Ongekend vogelperspectief
15 oktober 2014 door KVDeze week ging ‘Welp’, de eerste langspeelfilm van Jonas Govaerts, in première. Voor enkele opnames werd een cameradrone gebruikt. Eos was er bij en sprak met de 'bemanningsleden'.
Deze week ging ‘Welp’, de eerste langspeelfilm van Jonas Govaerts, in première. Voor enkele opnames werd een cameradrone gebruikt. Eos was er bij en sprak met de 'bemanningsleden'.
Een mysterieuze, kakikleurige legertruck rijdt over een dichtbeboste weg richting het Luikse dorpje Stoumont, hartje Ardennen. Net boven de naaldbomen langs de kant van de weg wordt het voertuig achterna gezeten door een onbemand helikoptertje van acht kilogram. Het eenvoudige geraamte van carbonbuizen en de oppervlakkig zichtbare elektronica wekken de indruk dat het toestel nog niet af is, maar de ontbrekende carrosserie is een kwestie van noodzakelijke gewichtsbesparing.
De vrachtwagen vertraagt, stopt en zet terug aan. Hoog in de lucht doet de drone net hetzelfde. De acht onafhankelijke rotoren maken het toestel uiterst wendbaar en stabiel. Andere meettoestellen aan boord, zoals een gyroscoop, versnellingsmeter en hoogtemeter, dienen hetzelfde doel. Zij helpen het toestel om spectaculaire cinemabeelden te maken in ongezien vogelperspectief. Onderaan op de drone hangt een zogenaamde Red Epic, een cinemacamera die beelden schiet van de hoogst mogelijke kwaliteit. Onder andere The Lord of the Rings-regisseur Peter Jackson is een groot fan van Red Epic. Hier in de Ardennen geen Peter Jackson, maar de Vlaamse regisseur Jonas Govaerts, die werkt aan Welp, een horrorfilm over een scoutskamp.
Autonome oorlogvliegtuigjes hebben een beeld gecreëerd van drones als zelfdenkende vliegende robots. Maar deze drone vliegt zelden alleen. Op de begane grond garanderen drie ‘bemanningsleden’ zijn veiligheid. Een piloot, een cameraman en een spotter, die het weer in de gaten houdt en het luchtruim afschuimt naar ongenode gasten zoals vogels, bomen of zelfs laagvliegende helikopters. Alleen als het mis dreigt te gaan, krijgt de drone vrijheid. Een druk op de noodknop volstaat dan om het toestel volledig autonoom te laten terugkeren naar zijn landingsplaats.
De zenuwen staan gespannen. De piloot verliest zijn toestel geen seconde uit het oog, een flinke uitdaging tussen de dichte bebossing. Naast hem volgt de cameraman op een schermpje wat de vliegende camera registreert. Hij kan de camera met een afstandbediening bijsturen en de piloot instructies geven over de gewenste vlieghoogte en -snelheid. Vooral de piloot draagt een enorme verantwoordelijkheid. Hij moet de vliegende camera van enkele tienduizenden euro’s behendig tussen, en vooral weg van, de boomtoppen navigeren, en straks veilig terug aan de grond zetten.
(Nog) geen wetgeving
Die piloot is Seppe Koop, en zijn bedrijfje heet Kopterman. De avonturier uit Antwerpen concentreert zich op dit soort moeilijke filmopdrachten. ‘Er zijn in België maar een drietal bedrijven die zich aan zulke opnames wagen, omwille van het enorme financiële risico. Maar niet alleen de grote investering schrikt filmmakers af. Ook de wetgeving hinkt voorlopig achterop.’
Het luchtruim is momenteel niet horizontaal opgesplitst, waardoor drones – die nooit hoger dan driehonderd meter vliegen – onder dezelfde restricties vallen als de bemande luchtvaart op meer dan tien kilometer hoogte. ‘Bij onze grote steden liggen luchthavens, dus daar mag je sowieso nooit vliegen. Vluchten op andere locaties moeten we aanvragen bij het directoraat-generaal Luchtvaart (DGLV), en aan de burgemeester van de gemeente waar de drone opstijgt en landt. Zonder een officiële goedkeuring mag je in principe zelfs geen halve meter boven de grond vliegen. De verwerking van zo’n aanvraag neemt enkele weken in beslag, wat botst met de flexibiliteit die de filmindustrie eist. Bovendien moet het weer meezitten. De drone vliegt niet in de regen, bij grote hitte of bij windsnelheden boven vijf beaufort. We moeten zelfs de zonneactiviteit in de gaten houden, want een zonnestorm kan catastrofaal zijn voor de drone.’
Ook in de bemande luchtvaart wekt de huidige regeling ergernis op. ‘DGLV maakt van elke goedgekeurde aanvraag een notam (‘notice to airmen’) op. Dat is een bericht die alle piloten moeten doornemen vooraleer ze zich in het luchtruim begeven. Door het toenemende aantal drones moeten die piloten soms tientallen notams doornemen die voor hen eigenlijk niet van toepassing zijn. Het gaat immers om drones die vele kilometers lager vliegen.’ Goed nieuws is dat er momenteel aan een wetgeving wordt gewerkt. Seppe is daarbij betrokken als lid van BeUAS, de vereniging die alle bedrijven die actief zijn met onbemande toestellen verenigt. Zij hopen dat het luchtruim in de nieuwe wetgeving horizontaal opgesplitst zal worden, in een oppervlakkig ‘drone-niveau’ en de bemande luchtvaart op grote hoogte.
De draaidag eindigt op een afgelegen open plaats in het bos. De drone moet er een ontploffing vastleggen. Het is al donker, en zonder het licht van de explosies is er op de beelden van de vliegende camera niets te zien. De opnamecrew probeert dat op te lossen door op de plaats waar de steekvlam wordt ontstoken autokoplampen te laten schijnen. Het helpt, maar al bij al eindigt het shot in mineur. ‘De mogelijkheden van onze vliegende camera zijn gigantisch, maar dat wil niet zeggen dat het nooit tegenzit. Iedereen die vandaag met drones bezig is, moet nog veel leren. Maar dat ze de cinema blijvend gaan veranderen, dat staat vast’, relativeert Seppe.
Dit artikel verscheen in het februarinummer van Eos, 2014.