Een nieuwe robot kan over een gebouw van tien verdiepingen springen door de grenzen van het dierenrijk te doorbreken.
Wanneer ingenieurs robots willen ontwerpen die door ingewikkelde omgevingen kunnen navigeren, wenden ze zich vaak tot het dierenrijk. Die biomimicry-aanpak leidde al tot robots die rennen als jachtluipaarden of springen als vlooien.
Voor een nieuwe robot vond een team van Amerikaanse onderzoekers inspiratie bij sprinkhanen. Wanneer een sprinkhaan zijn beenspieren samentrekt, buigt hij een soort veer in zijn kniegewricht naar achteren. Zo wekt hij spanning op die dan vrijkomt bij het springen.
De ingenieurs gingen nog een stapje verder. Ze introduceerden enkele cruciale innovaties om de beperkingen van hun biologische modellen te overkomen. De spieren van dieren hebben maar één contractie waarmee ze hun ‘veer’ kunnen uitrekken. Maar voor hun robot gebruikten een motor die voor elke sprong meerdere keren kan draaien en zo meer energie opslaat.
De aanpassingen tilden de robot naar een nieuw niveau. Het 30 centimeter hoge tuig kan meer dan 30 meter de lucht in springen, honderd keer hoger dan de eigen lengte. Dat is stukken beter dan wat om het even welk dier aankan.
‘Biologische systemen werken met andere beperkingen dan technische’, zegt ingenieur Elliot Hawkes (U.C. Santa Barbara), hoofdauteur van de studie. ‘Wat een ideale oplossing is in de biologie is niet altijd ideaal in de techniek.’