Zaterdag 22 juli maakt de videoscheidsrechter zijn intrede in de Belgische voetbalcompetitie. ‘Eindelijk’, juichen spelers en coaches in koor. Tegelijk duiken de eerste addertjes onder het gras op. ‘Als ze die videoref niet in een bunker steken, doen de supporters hem dood.’
Zondag 15 maart 2015, kwart voor vijf. Het is feest op de tribunes van Cercle Brugge. Twee-nul staan de Bruggelingen voor tegen KV Mechelen, nog een minuutje de bal rondtikken en het degradatiespook is definitief verjaagd. Plots kopt Ralf Wolski, een aanvaller van Malinwa, uit het niets een voorzet binnen. Op het veld heeft niemand iets gemerkt, op de televisiebeelden zie je duidelijk dat de Mechelse spits meters buitenspel staat.
Het doelpunt moet afgekeurd worden, maar dat gebeurt niet. De paniek slaat toe bij de Cercle-spelers en in het ultieme matcheinde volgt een tegendoelpunt. En dan nog een. Het onwaarschijnlijke is gebeurd. Cercle zakt naar tweede klasse. Spelers vallen huilend op de grond, supporters richten hun woede op de trainer.
Pas na de match sijpelt het nieuws door dat de lijnrechter een kapitale fout maakte. ‘Een drama’, vertelt Cercle-woordvoerder Pol Van Den Driessche twee jaar later. ‘Vijf miljoen euro kostte die flater ons. Want dat is het verschil in budget tussen eerste en tweede klasse. Dat we dit konden vermijden met een videoref, is héél frustrerend.’
Nutteloze doellijntechnologie
Na elke blunder laait de discussie op. Moeten die arme scheidsrechters zich niet door de technologie laten helpen? Bijvoorbeeld door de beelden van de aanwezige televisiecamera’s tijdens de match te raadplegen? Het onderwerp lag lange tijd gevoelig bij de FIFA, de wereldvoetbalorganisatie. Ze heeft zich altijd extreem weigerachtig tegenover het gebruik van technologische hulpmiddelen in de arbitrage opgesteld.
De situatie veranderde na het WK 2010 toen Engeland in de achtste finale een overduidelijk doelpunt werd onthouden. Frank Lampard had de bal tegen de onderkant van de lat getrapt, waarop de bal achter de doellijn verdween en het veld weer in stuitte. Daarop besliste de FIFA doellijntechnologie te gaan testen. Daarvoor ging het aankloppen bij de bedrijven GoalControl en Hawk-Eye, die een verificatiesysteem met high-speed camera’s (500 frames/seconde) ontwikkelden.
Een zevental camera’s scant de volledige doelzone en kan in een foutmarge van 5 millimeter de driedimensionale positie van de bal bepalen. Hierdoor kan een computer, die de cameragegevens verzamelt, perfect het traject van de bal uittekenen en zien of de bal de doellijn overschrijdt. In dat geval stuurt de computer een signaal naar het uurwerk van de scheidsrechter die dan de goal toekent.
In 2013 deed de doellijntechnologie met grote trom haar intrede in de Engelse competitie, maar veel kwamen de high speed-camera’s niet in actie. In 380 matchen van het Premier League-seizoen werd Hawk Eye slechts achttien keer geraadpleegd en amper drie keer was de uitkomst anders dan wat de ref op het veld had beslist. De totale kostprijs om alle stadions uit de Premier League met doellijntechnologie uit te rusten bedroeg 7,5 miljoen, elke gecorrigeerde goal kostte 2,5 miljoen euro.
Het rendement valt tegen omdat een discutabele doellijnfase zich maar zelden voordoet. Otto Kolbinger van de Technische Universiteit van München analyseerde twee jaar alle 1167 competitiewedstrijden uit de eerste en tweede klasse van de Bundesliga en stelde vast dat slechts in vijftien matchen doellijntechnologie noodzakelijk was. Per match heb je 1,28 procent kans dat doellijntechnologie in actie treedt. Clubs betalen al snel 135.000 euro per seizoen voor het onderhoud van de technologie en zien dit als onredelijke uitgaven.
De buitenspel-illusie
Buitenspel is een heel ander verhaal. Kolbinger telde 397 betwistbare doelpunten tijdens zijn onderzoek. In 85 procent van de gevallen lag een foute offside-interpretatie aan de basis. Goalline-technologie brengt hier geen zoden aan de dijk, daarvoor ben je beter af met de televisiecamera’s die het hele veld coveren. Een ideale hulplijn voor de meest beklagenswaardige man op het veld: de lijnrechter.
Hij moet buitenspel signaleren, maar is daar vaak niet toe in staat omdat hij botst op een fenomeen dat het menselijk kunnen overstijgt: het flash-lag-effect (zie kader). Lijnrechters schatten de positie van een aanvaller foutief in.
Op het WK van 2002 in Japan en Zuid-Korea ontdekten FIFA-waarnemers dat de grensrechters buitenproportioneel vlagfouten maakten. ‘Dat was het WK van de schande’, vertelt de Leuvense hoogleraar bewegingsleer Werner Helsen. ‘Een op vier buitenspelfases beoordeelden ze foutief. Een duidelijk gevolg van het toen nog niet zo bekende flash-lag-effect. Lijnrechters zien bij de vaststelling van buitenspel een aanvaller zo’n 1 tot 1,5 meter dichter bij de doellijn dan hij in feite is. Je kan dat effect neutraliseren door jezelf te corrigeren. Als je denkt dat de aanvaller een halve meter offside staat, moet je redeneren: ‘Neen, eigenlijk staat hij een metertje dichter, dus onside’. Door vaak op buitenspelvalsituaties te trainen, kan je je die reflex eigen maken.’
Een videoref mag alleen tussenkomen bij rode kaart, penalty en doelpunten waar een overtreding of buitenspel aan vooraf ging
De UEFA vroeg Helsen scheidsrechters te begeleiden. ‘Naast het simuleren van buitenspelsituaties op het veld, heb ik een webapplicatie voor thuis ontwikkeld. De resultaten zijn niet min. Op het WK van 2002 lag het foutenpercentage bij de lijnrechters op 26 procent, in 2006 was dat maar 10 procent meer. Vandaag zitten we aan 4 procent.’
Die 4 procent blijft een probleem. Zeker in een sport waar één vergissing gigantische gevolgen kan hebben. De roep om camera-assistentie klinkt luider en luider. Je zet gewoon het beeld op het moment van de pass stil en je ziet meteen als een speler achter de voorlaatste verdediger van de tegenpartij staat. De beelden kan je ook gebruiken voor de vaststelling van hands of penaltyovertredingen.
In het hockey
In andere sporten, zoals het hockey, doet de scheidsrechter al een beroep op een video-assistent. Dat is iemand die de beelden naast het veld bekijkt en de hoofdscheidsrechter indien nodig helpt bij z’n beslissingen. Elk team krijgt één challenge per wedstrijd. Spelers mogen het T-gebaar maken waarop dan het spel wordt stilgelegd en de scheidsrechter zich met de videoref over de fase vergewist. Die zit in een container met een replay-machine en geeft de scheidsrechter via zijn oortjes advies. De beslissing wordt door hem herroepen of bevestigd. In het ene geval blijft het team z’n challenge behouden, in het andere speelt hij het kwijt.
De hockeywereld ervaart deze nieuwe technologie als positief. Toch zijn er ook nadelen. Het vertraagt het spel en dat is vervelend voor de toeschouwers. Die moeten soms minuten op een beslissing wachten. Bovendien gaan spelers die challenge tactisch misbruiken. In spannende wedstrijden wordt de videoref aangevraagd om een tegenaanval te verhinderen of het tempo uit de match te halen.
Er treedt een soort alibi-arbitrage op. De hoofdscheidsrechter durft geen cruciale beslissingen meer te nemen en laat het oordeel liever aan de videoref. Zo lijdt hij zelf geen gezichtsverlies. In dat geval wordt de autoriteit van de scheidsrechter op het veld uitgehold. Daar zijn ze bij de FIFA als de dood voor.
Holland boven
Uit een enquête van de VRT blijkt dat 85 procent van de Belgische referees voorstander is van camerabeelden. In Nederland zijn ze daar al langer van overtuigd. De KNVB test sinds 2014 de werking van een videoref. In een busje naast het stadion bekijkt een video-assistent op monitors de wedstrijd. Hij kan fases uit verschillende camerastandpunten herhalen en blunders via de oortjes aan de scheidsrechter melden. Dit gebeurde pas na de match. Live communicatie tussen videoref en arbiter op het veld is door de FIFA verboden.
Dit ‘droog oefenen’ vertelde wel iets over het nut van de video-assistent. In 45 eredivisiewedstrijden nam de ref 51 keer een wedstrijdbepalende beslissing, bijvoorbeeld een penalty, rode kaart of doelpunt. In een kwart van die fases had de scheidsrechter het bij het foute eind en had een videoref dit kunnen verhelpen.
In één op vier matchen gaat een scheidsrechter zodanig in de fout dat het resultaat van een match beïnvloed wordt. De perfecte argumentatie om een videoref te verantwoorden, maar toen de KNVB in 2015 zijn resultaten aan de FIFA voorstelde, reageerden de voetbalbobo’s als vanouds: ‘Not approved’.
Ondertussen kondigde de nieuwe FIFA-baas, Gianni Infantino, aan dat hij met een videoref zou experimenteren. In december 2016 was er tijdens de wereldbeker voor clubteams voor het eerst live-contact. In de halve finale tussen Atletico Nacional en Kashmina Antlers werd een niet gefloten strafschop gecorrigeerd door de video-assistent. Nadat de scheidsrechter zich naast het veld op een tv-monitor van de fase ging vergewissen, floot hij een strafschop.
De fases waarin een videoref mag tussenkomen zijn beperkt: rode-kaartmomenten, penalty’s en doelpunten waar een overtreding of buitenspel aan voorafging. Die beperking is nodig omdat anders het spel om de haverklap stilligt. Bovendien laten bepaalde spelfases zich niet corrigeren. Als een lijnrechter iemand onterecht afvlagt voor buitenspel, kan je onmogelijk het spel hernemen. Je kan niet alle 22 spelers op exact dezelfde plaats zetten.
‘En hoever ga je terug om de geldigheid van een doelpunt te valideren’, vraagt een ref zich af. ‘Vanaf het moment dat de bal in het strafschopgebied kwam? Of spoel je terug tot het moment dat de bal veroverd werd? Er zijn goals gescoord nadat een team 2,5 minuten eerder in balbezit kwam. Sterkte aan de videoref die na een goal van Messi moet nagaan of Iniesta 73 passen eerder de bal op een rechtmatige manier veroverde …’
Strenger in slow motion
Of we binnenkort in onze competitie videorefs verwelkomen, hangt voor een groot deel af van de live-bevindingen. De man die daarover een rapport overmaakt aan de FIFA, is Werner Helsen, een koele minnaar. ‘Nu kan je als scheidsrechter het spel nog aanvoelen en als de sfeer goed zit af en toe iets door de vingers zien. Met een videoref is dat gedaan. Dan is het zwart of wit, geen grijs.’
Hij wijst er ook op dat camera’s niet onfeilbaar zijn. ‘Zo zijn er de parallaxfouten bij buitenspelfases. Als de camera niet recht tegenover de voorlaatste verdediger opgesteld staat, kan je geen rechte lijn aan zijn voeten trekken die evenwijdig loopt met de doellijn. Terwijl dit net een voorwaarde is om nipte buitenspelfases te beoordelen.’
Een nog groter probleem zijn de slow motions om overtredingen te beoordelen, blijkt uit een grootschalig onderzoek dat Helsen bij twee groepen scheidsrechters uitvoerde. Die kregen 60 overtredingen te zien, maar de ene groep zag de fouten in slow motion en de andere in real time. De scheidsrechters moesten bij elke fout beslissen of ze géén, een gele of een rode kaart trokken.
‘Scheidsrechters beoordelen dezelfde overtredingen strenger in slow motion dan in real time. De impact van een foutieve tackle lijkt op vertraagde beelden erger dan in werkelijkheid. Een gele kaart wordt dus veel sneller – onterecht – een rode.’
Videoref in bunker
Een videoref beïnvloedt ook de beleving van het spel. Spontaan juichen na het scoren van een doelpunt is er niet meer bij. Je moet wachten tot de videoref je goal heeft goedgekeurd. Ook de sportverslaggeving zal niet meer dezelfde zijn. ‘Volgens mij open je de doos van Pandora’, vertelde een voetbalanalist vorig jaar. ‘Als er toch nog een fout gemaakt wordt, heb je als scheidsrechter geen enkel excuus meer. Nu kan je nog altijd zeggen: ‘Het ging te snel, ik heb het niet gezien’. Met videobeelden ontneem je de scheidsrechter z’n alibi. Als hij de mist ingaat, heeft hij geen enkele autoriteit meer. De hele match zullen spelers, supporters en coaches op zijn kap zitten. In het hockey en het rugby zijn de supporters nog welgemanierd, maar in het voetbal doen ze je dood. Een videoref kan alleen als niemand er weet van heeft. Steek die man in een bunker op 10 kilometer van het stadion en laat hem enkel met de scheids op het veld communiceren.’
Na de bekermatch PEC Zwolle–FC Uitrecht werd het busje van de videoref door woedende supporters van PEC bestormd. Die pikten het niet dat videoref Kevin Blom de scheidsrechter had geadviseerd om Utrecht een penalty toe te kennen. De politie moest Blom uit zijn benarde positie ontzetten.