Meer dan ooit stond ik dit jaar versteld van de snelheid waarmee de wetenschap open en transparant gedeeld wordt via digitale kanalen, in het bijzonder de sociale media.
Toen op 19 maart de IJslandse vulkaan Fagradalsfjall uitbarstte, was enkele minuten later de hele wereld op de hoogte, met dank aan enkele tweets. De uitbarsting kon je als het ware live vanuit je huiskamer volgen.
Diezelfde nabijheid ging op voor de wetenschap zelf. Geologen waren niet verlegen hun eerste resultaten met de wereld te delen, de eerste interpretatieve proefballonnetjes te lanceren. Iedereen kon over de schouders meekijken bij de onderzoekers op het terrein, de seismologen achter hun scherm, of de geochemici in hun laboratoria.
Ook het debat voltrok zich op Twitter. Online seminaries werden georganiseerd waar je de laatste stand van zaken voorgeschoteld kreeg van het lopende onderzoek. Dat was zo boeiend dat je er ook onmiddellijk mee aan de slag kon met studenten. Het deed me trouwens terugdenken aan de ‘annales’ en ‘bulletins’ van het begin van de vorige eeuw, waarin je ook de neerslag kon vinden van wetenschappelijke discussies, en zo inzicht kreeg in de wijze waarop bepaalde ideeën tot stand kwamen. Nu gebeurde het gewoon online.
‘Dit was het jaar van de open wetenschap, waarin onderzoekers niet verlegen waren om hun eerste resultaten met de wereld te delen’
Dat verhaal herhaalde zich toen La Soufrière op Guadeloupe op uitbarsten stond. Elke ochtend kon je snel op Twitter even checken of de magmaprop het nu al begeven had of niet. Op 8 april was het zo ver. Een derde keer dit jaar was het prijs op La Palma, toen de Cumbre Vieja-vulkaan weer van zich liet horen – en voelen. Ook toen volgden we de uitbarsting op de voet en kregen we dagelijkse updates over de vooruitgang van de lavastromen, de seismische activiteit, enzovoort.
Dat is de kracht van sociale media. Op hun best zijn ze een overvloedige bron van de recentste bevindingen over fenomenen die zich op het ogenblik zelf ontvouwen. Die informatie is er niet alleen voor wetenschappers, maar ook voor de geïnteresseerde leek.
Dat alles zet wel aan tot nadenken over de klassieke vormen van communicatie onder wetenschappers en met het brede publiek. We hoeven niet meer te wachten tot onderzoeksresultaten in een ‘gepolijste’ versie en na peerreview te lezen zijn in een wetenschappelijke publicatie, of tot de betrokken universiteit met een gehypete persmededeling naar buiten komt. Evenmin hoeven we nog te wachten tot het volgende congres om de nieuwste ontwikkelingen te horen over de onderhavige vulkaanuitbarstingen.
Wetenschappelijke publicaties en congressen blijven een essentiële rol spelen in het wetenschapsbedrijf. Toch krijgen ze een andere, misschien meer reflectieve betekenis in deze online wereld van snelle wetenschap.