Wetenschappers ontwikkelen een rolstoel die perfect is om mee te sporten. Hun onderzoek verlegt niet alleen de grens van wat we weten over de rolstoelsport.
Als je wilt sporten met een rolstoel, dan moet die aan andere eisen voldoen dan een rolstoel voor dagelijks gebruik. Bij een wedstrijd wil de sporter zo snel mogelijk of zo wendbaar mogelijk zijn. Voor een sport als basketbal wil je ook nog zo hoog mogelijk zijn, want dat vergroot de kans om te scoren. Wetenschappelijk onderzoek naar prestaties onder rolstoelsporters is schaars. ‘Er is wel onderzoek gedaan, maar dan ging het altijd om een testsituatie, waarbij de proefpersonen vaak volledig functioneerden’, vertelt Rienk van der Slikke van de TU Delft.
‘Dat gaat op twee manieren mis. Wie niet gewend is om in een rolstoel te rijden, gebruikt een rolstoel anders dan wie erop is aangewezen. Bovendien was het nog maar de vraag of die testsituatie een wedstrijdsituatie goed nabootste.’
Annemarie de Witte van de Vrije Universiteit Amsterdam vult aan. ‘Daarom zijn we from scratch begonnen om bij rolstoelbasketbalteams op topniveau te meten hoe de spelers tijdens de wedstrijd bewegen. We kozen voor rolstoelbasketbal, omdat die sport relatief veel beoefend wordt.’
Niet eenduidig
Van der Slikke rustte de rolstoelen van de nationale teams van onder meer Nederland en Groot-Brittannië uit met sensoren die bijhouden hoe snel een speler beweegt, hoeveel hij draait, hoeveel zijwaartse beweging er is. Gecombineerd met video-opnames construeerde hij de mobiliteit tijdens een wedstrijd. ‘Dat was nooit eerder gedaan en leverde echt nieuwe informatie op’, zegt Van der Slikke. ‘Zelfs coaches kregen weer nieuwe informatie.’
Een rolstoelbasketballer rijdt in een wedstrijd stukken van tot 12 meter, maar meestal zijn het korte sprintjes van een meter of drie. Voorts draaien ze veel. Uit het sensorenonderzoek bleek zonneklaar dat je geen eenduidige bewegingsrepertoire en frequentie voor rolstoelbasketballers kan beschrijven. ‘De doelgroep valt op twee manieren uiteen’, vertelt De Witte. ‘Het hangt erg af van je positie in het veld. Guards (verdedigers) en forwards (middenvelders) bewegen veel meer, terwijl de centers (aanvallers) veel meer stilstaan. Veel hangt ook af van je handicap. Rolstoelbasketbal wordt beoefend door mensen die een onderbeen missen, maar ook door mensen die een hoge dwarslaesie hebben. De bewegingsbeperking is niet bij iedereen even groot.’
Volgens Van der Slikke is dat precies de reden waarom er in eerdere onderzoeken steeds in een gecontroleerde testomgeving is gemeten. Al snel wordt het aantal variabelen dat van invloed kan zijn op de meting zo groot, dat de onderzoeker niet meer weet wat hij aan het meten is.
Het bewegingsonderzoek leidde tot de ontwikkeling van een testcircuit waarin de meeste bewegingen zijn opgenomen die tijdens een wedstrijd ook voorkomen: een lange sprint, korte sprintjes, draaibewegingen, stukjes achteruit, enzovoort. Met instelbare rolstoelen keken De Witte en Van der Slikke welke variaties op het testcircuit echt prestatieverhogend werkten. ‘Een anti-tipwieltje, dat onmogelijk maakt dat je achterover kunt vallen, en schuin geplaatste wielen waren de veranderingen ten opzichte van een gewone rolstoel die al waren doorgevoerd voor wij begonnen. Wij gingen variëren met stoelhoogte, gewichtsverdeling en de positie van de wielen ten opzichte van het lichaam. We verwachten dat we als het onderzoek is afgerond, we rolstoelsporters goed kunnen adviseren hoe ze hun stoel het best kunnen laten maken, afhangend van hun wensen en mogelijkheden’, zegt Van der Slikke.
Voor deze Paralympische Spelen in Rio is dat nog net iets te vroeg, wat niet wegneemt dat er vanuit rolstoelhockey en -tennis al met grote belangstelling naar de resultaten wordt gekeken. En op hoofdlijnen zijn de onderzoekers er ook wel uit. Aanvallers zetten het best de zitting hoog neer, terwijl voor wie veel afstand maakt de balans essentieel lijkt. De ondersteuningswieltjes remmen de rolstoel op langere stukken te veel af. ‘Wat iemand wil, moet je combineren met wat iemand kan. Als iemand nog rompmobiliteit heeft, kan hij hoger zitten omdat hij dan tijdens het voortbewegen voorover kan buigen en die beweging om kan zetten in snelheid. Iemand met een hoge dwarslaesie zit met z’n bovenlichaam gefixeerd in zijn rolstoel. Die kán niet voorover buigen.’
Nieuwe inzichten in revalidatie
De nieuwe inzichten moeten leiden tot prestatieverbetering bij de topsporters. Daardoor verwachten de onderzoekers dat het rolstoelbasketbal zelf zal veranderen (zie kader Eerlijk spel). ‘De Paralympics hebben een geweldige emancipatieslag gemaakt, zeker na Londen’, vindt De Witte. ‘Daarvoor was het veel hobbyistischer, terwijl rolstoelsport nu veel meer benaderd wordt als topsport. Dat valt samen met een kentering in het denken over revalidatie. Vroeger was die erop gericht dat mensen hun dagelijks leven weer konden oppakken. De recente inzichten zijn dat revalidatie die erop gericht is de lichamelijke conditie te optimaliseren, sterk bijdragen aan de kwaliteit van leven. Anders gezegd: sporten tijdens revalidatie loont. Door ons onderzoek kun je mensen in revalidatie – niet alleen topsporters maar alle mensen die zijn aangewezen op een rolstoel – straks veel beter verwijzen naar een sport die bij hen past.”
Eerlijk spel
Rolstoelbasketballers zijn allemaal verschillend in de mate waarin hun handicap hen beperkt. Er zijn bijna geheel valide spelers, er zijn spelers met een bewegingsbeperking in hun bovenlijf. Om de wedstrijd eerlijk te houden, krijgt iedere speler een handicapclassificatie, van 1 (veel beperking) tot 4,5 (weinig beperking). Een coach mag maximaal 14 punten tegelijk opstellen in het veld. Dus zet je een 4,5-punt geclassificeerde speler neer, dan móét je ook wel paar mensen met een grotere beperking opstellen. ‘Die classificatie wordt gemeten in de rolstoel waarin je speelt’, vertelt De Witte. ‘We mogen verwachten dat het classificatiesysteem in de toekomst wel verandert.’