We praten tegenwoordig erg veel over voeding – ook over duurzame. Je zou denken dat we inmiddels een vrij accuraat beeld hebben van wat we in onze mond stoppen. Uit een bevraging die 542 respondenten van 18 tot 64 jaar oud invulden, blijkt dat absoluut niet het geval. De gemiddelde score was een povere 39 op 100. Nog geen kwart van de respondenten haalde een voldoende. Wat is er aan de hand?
Het probleem in vijf bevindingen.
Eos Wetenschap, Rikolto (Vredeseilanden), het Vlaams Instituut Gezond Leven en Velt vroegen 542 respondenten tussen 18 en 64 jaar naar hun kennis over duurzame voeding. De respondenten kregen 34 kennisvragen. Bij elke vraag konden ze kiezen uit vier antwoordopties, plus de optie ‘Geen idee’. De vragen waren verdeeld over vier categorieën: gezondheid, sociaaleconomisch, dierenwelzijn en milieu. Naast de kennisvragen beantwoordden de respondenten een aantal vragen over hun koopgedrag. De resultaten werden gewogen naar de Vlaamse bevolking en zijn representatief voor de bevolking naar leeftijd en geslacht.
1. Jongeren scoren het slechtst
Jongeren tussen 18 en 29 jaar scoorden op de enquête gemiddeld 34 op 100. De groep 50- tot 64-jarigen doet het iets beter, al mag ook zij geen bank vooruit. Met 44 op 100 zijn ook de ouderen gebuisd. Het grootste scoreverschil tussen de twee generaties zit in de categorie milieu. Daar haalt de jongste generatie 35 op 100, terwijl de ouderen een 48 op hun rapport zien. Onder die categorie kregen respondenten vragen als: ‘In welke maanden valt bij ons het tomatenseizoen?’ Slechts een derde van de jongeren gaf correct aan dat het van juni tot oktober is. Van de vijftigplussers gaf daarentegen maar liefst 80 procent het goede antwoord.
En in dezelfde categorie wist een derde van de jongeren (33 procent) dat linzen een kleinere watervoetafdruk hebben dan kaas, kip en rundvlees, tegenover de helft (51 procent) van de vijftigplussers.
Ook op het vlak van gezondheid staan ouderen steviger in hun schoenen. Op de vraag waarvan we vandaag te veel eten, gaf 86 procent van de vijftigplussers het juiste antwoord: bewerkte vleeswaren. Van de bevraagden onder de dertig had 61 procent het juist.
Er is een uitzondering: de kennis van jongeren over vegetarisch eten staat op punt. Van de bevraagden onder de dertig wist 70 procent
dat vegetariërs wel eieren eten (en geen vis, vleesbouillon of kip). De twee middengeneraties scoorden 65 en 48 procent, en bij de oudste generatie had 57 procent het bij het rechte eind. Opvallend is dat deze veertigplussers in 37 procent van de gevallen denkt dat vegetariërs wel vis eten.
"Producten zijn het hele jaar door verkrijgbaar, dus je kunt niet meer weten wanneer een appel wordt geoogst, tenzij je je in de materie gaat verdiepen"
Bevestigen deze ontmoedigende resultaten dat de kloof tussen boer en bord groeit?
Arts en journalist Marleen Finoulst denkt van wel. ‘Mijn ouders hadden een moestuin, mijn grootouders een boerderij. Ik hielp hen en zo leerde ik vanzelf wat een moeilijk gewas is, en wanneer het groeit. Nu is het niet evident meer dat je iemand kent die daarmee bezig is. We zijn minder met de natuur verbonden en producten zijn het hele jaar door verkrijgbaar. Je kunt niet meer weten wanneer een appel wordt geoogst, tenzij je je in de materie gaat verdiepen. Dat is erg, want we hebben een te grote ecologische voetafdruk. Het is veel minder belastend voor het milieu als je lokale seizoensgroenten koopt dan peultjes uit pakweg Kenia. Daarover zouden ze in supermarkten veel meer moeten informeren.’
Erik Mathijs, landbouweconoom aan de KU Leuven, vindt die verklaring te nostalgisch. ‘Het is logisch dat ouderen beter op de hoogte zijn. Door ervaring bouw je kennis op. Ik wist dertig jaar geleden ook niet wanneer het seizoen van de appel of tomaat is. Ik zie dat bij mijn eigen puberkinderen ook. Die hebben geen interesse in hun eten.’
Ook Loes Neven, expert voeding en ondervoeding bij het Vlaams Instituut Gezond Leven, geeft aan dat die kloof tussen jong en oud er vooral is omdat ouderen meer met hun voeding bezig zijn. ‘Uit de Belgische nationale voedselconsumptiepeiling blijkt dat adolescenten de minst goede eetgewoontes hebben. Ze drinken bijvoorbeeld veel suikerrijke dranken. Als ze ouder worden, verbetert dat doorgaans. Sommigen zien dan het belang van goede voeding in.’
- Niet olijfolie, maar lijnzaadolie is rijk aan omega 3-vetzuren. Dat weet 27 procent van de respondenten.
- In halfvolle chocolademelk zit meer suiker dan in cola.
- 71 procent van de vijftigplussers weet dat de oogst van appels in ons land in september start, tegenover 39 procent van de jongeren.
- 49 procent van de respondenten weet dat je voor je gezondheid beter geen notenolie gebruikt om friet in te bakken.
- Onverdoofd slachten is geen gebruikelijke handeling in de vleesvarkenindustrie. Dat weet 39 procent van de respondenten.
2. We weten niet wat gezond is
Als we een voedingsproduct kopen, letten we daarbij het meest op onze gezondheid. Dat vinden we belangrijker dan dat een product diervriendelijk, milieubewust of fair is. Bij de vraag in welke mate ze er in de winkel op letten dat hun voeding gezond is, antwoordde 37 procent van de respondenten met een 8 op 10 of hoger. Zeker ouderen (43 procent) en vrouwen (41 procent) gaven aan met die vraag te zitten. Toch gaan we bij een aantal gezondheidsvragen flink de mist in. In totaal scoren we gemiddeld 4 op 10.
De Hoge Gezondheidsraad geeft aan dat we elke dag minstens 500 gram groente en fruit moeten eten. Twee derde van de ondervraagden denkt dat de aanbevolen hoeveelheid 200 gram of minder is. Slechts 23 procent koos het juiste antwoord.
"Gewichten blijven abstract: 300 gram groenten, is dat een half bord? Een kwart? Al neemt dat niet weg dat de meeste respondenten met 200 gram groenten en fruit te laag mikken"
Volgens Neven is die slechte score niet alleen te wijten aan ons gemiddelde kennisniveau. ‘Aanbevolen hoeveelheden zijn vaak aan verandering onderhevig. ‘Eet 500 gram groente en fruit’, zegt de Hoge Gezondheidsraad. Bij Gezond Leven houden we het op 300 gram groente en 250 gram fruit, terwijl de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) de lat op 400 gram groente en fruit legt. Hoeveel is het nu? Bovendien blijven die gewichten abstract. 300 gram groenten, is dat een half bord? Een kwart? Al neemt dat niet weg dat de meeste respondenten met 200 gram groenten en fruit te laag mikken.’
Ook bij de vraag welke drank het meeste suiker per 100 ml bevat, slaat een groot percentage de plank mis: 88 procent gaat ervan uit dat cola de suikerkoning is, terwijl het eigenlijk halfvolle chocolademelk is (gekozen door 6 procent). Een beetje een strikvraag – we keken naar het etiket en telden de melksuikers mee. En alles welbeschouwd is het goed dat de respondenten cola aangeven, waar ook veel suiker in zit.
Volgens Mathijs levert dit soort vragen betekenisvolle ‘aha-momenten’ op bij deelnemers. ‘We weten dat er suiker zit in cola, maar bij melkdranken of chocolademelk zijn we ons daar veel minder van bewust.’ Momenteel ziet Mathijs nog een diepe kloof tussen onze attitude en ons gedrag. ‘De meerderheid weet wel dat bewerkte vleeswaren slecht zijn voor de gezondheid. Toch blijven we het eten. Daarbij merk ik een groot verschil tussen opleidingsniveaus.
"80% van de hoogopgeleiden weet dat vleeswaren te vermijden zijn, tegenover slechts 55% van de respondenten die het lager secundair hebben afgerond. Dat is een groot verschil, terwijl het toch over iets fundamenteels voor je gezondheid gaat"
Uit de bevraging blijkt dat 80 procent van de hoogopgeleiden weet dat vleeswaren te vermijden zijn, tegenover slechts 55 procent van de respondenten die het lager secundair hebben afgerond. Dat is een groot verschil, terwijl het toch gaat over iets wat fundamenteel is voor je gezondheid.’ Mathijs schat het risico op een kenniskloof tussen lager- en hogeropgeleiden dan ook hoger in dan een kloof tussen jongeren en ouderen.
Ondanks onze betrekkelijk lage score op het vlak van gezondheid, denken we vaak te weten wat gezond voor ons is. Opvallend weinig respondenten vinkten in deze categorie immers de antwoordoptie ‘Geen idee’ aan. Ze dachten het juiste antwoord wel te kennen. Volgens Marleen Finoulst hangt die frictie tussen werkelijke en vermeende kennis samen met de stortvloed aan voedingsadviezen die we via de media over ons heen krijgen. ‘De invloed van die adviezen is niet te onderschatten. De hele hype rond havermout, bijvoorbeeld, voert terug tot één boek. En als mensen er eenmaal van overtuigd zijn dat ze beter functioneren zonder pakweg koolhydraten of vet, dan krijg je ze moeilijk nog van hun overtuiging af.’
3. We liggen niet wakker van het regenwoud
"We leggen de link niet tussen palmolie enerzijds en krimpend regenwoud en bedreigde orang-oetans in Indonesië anderzijds. Waarom zouden we er dan ook wakker van liggen?"
Steeds meer producten komen niet meer uit eigen land. Ze leggen een grote weg af voordat ze tot bij ons geraken. Dikwijls hebben we er geen benul van dat volwassenen en kinderen van over de hele wereld de rekken in de lokale supermarkt helpen vullen.
Van de respondenten was 31 procent niet op de hoogte van het voornaamste sociale probleem bij de cacaoteelt. Zij gaven aan niet
te weten dat onze chocoladerepen met 70 procent cacao en onze chocoboterhammen gepaard gaan met kinder- en slavenarbeid.
En het milieu? Slechts een op de vier respondenten (27 procent) weet dat de soja die dieren voor onze kipfilets en gehaktballen eten uit Zuid-Amerika komt. Ruim een derde (37 procent) denkt eerder dat de voedersoja voornamelijk uit China, Oost-Europa of België komt. De rest gaf aan het niet te weten. Dat is niet zo verwonderlijk. Het gaat over een stap in de keten van je stukje vlees waarmee we niet in aanraking komen.
Hetzelfde geldt voor palmolie. We hebben doorgaans geen idee dat er palmolie verwerkt zit in meer dan de helft van de producten in de supermarkt (slechts 15 procent bleek daarvan op de hoogte; de rest gaf een lagere inschatting of gaf aan het antwoord niet te weten). Dat er voor sojaplantages grote stukken regenwoud worden gekapt, is evenmin bekend.
‘We weten niet wat het probleem is met palmolie’, zegt Mathijs. ‘We leggen de link niet tussen palmolie enerzijds en krimpend regenwoud en bedreigde orang-oetans in Indonesiëanderzijds. Waarom zouden we er dan ook wakker van liggen?’
4. Vee is een vraagteken
"Belgen geven verrassend minder om dierenwelzijn dan Duitsers of Nederlanders. In Nederland heb je een Partij voor de Dieren, dat zal in België niet aanslaan"
De volledige veestapel heeft haar bestaansrecht te danken aan onze behoeftes. En toch weten we net daarover nog het minst. Dat leidt tot een paradox. Vlees is nagenoeg overal beschikbaar, maar de industrie erachter blijft grotendeels onzichtbaar. Op de vraag hoeveel dieren we jaarlijks in Belgische slachthuizen doden, geeft 10 procent van de respondenten het juiste antwoord: 300 miljoen. Iets minder dan de helft (45 procent) gaf aan het antwoord niet te weten, terwijl de resterende 45 procent een te laag cijfer aanduidde.
Ook de gemiddelde leeftijd van een Belgische vleeskip ontgaat ons. Een op de vijf (19 procent) antwoordde correct met zes weken. De meesten denken dat kippen langer leven. Ze gokten op drie, acht of 24 maanden. Ook bij hoeveel liter melk een gemiddelde melkkoe per dag geeft, zitten we er doorgaans flink naast. De meeste respondenten (30 procent) dachten dat het 12 liter is, en nog eens 27 procent gaf aan het niet te weten. 22 procent had het juist, met 27 liter.
De milieubelasting van onze veeteelt schatten we dan weer te hoog in. De veeteelt is verantwoordelijk voor 14,5 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen. Een vijfde van de respondenten (21 procent) heeft dat juist, een derde (31 procent) denkt dat het 35,4 procent is, en 12 procent gokt zelfs op 51,4 procent.
Dat veeteelt een grote belasting legt op het milieu, dat is in elk geval bij de meesten bekend. Onze over het algemeen belabberde kennis over de veeteelt lijkt te bevestigen wat Finoulst aangeeft: ‘We komen er niet meer mee in contact.’
Mathijs zegt dat Belgen verrassend minder geven om dierenwelzijn dan Duitsers of Nederlanders. ‘Belgen hebben veel meer het bourgondische van de Fransen in hun cultuur. In Nederland heb je een Partij voor de Dieren, dat zal in België niet aanslaan. Na de misstanden in de Belgische slachthuizen is er weinig veranderd aan ons consumptiepatroon. We barbecueën lekker verder.’
5. We zijn labelanalfabeten
De meerderheid van de respondenten kiest minstens af en toe voor producten die een duurzaamheidslabel dragen. Hoewel slechts 6 procent zegt hier zoveel mogelijk op te letten, is er een grote groep die er af en toe voor kiest (48 procent) en een kleinere (14 procent) die er alleen bij bepaalde producten op let. Slechts een kwart (27 procent) slaat geen acht op duurzaamheidslabels. Toch herkennen we lang niet altijd labels, en we weten ook niet steeds waarvoor ze staan. 39 procent weet dat Fairtrade een internationaal label voor handel met het Zuiden is, en 36 procent herkent het Europese biolabel – dat groene blaadje – dat op alle bioproducten staat in Europa.
"Het is niet bewezen dat bioproducten ook gezonder zijn, dus waarom zou je er dan meer voor betalen?"
Zoals eerder al bleek, letten we bij het winkelen meer op gezondheid dan op duurzaamheid. ‘Het is niet bewezen dat bioproducten ook gezonder zijn, dus waarom zou je er dan meer voor betalen?’, zegt Finoulst. ‘We zijn eerder geneigd om te kiezen voor een product waarvan we denken dat het gezond is of als we vinden dat het een aantrekkelijke verpakking heeft. Mensen hebben ook wantrouwen in de voedingsindustrie door schandalen met bijvoorbeeld eieren en vlees. Dat wantrouwen trekken ze door naar de labels.’
Volgens Mathijs kan de gemiddelde consument door het labelbos de bomen niet meer zien. Er zijn erg veel labels, en we weten niet precies op welke we goed of minder goed moeten letten. Mathijs pleit voor meer informeren. ‘Het kleurensysteem dat je terugvindt op elektrische toestellen vind ik goed. Het is een helder puntensysteem voor de milieu-impact. Iets soortgelijks zouden we ook moeten doen voor voedingsproducten.’
Wat nu?
We hebben een slecht rapport; er schort iets aan ons kennisniveau. Dat ligt niet alleen aan ons. In de eerste plaats moeten beleidsmakers inzetten op correcte informatie. ‘We moeten ingaan tegen alle foute opvattingen die de ronde doen’, zegt Marleen Finoulst. Ze vindt het opvallend dat personen die een dieet volgen niet beter scoorden op de vragen. ‘Kennelijk laten zij zich nog meer leiden door goeroes met rare eetgewoontes. Dat moeten we aanpakken.’ Tegelijk geeft Finoulst toe dat kennis niet de volledige oplossing is. Ook emoties beïnvloeden ons eetgedrag. ‘Ik eet zelf ook meer vette dingen als ik stress heb.’
"Als je iemand kan doen beseffen dat te veel bewerkt rood vlees ongezond is én slecht voor het milieu, dan boek je het meeste winst"
Ons eetgedrag wordt niet uitsluitend bepaald door kennis, zegt ook Loes Neven. ‘Er zijn zoveel redenen om voor de ongezonde optie te gaan: gemak, prijs, imago, verleiding ... Uit onderzoek naar nudging of beïnvloeding blijkt dat we een beslissing maar voor een klein deel rationeel maken. We moeten ervoor zorgen dat de gezonde en duurzame keuze ook de voor de hand liggende keuze is. Dat moeten we bewerkstelligen op overheidsniveau, met onder meer taksen en labeling. Ook supermarkten en bedrijven moeten we bereiken, en scholen.’
Educatie blijft een belangrijke pijler. ‘Het helpt als het onderwijs meer inspeelt op het waarom’, zegt Erik Mathijs. ‘Je kunt zeggen dat vlees slecht is voor het milieu, maar een belangrijke motivator om er minder te eten is weten waarom het dan zo slecht is. Je moet kunnen tonen wat het systeem achter het product is, bijvoorbeeld dat er voor het voer van jouw stukje vlees regenwoud wordt gekapt.’ Volgens Mathijs moeten beleidsmakers prioriteit geven aan kennis over gezondheid. ‘Dat houdt ons het meest bezig bij een aankoop. Als je iemand kan doen beseffen dat te veel bewerkt rood vlees ongezond is én slecht voor het milieu, dan boek je het meeste winst.’
- Op www.eostrace.be lees je meer over de weg en impact van een groeiend aantal voedingsmiddelen.
- Ga naar www.labelinfo.be om meer te leren over de betekenis van de verschillende duurzaamheidslabels die bij ons te vinden zijn.
- Op www.gezondleven.be helpt het Vlaams Instituut Gezond Leven je op een toegankelijke manier om gezond te leven.
- Stel vragen bij de aankoop van je product.
- Lees de verpakking.
- Let op de bron als je leest over voeding. Is het een wetenschappelijke bron, of komt de tekst van iemand die belangen behartigt, zoals de verkoop van een kookboek of voedingsmiddel?