Wetenschappers hebben een nieuwe methode ontwikkeld om nieuwe genen in te brengen in het DNA van planten.
Voor de genetische modificatie van planten – onder andere met de crisp-techniek – worden momenteel twee microscopische ‘transportmodi’ gebruikt: een kogel in de vorm van een metaaldeeltje, of een koerier in de vorm vaneen bacterie. Beide brengen ze een nieuw stukje DNA tot in de bestaande genen van een plantencel. Helaas werkt de methode erg traag.
Amerikaanse celbiologen hebben nu een nieuwe methode ontwikkeld die veel en veel sneller werkt: met een koolstofnanobuis ‘spuiten’ ze het DNA rechtstreeks in de plantencellen naar keuze. Ze hoeven dus niet te wachten totdat de bacterie het DNA-pakketje heeft afgeleverd, of de ingreep herhalen omdat ze mis hebben geschoten met hun genpistool.
Bovendien beschermt de wand van de nanobuis, die volledig uit koolstofatomen bestaat en behalve supersterk, flexibel ook ondoordringbaar is, het nieuwe DNA tegen de vijandige omgeving van de intercellulaire ruimte binnenin de plant.
De vorsers denken dat hun microscopische injectienaald vooral van pas komt om zogenaamde chloroplasten te bewerken, de bladgroenkorrels die instaan voor de fotosynthese van de plant en die over eigen DNA beschikken. Die plantaardige organellen hebben een zeer taaie celwand waar de huidige leveringstechnieken maar moeilijk doorheen geraken.
Door bladgroenkorrels genetisch te modificeren kunnen biologen bijvoorbeeld het fotosyntheseproces een boost geven, en zo de productie van gewassen gevoelig opdrijven.