Ik ben kunstenaar, ik ontwerp en maak keramiek, onderzoek keramische materialen en ben geboeid door dingen die mislukken. Om nu te stellen dat ik gráág de mist in ga is misschien overdreven, wel zoek ik vaak de mislukking op.
Klei verandert pas in keramiek wanneer je objecten, zoals potten of sculpturen, op hoge temperatuur bakt. Denk aan duizend graden of hoger. De oven in je keuken haalt maar tweehonderdvijftig graden, dus je taart zou tot as verbranden in een keramiekoven. Na het bakken gaat er, net als bij een taart, een glazuurlaag op de ruwe keramiek. Deze glazuur is een soort glas dat smelt tijdens een tweede stook op twaalfhonderdvijftig graden. Dit hele stook- en afkoelingsproces duurt lang en geduld is helaas niet mijn sterkste kant.
De teststalen zitten al zesendertig uur in oven wanneer ik eindelijk de dikke ovendeur kan openen. In deze deur zit geen glazen raampje dus ondertussen naar binnen kijken lukt niet. Ik ben reuze nieuwsgierig naar het resultaat. Voor het testen van verschillende kleimengsels maak ik proefstaaltjes in kubusvormige blokjes. Vruchteloos zoek ik op ooghoogte naar een kubus… die er niet meer staat. Wel ligt er een bubbelende glanzende substantie. De kubus blijkt gesmolten tot een grote witte bruistablet. Wat is hier gebeurd? Het idee dat ik voor ogen had is duidelijk mislukt.
Zelfglazurende klei
Met dit experiment zoek ik naar een recept voor een klei die na één keer bakken meteen gaat glanzen. Een soort van mengvorm van klei en glazuur tegelijk. Het is toch duurzamer dat ik mijn vormen in één keer maak én glazuur? Dit bestaat al in de vorm van het negentiende eeuwse ‘Parian Ware’ maar ik ga het maken met de keramische grondstoffen van hier en nu.
Mijn doel is een materie maken die ik kan draaien en bewerken op een pottenbakkersschijf. Daarvoor heb ik een klei nodig die ik gemakkelijk kan indrukken en die goed in vorm blijft staan. In verschillende verhoudingen meng ik glasvormend poeder, zoals kwarts en ander vermalen gesteente, doorheen de kneedbare massa. Doordat het glas bij hoge temperatuur smelt in de klei hoop ik dat het gaat glanzen. Bij de eerste testen blijkt dat de hanteerbaarheid van het materiaal enorm vermindert door de toevoeging van de glasvormers. De klei flopt bij het draaien in elkaar en brokkelt bij het afwerken. Na het bakken geven de eerste testen wel een geweldig resultaat.
De materie wordt translucent (zie foto onder) en glanzend, precies zoals ik zoek. Maar de verwerkbaarheid op de draaischijf laat te wensen over dus ik test verder. Ik kies de ingrediënten van mijn klei niet alleen door het bekijken van de chemische analyse van de poeders maar ook door eraan te voelen en het te bewerken. Ik draai ermee op de draaischijf en ik klop er kleine blokjes van. Ik denk als het ware met mijn handen. Telkens geef ik, weliswaar subjectief, scores en vergelijk de verschillende mengsels. Het uitzicht van het gebakken resultaat is natuurlijk ook belangrijk in mijn keuzes. Uit nieuwe testresultaten blijkt dat ik de verwerkbaarheid enorm kan verbeteren maar bij het bakken verliest het materiaal de witheid die ik mooi vind.
Struikelen over schoonheid
In het keramisch proces is het moeilijk om de uitkomst in te schatten van de grondstoffen die je door elkaar mengt. Je kunt niet zien wat je doet voordat het werk gebakken is. Het is niet zoals bij het mengen van verf dat je al kijkend en mixend een inschatting maakt van de kleur. Je weegt, mengt, maakt een staal en wacht vol ongeduld … 36 uur … dan pas zie je of het een resultaat is waarop je hoopt. Dit proces is frusterend en neemt veel tijd. Als keramist leer ik steeds meer flexibel omgaan met de resultaten. Ik vind bijvoorbeeld iets anders dan wat ik zocht maar dat toch een bepaalde schoonheid in zich heeft, of ik vind een andere oplossing. Ik leer openstaan voor mislukte resultaten door het loslaten van mijn uitgangspunt. Daardoor voelt mislukken als verrijken en leer ik van het struikelen. Mislukken wordt dan mislukken.
‘The plate project’
Terug naar de witte bruistablet. Ik bekijk wat ik in deze test bij elkaar heb gemixt en analyseer wat de bubbelende gasvorming in het materiaal veroorzaakt. Ik zoek achteraf de wetenschappelijke uitleg van chemische en fysische processen. Dit geeft vaak een nieuw perspectief want de toepassing is niet op voorhand vastgelegd. Ik geef mezelf de luxe om van doel te veranderen en ga met het experiment een andere weg op. Serendipiteit krijgt op die manier alle kansen.
De ‘gelukte mislukte’ testen en experimenten gebruik ik in mijn artistiek werk. Sinds enkele jaren zet ik in elke oven die in mijn atelier opgaat een paar kleine bordjes met daarop materialen waarmee ik dat moment bezig ben. Op de ronde bordjes smelten restjes, schraapseltjes en vormpjes samen tot een unieke compositie. Ik hang deze bordjes in een vierkant samen aan de muur, ze vormen ‘The Plate Project’. Ze vatten als een soort dagboek mijn onderzoek samen. Het project is sinds kort ook uitgebreid: documentairemaakster Anneleen Hermans vraagt me in korte vraaggesprekken van 5 minuten het verhaal van elk bordje. Hieruit is een podcast ontstaan: “Van een mooi bord kun je niet eten”. Het proces van onderzoeken is zo een kunstwerk geworden.
Openingsfoto bij dit artikel: ‘The Plate Project’ is een wandinstallatie van meer dan 50 bordjes. De bordjes weerspiegelen het onderzoek van Jeannine Vrins naar glazuren, kleuren en composities. Bij elk bordje hoort een korte episode in de podcast ‘Van een mooi bord kun je niet eten’, door Anneleen Hermans opgenomen en gemonteerd. www.atelier-oker.com/plate-project.html en op Spotify.