesteund door Tim Berners-Lee, de uitvinder van het wereldwijde web. Ook3 hij vindt inmiddels dat bepaalde organisaties te veel macht hebben over het internet en de (persoonlijke) data die erop rondzweven. Dat Russische hackers de Amerikaanse presidentsverkiezingen hebben beïnvloed in 2016, maakte een diepe indruk op hem.
Samen met het Massachusetts Institute of Technology ging Berners-Lee op zoek naar een manier om persoonlijke data los te koppelen van applicaties. Solid wil daarbij zoveel mogelijk de zogeheten W3C-standaarden volgen die de werking van het web definiëren.
Niet zo bij Dfinity. Deze organisatie streeft een veel radicalere heropbouw na, door het internet om te bouwen tot een gedistribueerde computer. Als dat bekend in de oren klinkt: het project bouwt inderdaad verder op het blockchaincomputerconcept dat door cryptomuntbedrijf Ethereum werd bedacht.
Vrijheid voor alles
In zekere zin blikken de initiatiefnemers achter Dfinity niet vooruit, maar net achteruit. Toen het internet nog maar net doorbrak bij het grote publiek en het vooral het terrein was van pioniers die heel techno-optimistisch ingesteld waren, leefde de hoop dat het internet haar gebruikers zou verlossen van regels en overheden. Die pioniers waren heel libertijns ingesteld; vrijheid kwam voor alles. Maar in hun achterdocht voor bemoeizieke overheden en censuur bleven ze blind voor de groeiende macht van internetbedrijven.
Het komt nu wellicht allemaal wat naïef over, want inmiddels zijn er verschillende grote ondernemingen die meer controle uitoefenen op het internet dan regeringen. Persoonlijke data spelen daarbij een grote rol, net als de apps die daarbij horen. Bedrijven als Google en Facebook hebben zakenmodellen die draaien rond geld verdienen met de data van de gebruikers. Hun apps laten toe om die gegevens efficiënt te verzamelen.
Bovendien, zeggen critici, hebben grote internetbedrijven zoveel macht dat het voor een nieuwe start-up onmogelijk concurreren is. Eén probleem is hoe er gewerkt wordt met zogeheten API’s, of stukjes code die eenvoudig toegang geven tot een dienst. ‘Zynga werd de grootste uitgever van sociale games door ze op Facebook uit te brengen, tot Facebook opeens de API-regels aanpaste en Zynga in drie maanden tijd 85 procent verloor van zijn waardering van 15 miljard dollar’, aldus Dfinity.
De totaalcontrole van de techgiganten over apps en data breken, dat is wat Dfinity wil
Zulke praktijken schrikken veel nieuwe startups af. Een eigen app creëren die inhaakt op API’s van grote internetbedrijven is ‘als bouwen op zand’. Tegelijkertijd is het moeilijk om Google en co te negeren, want daar zitten alle gebruikers.
Wat Dfinity wil is de totaalcontrole van de techgiganten over apps en data breken. Dit door het internet zelf te transformeren van een puur netwerk zonder meer tot een gedecentraliseerde omgeving waarop software draait. Dfinity spreekt zelf eenvoudigweg van de Internet Computer, of ook nog wel Software 2.0 en Cloud 3.0.
Een opvallend gevolg: apps draaien niet langer op de servers van een bedrijf, maar in een neutralere omgeving bij onafhankelijke datacentra. Een wezenlijk verschil is dat software niet op een vaste plaats op een specifieke server geparkeerd staat, maar ‘ergens’ op het internet.
Naargelang de situatie of capaciteit in een datacenter zou een ontwikkelaar zijn app kunnen verhuizen naar een andere server. Hetzelfde gaat op voor diensten en zelfs websites. In het commerciële model betaalt de app-bouwer aan een datacenter voor het gebruik van servercapaciteit, anoniem en met een cryptomunt. Zo kan een groot datacenter veel moeilijker controle verwerven over datastromen en niet zelf uitgroeien tot een nieuw Google dat zijn geld haalt uit advertenties.
‘Niet te hacken’
Om dat alles in goede banen te leiden heeft Dfinity een nieuw internetprotocol ontworpen (ICP of Internet Computer Protocol), een bijbehorende programmeertaal (Motoko) en een soort besturingssysteem (NNS of Network Nervous System) dat alle beschikbare servers combineert tot een grote virtuele computer.
Omdat er in essentie één homogene machine wordt gemaakt, zou deze omgeving ook heel wat veiliger zijn dan de vele gefragmenteerde IT-systemen die er nu bestaan. De Internet Computer zou dus ook een oplossing bieden voor de infrastructuurproblemen van vele bedrijven. Die betalen doorgaans veel geld om hun netwerken en toepassingen veilig te houden.
‘De bestaande legacy IT-stack is intrinsiek onveilig, omdat het een samenraapsel is van allerlei software en hardware,’ menen de oprichters, ‘er is altijd wel een ingang voor een aanval.’ Verhuis je data en apps dus van eigen servers naar de Internet Computer en het probleem is opgelost, luidt het.
Op het ‘nieuwe’ internet staat software niet op een vaste plaats op een specifieke server geparkeerd, maar in een neutrale omgeving
Een belangrijke stap in de creatie van een Internet Computer is open internetdiensten maken met API’s die permanent en autonoom bestaan. In tegenstelling tot de API’s van grote internetbedrijven kunnen ze niet opeens veranderen of ophouden te bestaan, wat ontwikkelaars meer houvast geeft. Om te demonstreren hoe dat zou werken, heeft Dfinity achter gesloten deuren al een alternatieve versie van de socialenetwerksite LinkedIn getoond.
Piraatpartij
De Dfinity Foundation heeft interessante ideeën, maar of het internet zich op korte termijn gaat omvormen tot de Internet Computer is een andere vraag. Andere alternatieven, zoals het eerder vermelde Solid, bestaan al veel langer en zijn nog altijd niet klaar.
Een aantal ideeën in dit concept doet ook denken aan het SAFE Network, dat gebouwd is op peer-to-peer-technologie en data verdeelt over de harde schijven van gebruikers, of het op BitTorrent gebaseerde InterPlanetary File System (IPFS). SAFE is na vijftien jaar nog niet afgewerkt. IPFS staat al iets verder en kent enkele toepassingen. De Catalaanse Piraatpartij gebruikte het bijvoorbeeld in 2017 om een Spaans gerechtelijk verbod te omzeilen op websites die de Catalaanse onafhankelijkheid promoten.
Alternatieven als Dfinity verwijzen graag naar het vrijheidsdenken uit de begindagen van het web. Maar ook in die tijd was er best wel wat discussie over wat online mocht verschijnen. Censuur wil niemand, maar wat met inhoud die over de schreef gaat? Op die vraag lijken de initiatiefnemers vooralsnog geen antwoord te hebben.